Porquerolles ****Gouden eiland in de Middellandse Zee
Het eiland is te bereiken per boot vanaf verschillende havens. Er zijn twee rederijen die de overtocht aanbieden; één met rode boten en één met blauwe boten. De blauwe boten van TLV varen vanaf Giens (La Tour Fondue) en in het hoogseizoen ook vanaf Hyères.
De rode boten van Les Bateliers de la Côte d’Azur varen vanaf vier verschillende havens naar Porquerolles: Toulon, Les Sablette, La Londe en Saint Mandrier.
Het is aan te raden om van te voren een kaarten voor de boot te kopen want per dag mogen slechts 6.000 mensen de overtocht naar het eiland maken. Door het aantal toeristen in de dammen wordt de unieke natuur op het eiland beschermt. Als je wilt kan je je fiets ook meenemen.
Onze gîte ligt op ruim een uur rijden en aangezien we niet weten of we de auto gemakkelijk kwijt konden zijn we ruim een half uur te vroeg. Parkeren is geen probleem dankzij drie grote parkeerplaatsen. Aangezien ik Amsterdam gewend ben valt het parkeergeld wel mee, maar dat is een kwestie van perspectief denk ik.
Gewapend met online tickets melden we ons bij de haven van Giens waar bij de controle blijkt dat we bij de verkeerde haven waren; we zouden moeten opstappen in de haven van Hyères. Gelukkig is er nog genoeg plek op het schip en mogen we gewoon mee. Een paar uur later bij de terugtocht heb ik flink wat overredingskracht nodig om op de boot te komen maar uiteindelijk mochten we toch mee.
De boot is comfortabel en we vinden een plekje op het buitendek en daar genoten we van het prachtige uitzicht. Na een minuut of twintig zijn we in het haventje van het eiland. De veerdienst zet je af aan het einde van een pier en het is een fijn wandelingetje naar het dorpje.
Ondanks dat er een beperkt aantal mensen op het eiland wordt toegelaten is het toch behoorlijk druk in het dorp. De sfeer in het dorp is een tikje anders dan je gewend bent in de Provence, volgens de groene gids doet het meer denken aan Noord-Afrika. Rondom het centrale plein is het gezellig druk en hier vind je alles wat je nodig hebt.
Fietsen
Porquerolles is een klein eiland en heeft een oppervlakte van ongeveer een tiende van Texel (of een kwart van Schiermonnikoog). Aangezien er bijna geen auto’s rijden is de fiets een prima middel om het eiland te verkennen. In het dorp vindt je dan ook genoeg bedrijven waar je deze kunt huren. Ook elektrische fietsen zijn hier volop te huur.
Wij besluiten echter het eiland te voet te verkennen en nadat de bidons zijn gevuld lopen we naar het zuiden richting de vuurtoren. Na tien minuten verlaten we het dorp en lopen we over een lommerrijke weg. Aan linkerkant verschijnen de eerste olijfbomen en daar hebben ze er hier veel van, aan de rechterkant loopt een klein kanaal.
De olijfbomenkweek vormden samen met de wijngaarden de landbouwactiviteiten op het eiland. Deze werden ontwikkeld in het begin van de vorige eeuw en was de laatste in een lange poging om wat van het eiland te maken. Sinds de oudheid was de samenleving van Porquerolles geregeld afgegleden naar anarchie waarbij de economische activiteiten voornamelijk bestonden uit piraterij.
Piraten
Veel vorsten hebben hier een eind aan proberen te maken maar nooit met heel veel succes. Het mooiste voorbeeld is de poging van Frans I in de zestiende eeuw die van de hele eilandengroep een markizaat maakte met de bedoeling om het gebied te ontginnen. Hoewel de arbeiders waren vrijgesteld van belasting bleek het toch onmogelijk om genoeg mensen te vinden.
Om de ambities te halen werd besloten om de bewoners van gevangenissen op het eiland als arbeiders te gebruiken. Deze groep mensen had zo zijn eigen plannen en de criminelen namen binnen korte tijd het bestuur van het eiland over en pakten de piraterij weer op.
Maar in de twintigste eeuw werd een nieuwe poging gedaan om het eiland een andere toekomst te geven. Onder leiding van la Compagnie Foncière de l’île de Porquerolles werd het eiland ontwikkeld. Er werd flink geïnvesteerd in de infrastructuur en er werden wijn- en olijfgaarden gebouwd. Dit hield de eilandbewoners wel af van piraterij maar echt een succes werd het niet direct.
In 1912 bleek echter dat de financiële basis van de organisatie niet stabiel was en werd het eiland op een veiling gekocht door ene Joseph Fournier. Deze Belg heeft een opmerkelijk levensverhaal en werd na veel omzwervingen in Amerika uiteindelijk steenrijk dankzij de ontdekking van een goudader in Mexico. Met dit fortuin kocht hij het eiland voor de Zuid-Franse kunst en ging er met zijn familie wonen.
Fournier bleek een zegen te zijn voor het eiland. Hij ging verder met het ontwikkelen van het eiland door landbouwcoöperaties op te richten, nieuwe gewassen te introduceren en de aankoop van boten om de verbinding met het vaste land te garanderen. Daarbij wist hij de kwaliteit van de wijn zodanig te verbeteren dat hij hiervoor als eerste het label van de AOC van de Côte-de-Provence verkreeg. En dat is altijd goed voor de inkomsten en voor het eerst kon Porquerolles zonder schepen te overvallen zich te ontwikkelen.
De man woonde tot zijn dood in 1935 op Porquerolles en ligt hier ook begraven. De familie hield het eiland tot 1971 in bezit toen het aan de Franse Staat werd verkocht. Het klinkt nu best raar dat een heel eiland in bezit is van één persoon maar dat kwam vroeger wel ook in Nederland voor; zo was Schiermonnikoog tot 1945 ook in bezit van een Duitse familie.
Vuurtoren
Maar terug naar Porquerolles. Na een korte wandeling langs de olijfbomen kwamen we langs een klein gebied met met een paar grote vijvers, Les Lagunes genaamd. De grote rietkragen en de aanwezigheid van kroos op het water deed mij het een beetje denken aan onze polders in Noord-Holland. Hier komen de meeste kleurrijke watervogels die je bij de observatieplekken goed kan beloeren. Helaas voor ons lieten deze beesten zich niet zien.
Hierna verandert het landschap en loop je in een bos waar de klim naar de vuurtoren begint. Steil wordt het echter nooit maar je merkt wel dat je omhoog gaat. De bomen zijn hier groot en prachtig. Maar de meest opvallende zijn hier de cicades. Deze insecten zijn werkelijk overal op de dit eiland en iedereen die ooit in de Provence is geweest kent ook het geluid die ze maken.
Maar in Porquerolles lijken ze meer geluid te maken dan elders. Nu hou ik best van het gezang van cicades want het geeft mij dat heerlijke gevoel dat ik in het zuiden ben, maar hier is het geluid niet normaal hard. Op sommige plekken had ik echt spijt dat ik mijn oordopjes met Noise Cancelling in de gîte had laten liggen. Het geluid van zo hard dat we bij de terugtocht op de boot halverwege nog steeds het geluid van deze insecten konden horen; deze beesten kunnen herrie maken.
De vuurtoren staat op één van de hoogste punten van het eiland en volgens de boekjes zou die open moeten zijn voor publiek. Helaas is deze gesloten tijdens ons bezoek en het lijkt erop dat dit permanent is maar dat mag de pret niet drukken. Aan de zijkant is er een terras en zien wij voor het eerst de prachtige zuidkust van het eiland.
De zuidkust is bijzonder ruig en bestaat uit hoge kliffen die in de blauwe zee zakken. Net als de kust tussen Marseille en Toulon vind je hier calanques; diepe en steile kloven waarvan de onderkant in zee ligt. Het is een adembenemend panorama.
Aan de andere kant van de vuurtoren kan je bijna het hele eiland overzien. Je moet een beetje door de bomen doorkijken maar dan zie je het dorp, de vesting, de rede van Hèyves en Massif des Maures. Het eiland vormt een onderdeel van deze kleine bergketen dat zich uitstrekt van Toulon tot Frejus.
Wij besluiten naar de kust te volgen richting het oosten. Het pad loopt door een bos waar je af en toe een uitzichtpunt hebt om te kust te aanschouwen. Dat doen we dan ook geregeld en laten ons verbazen door de panorama’s; de een is nog mooier dan de ander.
Strand
De augustuszon doet zijn best en de warmte drijft ons terug naar het dorp. Na het eten van een ijsje met lavendelsmaak slaan we linksaf naar het strand. Hier is het aanmerkelijk drukker maar na een kwartiertje lopen we het strand op om een frisse duik te nemen voor de nodige afkoeling.
Wij zijn niet zulke strandmensen en hier is het redelijk druk op het mooie strand. De vloedlijn is bedekt met een dikke laag organisch materiaal waar je voeten in wegzakken. Het voelt een beetje vies aan maar eenmaal in het water sta je gewoon in het zand.
Video van Porquerolles
Beelden van Porquerolles
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Porquerolles en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Porquerolles
Le Castellet: Sfeervol dorp met uitzicht op de Middellandse Zee ****
Daarbij combineerden we het uitje met een bezoek aan de kust bij Bandol. Wij zijn niet zulke strandliggers maar zwemmen in de Middellandse Zee is altijd een traktatie. Dat ging helaas niet door want juist op deze dag was er een harde wind en het water was te wild om te zwemmen. Het was gewoon te gevaarlijk om te zwemmen, het was zelfs verboden en dat begin augustus.
Dat maakten ons niet veel uit omdat de hoge golven die zich stuk sloegen op de rotsen voor genoeg visuele spektakel zorgden. Daarbij waagden er een dappere golfsurfer zich in de zee en die had de dag van zijn leven. Dat hij er niet veel van bakte verbaasde ons niet want zoveel golven heb je normaal gesproken hier niet. We hebben ons een ruim uur vermaakt met dit schouwspel.
Maar terug naar Le Castellet. Het dorp ligt even ten noorden van Bandol (fijne rosé) op de top van een berg van 250 meter hoog. In Nederland is dat een flinke jongen maar in de Provence valt het amper op tenzij je er natuurlijk een dorp bovenop bouwt.
Le Castellet betekent natuurlijk kasteel (of vesting) en dat verklaart ook direct de plek waarop het dorp is gebouwd. Wij parkeerde onze auto op een parkeerplaats even buiten het dorp en moesten dus een stukje lopen. Dan zie je ook duidelijk dat het dorp uitstekend verdedigbaar is. De hoge muren en de kleine poorten zorgden ervoor dat de inwoners zich veilig hebben gevoeld.
Dat was nodig ook want het dorp lag tijdens de late middeleeuwen precies op het front van een oorlog tussen de graven van de Provence en de heren van Baux. Dit conflict heeft generaties lang geduurd en kwam pas in de vijftiende eeuw tot een einde.
De parkeerplaats ligt niet ver van het dorp op ongeveer 10 minuten lopen. Het is een prima maar je moet er wel voor betalen. Maar dan heb je ook wat want er ook een toilet. Hoewel het in het dorp niet heel druk was, waren wij wel de laatste die op het parkeerterrein werden toegelaten. Aan het andere kant van het dorp is nog een parkeerplaats.
Het centrum van het dorp is zo goed als autovrij en dat is maar goed ook. De straatjes zijn namelijk nauw en steil waardoor er helemaal geen plaats is voor auto’s. Bovendien zou het de sfeer behoorlijk verpesten, en juist de sfeer is hier uitstekend.
Het dorp bestaat voor een groot deel uit kronkelende straatjes, steegjes en zo nu en dan een pleintje. Dit alles wordt aangekleed door tal van kleurrijke winkeltjes waar lokale waar wordt aangeboden. Voor een groot deel is dat de voorspelbare toeristische spulletjes maar hier zijn ook winkeltjes te vinden die meer dan dat aanbieden.
Wij hebben een tijdje staan kijken bij een kaarsenmakerij waar schalen worden gemaakt van kaarsvet in de meest fantastische kleuren. Vanzelfsprekend zijn hier de nodige galeries waar plaatselijke kunstenaars hun producten aanbieden. En dat valt hier alles behalve tegen want de meeste creatievelingen in Le Castellet ontstijgen het gemiddelde met gemak.
Natuurlijk komt ook de innerlijke mens hier niets te kort, het is immers het zuiden van Frankrijk. Er zijn genoeg restaurants, bistro’s en andere eettentjes om je hart op te halen. Ook een goed bakker ontbreekt niet. Lekkere dingen zijn hier genoeg want het dorp ligt tussen de olijfgaarden waar zeer goede olie wordt gemaakt, volgens de inwoners van deze streek zelfs de beste van de wereld. Maar goed, ik vind Zaanse Mayonaise en Mosterd de lekkerste.
Ook de wijn mag niet worden vergeten. De AOC heet hier Bandol en de rosé, maar ook de witte wijn, is zeer goed. Ik zal niet zeggen de beste van de wereld maar toch wel heel lekker.
Bij een Frans dorp hoort een kerk en Le Castellet heeft er ook één. Midden in het dorp, bovenop de berg staat hij aan een klein pleintje. Het is duidelijk een oud gebouw maar ik heb niet kunnen achterhalen hoe oud precies. Binnen valt direct op de kerk maar één zijbeuk heeft, de noordelijke ontbreekt. Gezien de dichtgemetselde bogen lijkt het erop dat er ooit een zijbeuk is geweest. Verder is de ronde apsis (achterkant van de kerk) fraai. De kerk is niet overdadig versiert en omdat de muren niet gepleisterd is geeft het geheel een vrij ruwe indruk. Zeker even naar binnen lopen!
Panorama
Terwijl we weer afdaalde naar de parkeerplaats hebben we nog even stil gestaan op één van de terrassen om te genieten van het prachtige uitzicht. Vooral het panorama naar het zuiden is de moeite waard met op de achtergrond de mooie blauwe Middellandse Zee.
Cotignac: kleurrijke huizen, gezellige markt en grotwoningen ***
Eenmaal op het pleintje bevonden we ons in de drukte van een gezellige regionale markt waar tal van heerlijkheden zoals kaas, worst, wijn en olijfolie werden aangeboden. De marktkramen werden daarbij omringt door terrassen vol met lunchende gasten. Dit alles vond plaats in de schaduw van grote platanen zoals het hoort in de Provence. Het geheel was een traktatie voor oog, oor en neus.
Hoewel we wel wat honger hadden, dat krijg je vanzelf als je in zo’n omgeving bent, besloten we om eerst het dorpje, of eigenlijk stadje, te bekijken. Aan het einde van het marktplein wordt je vanzelf in het oude deel geleidt dat te herkennen is aan de nauw, soms steile, straatjes met hoge huizen.
De huizen in Cotignac zijn veelal in gezellige kleuren geverfd. Waarom dit is ben ik nog niet achter gekomen maar de roze, rode en blauwe gevels zorgen voor een levendige en opgewekte sfeer. In één van de eerste straatjes staat een aardige kerk die we natuurlijk even bezochte. Opvallend was dat het binnen redelijk warm was, meestal zijn kerken koel. De airco’s in de kerk geven aan dat dit ook de uitbater is opgevallen.
Grotwoningen
Na het bezoek van de kerk liepen we door richting dé eye-catcher van het Cotignac; de enorme steile rotswand van tachtig meter die boven het dorp uittorent. Daarboven staan twee vierkanten torens die we niet hebben kunnen bereiken. Deze waren ooit onderdeel van een kasteel maar dat is er nu niet meer.
In de kleurrijke en schaduwrijke straatjes zijn gezellige winkeltjes te vinden waarvan een deel zich richt op de toeristen; keramieke cicades, olijfolieflesje en lavendelkussentjes, dat soort werk. Het is niet storend en wat is er tegen dat er wat wordt verdient aan de toeristen. Niet dat het hier heel druk is maar is het zeker niet uitgestorven. Ook kunstenaars bieden hier in kleine galeries hun waar aan en daar zit best best aardige dingen bij. Wat is een Frans dorp zonder kunstenaars.
Een beetje hoger ligt nog een plein met het gemeentehuis compleet met poort zo’n typisch Provençaals torentje met een bel in ijzerwerk op de top. Dat heeft iets met de wind te maken. Hier bevindt zich een bakker en nog een terras dat ook helemaal vol zat.
Grotten
Even doorlopen en je bevindt je onder de eerder genoemde steile wand. Deze is van tufsteen en de geologen onder ons weten dan dit gesteente afkomstig is uit een ontploffende vulkaan en is opgebouwd uit samengeperst as met grote brokken steen ertussen. Laat je daar een paar miljoen jaar water op los en er ontstaan grotten. En die heb je hier ook.
Er is een route naar een grot, die openbaar is, maar die is tijdens de lunch gesloten.
De grotten in de wand werden in prehistorie al bewoond en daarna eigenlijk nooit meer verlaten door de mens. Ook nu nog wonen er mensen in deze grotten al hebben ze er voor het gemak wel een geveltje voor gemetseld. Maar er zijn er ook die een compleet huis tegen de wand hebben aangebouwd. Ik had graag binnen gekeken hoe de natuurlijke wand in het interieur is verwerkt.
Een aantal van deze huizen zijn ook te huur als vakantiehuis. Lijkt mij helemaal leuk om een weekje op deze unieke locatie vakantie te vieren. Al mochten wij ook niet klagen over onze gîtes tussen de wijngaarden.
Doolhof van steegjes
Er is een complete wijk tegen de rots gebouwd die door allerlei sluip-door-kruip-door steegjes en gangetjes zijn verbonden. Het is bijzonder leuk om hier door heen te lopen helemaal omdat je zo nu en dan een prachtig uitzicht hebt op het dorp.
Op zo’n bergwand is de ruimte krap waardoor de huizen dicht tegen de straat aanstaan, vaak voorzien van een overtuin aan de andere kant van het nauwe straatje. Het voelt allemaal heel intiem aan en als twee meter lange Nederlander keek ik pardoes door een raampje waar de pannen op het fornuis stonden voor de lunch. En rook lekker en met een beetje lachen en bonjour roepen heb ik mij maar uit deze toch wat gênante situatie proberen te redden. Toch zullen de bewoners blij zijn als ‘s avonds de meeste toeristen weer op de camping zijn neergestreken. Ik woon niet ver van de Zaanse Schans en ken dat gevoel wel een beetje. Dit mag echter niet de reden zijn om hier toch even te gaan kijken.
Eenmaal neergedaald in het lagere deel van het dorp besloten wij ons te goed te doen aan een lekkere ijsje; Coupe Liegeois is favoriet bij ons!
Fontaine-de-Vaucluse: dorp met de grootste bron van Frankrijk ***
Druk met toeristen
Het was augustus toen wij Fontaine-de-Vaucluse bezochten, hoogseizoen dus. Ik had een dorp bomvol toeristen verwacht maar dat viel wel mee. Het waren zeker wel mensen maar zeker niet ongemakkelijk veel. We vonden net buiten het centrum een plekje voor de auto en liepen over een prachtige brug naar het centrum.
De oude brug is het eerste plekje waar je vanzelf even blijft staan om te genieten van het uitzicht op het dorp met op de achtergrond prachtige kliffen. Het oude houten waterrad vlak naast brug maakt het beeld compleet zodat het bijna onmogelijk is om hier geen foto te maken.
Langs de rivier de Sorgue is er een mooie boulevard met aan de ene kant allerlei winkeltjes, restaurantjes en andere etablissementen en aan de andere kant het wat dieper gelegen heldere en snel stromende water van de rivier. Het water bleek leuker dan verwacht. Het is super helder waardoor je alle waterplanten ziet die met hun lange groene slierten dansen op het ritme van de stroming.
Eenden
Als je mazzel hebt dan dobberen er eenden en dat zijn toch wonderbaarlijke beesten; ze kunnen lopen, vliegen en zwemmen maar je hebt toch het idee dat ze nergens echt goed in zijn. Als je ze in de Nederlandse polder op het water van een slootje ziet landen dan krijg je toch het idee dat het toch erg onhandige vogels zijn. Maar in het snel stromende water van de Sorgue weten zich verrassend goed te bewegen en duiken ze hier en daar half onder om wat van de waterplanten te knabbelen.
De bron van de Sorgue
De boulevard leidt je vanzelf langs de rivier richting de grootste attractie; de plek waar de rivier boven de grond komt en dat is tevens de grootste waterbron van Frankrijk. Het ligt net even buiten het dorp in een klein keteldal achter een waterval. De grot met de bron is via een kleine maar steile afdaling te bereiken.
Wij waren er in de zomer maar het waterspektakel is op zijn best in de lente en de herfst. Dan is de hoeveelheid water het grootst en spuit de rivier de grond uit. Wij zagen een mooi poeltje dat zacht pruttelt maar een spektakel kon je het moeilijk noemen.
Om de plek waar het water omhoog komt te bereiken is het een beetje klauteren; eerst moet je stukje omhoog om daarna weer te dalen. Er is hier geen pad want bij hoog water neemt de rivier de tegenovergestelde richting en tegen dat geweld is geen pad bestand.
Beneden sta je op een vreemde en mysterieuze plek. Niet echt heel erg mooi maar toch zeker indrukwekkend. Op het bodem stroomt het water rustig en gemoedelijk maar alles om je heen ademt dat op deze plek dat er zo nu en dan flink natuurgeweld wordt losgelaten. En dat is ook zo want de rivier spuit dan over het talud die we net hebben beklommen en dat is best hoog.
Het water is voor een groot deel afkomstig van de Mont Ventoux en de directe bergen daarom heen. De waterdruppels vinden een weg door het kalksteen van het plateau van de Vaucluse en komt hier weer omhoog. Het kalksteen is ontstaan toen de Provence onder een tropische zee lag. De zee was daar niet even voor de lol op een zomeravond doorgespoeld maar heeft daar miljoenen jaren gelegen. De dieren in die zee zonken na hun dood naar de bodem en hun skeletjes vormden zo na verloop van tijd een dikke laag kalksteen.
Kalksteen plateau
Het plateau van de Vaucluse is in feite een enorm berg doden dieren waar het regenwater lekker doorheen kan druppelen en zich verzameld ergens in een grot onder de grond van Fontaine-de-Vaucluse. Als er veel regent of er is veel smeltwater is en de grot vol loopt moet het water ergens heen. De kortste weg is blijkbaar naar boven en zo komt het water aan de oppervlakte.
De diepte van de grot was lange tijd wel een dingetje. Iedereen wilde weten hoe diep die werkelijk was en werden allerlei pogingen gedaan om hier achter te komen. Zelfs de bekende Jacques Cousteau is hier in het water gesprongen maar moest het opgeven op meter of 75. Uiteindelijk is er in de jaren tachtig van de vorige eeuw een robot aan te pas gekomen en die stuitte pas pas na 308 meter op de bodem en dat is verrassend diep.
Op de terugweg hebben we genoten van een kleine picknick met brood, kaas en natuurlijk een Cantaloupe meloen. Die eten we bijna elke dag in de zomer in Frankrijk en het liefst op een mooi plekje en die zijn er genoeg langs de oever van de Sorgue. Het wandelpad van het dorp naar de bron door de kloof heeft voldoende mogelijkheden voor een kleine lunch.
Boven de kloof staat nog een fijne ruïne van een kasteel. Hier woonde niet een ridder, graaf of hertog maar een bisschop wat weer meer tot de verbeelding spreekt. Nu woont er niemand meer en gezien de staat van het onroerend goed is dat maar goed ook. Er is wel een wandelpad naar toe maar omdat één van de kinderen in ons gezelschap nogal onberekenbaar gedrag vertoonde leek het ons niet verstandig dit pad te volgen.
Wel hebben we nog de papiermolen bezocht die je niet kan missen als je weer terug naar de loopt. Hoewel we uit de Zaanstreek komen waar je al op de basisschool wordt meegenomen naar een papiermolen vonden we dit allemaal een interessant bezoekje. Het grote verschil is natuurlijk dat het hier gaat om een watermolen en niet met een windmolen zoals in Nederland.
Thouzon: grot in de Vaucluse *
Zoals bij bijna alle grotten in Frankrijk mag je hier alleen met een gids naar binnen. Bij ons bezoek alleen in het Frans maar dat is niet zo heel erg. De grot zelf is niet heel erg groot, zo’n 230 meter lang. Verwacht hier dus niet flinke stukken lopen want daarvoor is het veel te klein. Het is allemaal op het zelfde niveau dus ook als je niet zo goed ter been bent is een bezoek goed te doen. Vanwege het kleine parcours stop de rondleiding om de paar meter waarbij de gids er niet van terug schrikt een lang verhaal af te steken. Bij de ene stop is dat interessanter dan de andere.
De grot is ontstaan zo’n 60 miljoen jaar gelden ontstaan door het water dat door het heuvel door sijpelde. Het water verzamelde zich in een ruimte dat langzaam het kalk begon op te lossen. Toen het water voldoende ruimte kreeg ontstond de grot.
Dit is een redelijk standaardverhaal voor een grot en die in Thouzon is dan ook niet heel bijzonder. Het enige wat wel bijzonder is zijn de delicate stalactieten die hier aan hangen. Deze zijn heel dun, hol en doorzichtig en het zijn één van de mooiste die ik in Frankrijk heb gezien.
Is dat de moeite waard om de grot te bezoeken? Misschien wel en zeker als je nog nooit in een grot bent geweest of er de Mistral buiten je vakantie probeert te verzieken. Als je al vaker in een grot bent geweest ga je die Thouzon na een paar jaar niet meer herinneren.
Gorges de la Nesque: de mooiste kloof van de Vaucluse ***
Gorges zijn altijd goed
Zo ging het ook in de Vaucluse tot ik een bord ‘Gorges de la Nesque’ zag staan. Ik ben gevoelig voor het woord ‘gorges’. Ik wil altijd zien hoe de kloof eruit ziet. Soms valt het tegen maar vaak hebben we een prima middag of ochtend in een gorges. De kloof van de rivier de Nesque viel alles behalve tegen.
De gorges is uitgesleten door de rivier de Nesque maar dat hadden oplettende lezers natuurlijk al uit de naam gehaald. De rivier ontspringt op de oostelijke helling van de Mont Ventoux en komt na zeventig kilometer uit in de Sorgue bij de Pernes-les-Fontaines.
Daarbij loopt hij zeventien kilometer door een indrukwekkend kloof die op sommige punten meer dan vierhonderd meter diep is.
De weg langs de gorges, de D942, loopt van Villes-sur-Auzon naar Monieux. Maar je kan de route natuurlijk ook andersom rijden maar dat zou ik toch afreden. Vanaf Villes-sur-Auzon bouwt het geologische spektakel zich mooi op waardoor je het mooiste stuk lekker op het laatst hebt.
Hoewel de Gorges de la Nesque behoorlijk diep is, is de weg langs de rivier niet steil. Dit maakt de route zeer geschikt om met de fiets te verkennen. De weg is wel redelijk smal en dat heeft zijn voordelen want vrachtverkeer is hier verboden. Je hoeft dus niet bang te zijn dan je een tientonner moet passeren. Het hoogteverschil bedraagt slecht vijfhonderd meter en dat maakt het ook voor de minder getrainde fietser goed te doen.
Wandelroutes
Wie wil wandelen kan ook terecht in de gorges. Er zijn verschillende wandeltochten uitgezet. Omdat hier niemand woont en ook geen restaurants of iets dergelijks zijn, zal je al je eten en drinken zelf mee moeten nemen, maar voor een beetje wandelaar is dat natuurlijk geen probleem.
Wij hebben de tocht gemaakt met de auto en dat is een feest. De weg vanaf Ville-sur-Auzon begint relatief rustig en slingert door een prachtig landschap met eiken en rotsen. De rivier is laat zich zo af en toe zien maar verder is er niets anders dan de weg. Na een kilometer of twaalf maakt de weg een scherpe bocht en begint langzaam het spektakel.
De weg begint meer te slingeren en aan de andere kant van de kloof ontvouwt zich een enorme rotspartij. Het uitzicht wordt elke honderd meter indrukwekkender en nodigt uit om even uit de auto te gaan om van het uitzicht te genieten. Dat zou ik dan ook zeker doen en dat kan op verschillende plekjes.
Ongeveer zes kilometer verder maakt de weg nog een grote bocht en daar is de Gorges de la Nesque op zijn mooist. Onderin de kloof staat de kleine kapel Saint Michel maar die is vanaf de weg niet te zien. Om hem te ontdekken moet je een redelijk steil wandelpad naar beneden nemen.
Het laatste stuk naar Monieux is nog altijd spectaculair en tijdens één van onze tochten reden we hier een gigantisch onweers- en hagelbui in waarbij we echt even vijf minuten moesten stoppen omdat ik echt niets meer kon zien. Vijf minuten later scheen de zon weer. Het kan dus behoorlijk spoken hier en dat is wel iets waar je rekening mee moet houden als je fietst of wandelt.
Een paar kilometer verder rij je de kloof weer uit en ben je plots weer in de bewoonde wereld.
De Gorges de la Nesque is niet de grootste, langste en hoogste kloof in de Provence maar wel één van de mooiste. Hij ligt een beetje verscholen op het plateau van de Vaucluse dat toch best dicht bevolkt is en ik vind hem wel één van de mooiste die ik heb gezien.
Gorges du Verdon: Grand Canyon in Frankrijk *****
Ik wilde graag een keer terug naar deze fenomenale plek en dat hebben we als gezin ook gedaan. Eerst een dagje vanaf de kust, daarna een week in een gîte in de buurt van Castelane. Ik was een beetje bang dat het zou tegen vallen zoals ik bepaalde films die ik verschrikkelijk goed vond niet nog een keer wil bekijken, The Usual Suspects is er zo één, omdat je bang bent dat het tegenvalt. Of een boek dat indruk maakte niet nog een keer durf te lezen.
Maar het viel helemaal niet tegen. Ondanks dat ik meer dan twintig jaar ouder was, was de Gorges du Verdon zeer indrukwekkend, ik had mij dus niet vergist. De hoge rotsen, de enorme diepte en de wilde natuur maakt deze kloof een buitengewoon spectaculair geologische schouwspel.
De kloof is op veel verschillende manieren te bewonderen en te beleven. Vanaf het water is de gorges prachtig en al naar gelang de mate van sportiviteit kan je kiezen tussen raften, kanoën, waterfietsen of gewoon een bootje.
Wandelend is ongetwijfeld de mooiste manier om de kloof van de Verdon te verkennen. Je hebt verschillende tochten waarvan het Sentier de l’Imbut de bekendste is. Helaas was tijdens ons bezoek net een verschrikkelijke warme week met temperaturen van boven de 35 graden en dat leek ons een beetje te warm voor een intensieve wandeltocht.
Wij hebben dus maar de auto gepakt en dat was in de hitte goed te doen. Met de fiets kan ook prima maar het is best een zware rit waar je af en toe stevig moet klimmen. Nu fiets ik graag in Nederland maar deze route zou voor mij te zwaar zijn om nog een beetje van de om het landschap te kunnen genieten. In het hoogseizoen moet je daarbij ook nog eens goed uitkijken want de smalle wegen zijn dan redelijk druk met toeristen en die zijn niet allemaal gewend aan fietsers in het verkeer.
Wij hebben de kloof een aantal keren gereden en wij vonden de zuidelijke route vanaf Castellane naar het Lac de Sainte-Croix het mooist. De opbouw van deze route is fantastisch en je hebt het voordeel dat je aan de kant van het dal rijdt waardoor de passagiers perfect uitzicht hebben. Rij je liever langs de bergkant dan kan je beter vanaf Castellane de noordkant nemen en terug via de zuidelijke route. Start je van het Lac de Sainte-Croix of Moustiers-Sainte-Marie dan begin je met de zuidkant.
Start: Castellane
Het eerste stuk van Castellane over de D952 (volg bord ‘Gorge du Verdon’) is mooi en voert je langs de rivier. In het begin zijn er nog wel bomen maar het landschap wordt steeds ruiger en de kaler; een voorproefje van wat er gaan komen.
Wandelen
De beste manier om de Gorges du Verdon te verkennen is ongetwijfeld te voet. Er zijn verschillende routes waarover je uitgebreide informatie kan krijgen in de Office du Toerisme of de informatiepunten in het park. De meest bekende zijn de Sentier de l’Imbut die je leidt naar de stroomversnellingen in de Verdon en de Sentier Blanc Martel. Die laatste is veertien kilometer lang en laat je de mooiste plekken langs de rivier zien. Daarnaast zijn er nog tal van andere tochten waaronder ook een aantal voor onervaren wandelaars. Zorg voor goede schoenen, spullen, eten, drinken en check altijd het weerbericht voor je vertrekt. Wandelen in de bergen is iets anders dan in een polder.
Na twaalf kilometer sla je linksaf richting Comps, steek je de rivier over en volg je de D955. De weg begint nu te stijgen en na een kilometer of zes sta je voor de keuze om af te slaan richting Trigance of door te rijden naar Comps-sur-Artuby.
Voor allebei de routes is wat te zeggen. Trigance is een prachtig dorp met een kasteel dat tegen een rots is gebouwd en dat nu een hotel-restaurant is. Je kan daar dus een hapje eten maar dat hebben wij niet gedaan. Het dorp is tevens een startpunt van wandelpaden waaronder een bijzonder botanische route. Wil je picknicken en heb je nog geen brood dan kan je dit in dit dorp inslaan want er is boulangerie en een kleine kruidernier voor de kaas.
Kapel van Tempeliers
Een bakker vind je ook op de andere route in Comps-sur-Artuby. Dit plaatsje is iets minder schilderachtig dan Comps maar dat wordt goedgemaakt door een gotische kapel die bovenop een rots is gebouwd door Tempeliers. Sinds Dan Brown is dat lekker spannend.
Hiervoor zet je de auto bij de kerk waarna je een klein stukje te voet moet klimmen. Als het niet te warm is dit een perfecte plek om te picknicken waarbij je gelijk kan genieten van een fraai uitzicht. Ik spreek uit ervaring!
Vanaf Comps-sut-Artuby namen wij de weg D70 maar niet nadat we gebruik hadden gemaakt van het openbaar toilet bij de splitsing want dit is zo’n beetje de laatste plek waar je de druk op de blaas kan verminderen.
Balcons de la Mescla
De eerst volgende stop is het Balcons de la Mescla. Hier heb je een prachtig uitzicht op de Verdon en daarvoor moet je de auto uit. De eerste parkeerplaats komt redelijk onverwacht en als je die mist hoef je niet hard op je rem te gaan staan want honderd meter verder is er nog één bij het restaurant.
Dit is direct één van de mooiste uitkijkpunten van de zuidelijke route. Zoals de naam doet vermoeden zijn hier een aantal kleine natuurlijke plateaus waarvan je recht de kloof in kijkt. Ik ben hier vaker geweest en iedere keer was ik overdonderd van het uitzicht. De Verdon stroomt vier- a vijfhonderd meter onder je door en komt samen met Artuby. Het mooiste uitzicht heb je op het bovenste balkon en dat is even klimmen.
Je kan vanaf dit punt lopen naar de brug over de Artuby, het is een paar honderd meter maar je kan ook de auto nemen en bij de brug parkeren. Je moet toch die kant op en dat is zeker in het vakantieseizoen een goed idee want er kan best wat verkeer zijn en dan is lopen langs de weg misschien niet verstandig.
De weg vervolgt zich en het uitzicht wordt alleen maar beter. Hoewel de wegen lekker slingeren en uitnodigen om de rechtervoet in te drukken is dat hier niet de bedoeling. Hier moet je lekker genieten en snelheid is daarbij een zonde. Om goed van het landschap te kunnen zien hebben de tunnels hier gewoon grote gaten aan de zijkant en dat is zeker voor de passagiers zeer aangenaam. Net na de tweede tunnel is het uitzicht fantastisch. Daar is een smalle strook om te parkeren en als je geluk hebt kan je daar even stil staan. Wij hadden dat helaas niet.
Falaise des Cavaliers
De eerst volgende punt waar je goed kunt stoppen is een kilometer of twee verder nadat de weg je eerst van de kloof weg leidt. Na een forse slinger rij je vervolgens drie kilometer op de rand van de afgrond. In het begin, nog voor het restaurant, is er een goede plek om even te stoppen om recht de kloof in te kijken.
Vanaf deze plek, Falaise des Cavaliers genaamd, kijk je op een aantal stroomversnellingen die met de kano als de van de moeilijkste van de Verdon gelden. Met een beetje geluk zie je hier sportievelingen de kracht van de rivier bedwingen. Het restaurant even verderop heeft een terras met misschien wel één van de mooiste uitzichten van Frankrijk.
Vanaf dit punt is het drie kilometer genieten geblazen over één van de mooiste en spectaculairste wegen van Frankrijk. Er zijn hier tal van stopplekken met bijna allemaal prachtig uitzicht op de kloof en de rivier. Eén daarvan is de Pas de l’Imbut waar je 400 meter boven de rivier staat.
Col d’Illoire
Daarna begint de weg te stijgen en verlaat je de kloof. Dat doet even pijn maar er komt nog wel iets moois. Allereerst bereikt de weg de hoogste punt van de route op bij het Cirque de Vaumale. Met 1.202 meter zie je rivier achthonderd meter onder je slingeren om uit te komen in het Lac de Sainte-Croix dat in de verte zichtbaar is. Vooral aan het einde van de middag is er hier prachtig licht.
Een stukje verder is er bij de Col d’Illoire nog een laatste blik op de rivier. Het meer is nu dichtbij en als het druk is zie je hier de kano’s en bootjes als puntjes op het groene water bewegen. Hierna verlaten we de kloof maar er zijn nog twee mooie toetjes.
Lac de Sainte-Croix
De eerste is het grote stuwmeer van Sainte-Croix. Het blauw van het water valt direct op en vormt met de ruige omgeving een prachtig landschap. Bij Aiguines staat een orientatietafel en heb je mooi uitzicht op de blauwe golven met daarachter het plateau van Valensole. Het meer ligt er vanaf 1975 en het is natuurlijk leuk om te weten dat er een dorpje onder water ligt.
Vanaf het Aiguines daalt de weg snel en als je rechtsaf slaat rij je over de hoge brug vlak voor de indrukwekkende ingang van de kloof. Het water is aanlokkelijk en je kan hier prima een kano of een bootje uren maar gewoon zwemmen is ook heerlijk.
Tot slot mag een bezoek aan Moustiers-Sainte-Marie niet ontbreken. Als kind heb ik met mijn ouders een aantal keren gestaan met de tent en het was dan ook even schrikken hoe populair dit dorp is geworden bij toeristen. Desalniettemin is het een bezoek waard en je kan er bovendien prima eten.
Naast deze route is er natuurlijk ook de noordelijke route langs de Gorges du Verdon. Die is ook prachtig, misschien nog wel mooier en die hebben we ook gereden maar daar ga ik later een ander artikel aan wijden.
Abbaye de Sénanque: het mooiste klooster van Frankrijk *****
Maar goed dat geldt niet voor dit klooster. Wij zijn er vaak geweest en elke keer keer word ik weer heel blij. De combinatie van het ruige landschap, de droge natuur, de lavendeltuinen en de Romaanse architectuur maakt mij iedere keer weer vrolijk en gelukkig.
Alleen de weg naar het klooster is al een feestje. Vanaf Gordes heb je het mooiste uitzicht op de abdij maar ik vind de weg (D4 en dan D177) vanuit Venasque eigenlijk mooier. Hier rij je door een mooie nauwe kloof en zo krijg je een beetje het gevoel dat je naar een verborgen plek gaat en dat maakt het extra speciaal.
Cisterciënzer klooster
Sénanque is een cisterciënzer klooster en die liggen altijd afgelegen. Dat is geen toeval en het ligt zelfs aan de basis van orde die in elfde eeuw is opgericht. De orde was een reactie op de Benedictijnse kloosters die door succes zich steeds minder richtte op hun geestelijke taken. De cisterciënzers wijzen alle luxe en welvaart af en leven zoveel mogelijk in eenzaamheid. Zo, is het idee, leef je een leven dat het meest lijkt op die van Jezus.
De cisterciënzers kloosters die in de loop van de twaalfde eeuw werden gesticht zijn dus allemaal gebouwd op zogenaamde ‘woeste gronden’; een afgelegen plek en het liefst op grond waar landbouw niet makkelijk is. Deze eenvoudige en harde manier van leven is ook terug te vinden in de architectuur van de kloosters. De kerken en gebouwen van de cisterciënzers hebben bijna geen versieringen maar slechts duidelijke en eenvoudige vormen die samen met de natuurlijke omgeving bijna altijd voor een unieke sfeer zorgt. Het zijn daarom altijd fascinerende plekken. In Bourgondië is ligt bijvoorbeeld Fontenay, dat ook mooi in de natuur ligt.
Voor de sfeer zit je wel goed bij de abdij van Sénanque. Het klooster ligt in een vallei waar ook de parkeerplaats is. Vanaf de parkeerplaats loop je vervolgens tussen de lavendelvelden. Nu ben ik er alleen in de zomer geweest maar met de kleuren en de geur van de bloemen, het silhouet van de bergen met op de achtergrond het klooster lijkt het alsof je in een ansichtkaart loopt. Zeker als het niet heel erg druk is, ’s morgens vroeg bijvoorbeeld, is het een heerlijke ervaring naar het klooster te lopen.
Er wonen nog altijd, of eigenlijk weer, monniken in het complex. Het zijn er niet heel veel maar het is toch mooi dat dit oude gebouw zijn oorspronkelijke functie terug heeft. Al moet ik er persoonlijk zelf niet aan denken om een monnik te zijn.
Bewogen verleden
De geschiedenis van het klooster is behoorlijk roerig met succes, tegenslag, hebzucht, verraad en moord en brand. Tegenwoordig zouden we er een reality soap van maken. Aan het begin van de twaalfde eeuw vestigden zich hier cisterciënzer monniken uit Mazan, leuk stadje trouwens, en dat blijkt een groot succes. De strenge leefregels inspireert veel gelovigen die zich aansluiten of doen een gift. Het klooster groeit snel en herbergt naast monniken ook lekenbroeders die voor de landbouw zorgen. Zo rond 1250 is Sénanque groot genoeg om een tweede klooster te stichten de Vivarais.
Probleem met succes
De rijkdom dat door het succes wordt vergaard is echter een probleem voor een cisterciënzers. Luxe is in strijd van met de strenge leefregels van de orde en dat was juist de reden om de orde op te richten. Het bloed kruipt echter toch waar het niet gaan kan en de bewoners van het klooster vervallen zo nu en dan in een decadent leventje.
Verwoesting
In de zestiende eeuw gaat het goed mis. In heel West-Europa was de religieuze spanning te snijden en ook in Frankrijk staat de boel op scherp. Katholieken en protestanten sloegen elkaar geregeld de hersenen in en ook Sénanque is niet aan dit geweld ontkomen. In 1554 plunderden de Waldenzen het klooster waarbij de boel grondig werd verwoest waarbij de geestelijken werden opgehangen. Zo ging dat toen.
Van dit bloedbad is het klooster eigenlijk nooit meer hersteld. Er gaan wel weer monniken wonen in de abdij maar het wordt er nooit meer zo druk. Aan het einde van de achttiende eeuw wonen er nog slechts twee broeders wanneer de Franse Revolutie uitbreekt. De revolutioneren nationaliseren al het kerkelijk eigendom en Sénanque wordt verkocht aan de hoogste beider. Gelukkig komt het complex in handen van iemand die de boel wil behouden en conserveren.
Halverwege de tweede helft van de negentiende eeuw komen de monniken weer terug en er wordt zelfs een nieuwe vleugel gebouwd. Maar de toekomst van het gebouw ligt niet in het religieuze en dat wordt pijnlijk duidelijk als in 1969 de vijf overgebleven monniken vertrekken. Ze kunnen het complex niet meer onderhouden. Er wordt een huurder gevonden die er een cultureel centrum van maakt. Het gebouw wordt opgeknapt, de tuin aangepakt en er worden concerten gegeven. Het wordt een succes en in 1988 komen zelfs weer de monniken wonen.
De mooiste
Ik vind het klooster van Sénanque één van de mooiste Romaanse bouwwerken en eigenlijk één van de mooiste gebouwen van Frankrijk. Het gebouw zelf, en dan met name het kerkje, is niet zo groot maar heeft perfecte verhoudingen. Daarbij hebben de bouwers gebruik gemaakt van eenvoudige vormen die we nog allemaal kennen uit ons wiskundeboek van de middelbare school. Deze hebben precies de goede grote en zijn vervolgens perfect op elkaar gestapeld. En dat is precies zoals de Romaanse bouwkunst bedoeld is.
Opvallend is dat versieringen niet te vinden zijn. Deze soberheid past heel goed bij de cisterciënzers want die orde schrijft een leven zonder luxe en genot voor. Uitzondering hierop is het kloosterhof waarvan de kapitelen zijn versierd. Voor de monniken moet dit zo’n beetje de enige vorm van entertainment zijn geweest, verder was het vroeg opstaan, hard werken, studeren en vooral veel bidden. Zelf het eten mocht niet te veel vreugde opleveren. Iets wat je je bijna niet kan voorstellen in de huidige Franse cultuur.
Ik weet dat de titel van dit artikel een pretentieus is maar ik wat ik heb gezien van Frankrijk is Sénanque een magische plek waar de eerlijkheid van de Romaanse bouwkunst perfect past in de prachtige omgeving. Als je in de buurt bent moet je jezelf niet te kort doen en deze bijzondere plek bezoeken.
Montmajour: inspirerende ruïne van een abdij ****
Moerasgebied
Wie ooit in deze streek is geweest weet dat het landschap tussen Baux en Arles niet heel spectaculair is. Het bestaat hoofdzakelijk uit drooggemalen moerassen met landbouw met hier en daar een boerderij. Het ligt tegen de Camargue aan dat mij ook beetje deed denken het platte Hollandse landschap zoals thuis. En op vakantie wil je toch wat anders zien.
Midden in deze voormalige moerassen toornt een grote rots met daarop de voormalige abdij. De D17 loopt letterlijk naast de indrukwekkende ruïne en we konden het dan ook niet laten om het beter te bekijken; uit de auto dus.
Het kloosterhof is vrij klein en heeft een indrukwekkend put. Toch wordt je oog direct getrokken naar de grote toren.Op de parkeerplaats aan de andere kant van de weg stonden twee andere auto’s. Niet heel vreemd want zoals vaak arriveerden wij tijdens de lunch en die is redelijk heilig in Frankrijk, zeker in dit gedeelte van het land. Gelukkig was het wel open en konden we dus naar binnen.
Een kaartje koop je in de kelder en daar is het heerlijk koel. Je hebt het gevoel dat je in de buik van het complex terecht bent gekomen en dat is ook zo. Via een paar nauwe gangetjes loopt zo de crypte van de kerk van het klooster in. Dat is een indrukwekkende en interessante ruimte. Het is prachtig aangelicht en zo kan je de gewelven en de mooie verhoudingen bekijken. Hier is ook goed te zien dat de kerk is gebouwd op een rots en dat de crypte voor een groot deel is uitgehakt.
De kerk zelf heeft maar kleine ramen en dat maakt het allemaal een beetje donker. De kerk is kloek en stoer gebouwd maar het koor heeft dankzij de mooie verhouding toch elegantie.
Kloosterhof
Naast de kerk bevindt zich een prachtig kloostergang die iets later is gebouwd aan het einde van de twaalfde eeuw, iets later dan de kerk dus. Hoewel de kloostergang helemaal compleet is alleen de oostelijk gedeelte nog oorspronkelijk. De kapitelen zijn erg mooi en zijn versierd met historische taferelen.
De kleine binnentuin heeft een eigen sfeer en het is heerlijk om hier even te blijven staan en je in te beelden hoe de monniken hier hebben geleefd. Al hebben de geestelijken hier niet altijd een even christelijk leven gehad. In de lange geschiedenis zorgden succes en rijkdom er voor dat het vrome leven wel eens werd vergeten.
Hoe zit dat precies? Het klooster staat hier niet toevallig. De rots was ooit een eiland in een landschap van moerassen. De bewoners van de streek gebruikten het eiland onder andere als begraafplaats omdat het niet kon overstromen. Daarnaast mediteerden kluizenaars in de aanwezige grotten en die hielden ook een oogje in het zeil bij de begraafplaats.
In de tiende eeuw kwam het eiland in handen van een vrome edelvrouw die besloot dat er een klooster moest komen. Het klooster volgde de regels van Benedictus maar viel wel in tegenstelling tot de meeste benedictijnse abdijen, direct onder het gezag van de Paus.
Het klooster speelde al snel een regionaal een grote rol. Vanuit Montmajour werden ook andere kloosters gesticht zoals Saint-Antoine-l’Abbaye tussen Valance en Grenoble.
Misschien wel iets te groot. Het klooster kreeg veel giften en werd rijker en rijker. Vroeg of laat stijgt deze weelde naar je hoofd en dat gebeurde dan ook. Hierdoor veranderde de abdij langzaam maar zeker veranderen in een lusthof.
Het ging in de zeventiende eeuw goed mis waarna de Franse koning nieuwe geestelijken aanstelde om de bestaande monniken de les te lezen. Een reorganisatie zouden we vandaag de dag zeggen al trad het management toentertijd doortastender op als tegenwoordig. Geweld werd niet geschuwd en de gemoederen liepen zo hoog op dat een groot deel van het gebouw werd verwoest.
Vincent van Gogh
De ruïne van Montmajour was voor Vincent van Gogh tijdens zijn tijd in Arles één van zijn favoriete plaatsen. Hij ontdekte deze plek al in de eerste weken na zijn aankomst in het zuiden tijdens één van zijn wandeltochten op het platteland. Hij genoot van de kleuren en het uitzicht op het landschap, Arles en de Montmajour. Het inspireerde hem tot het maken van een flink aantal tekeningen en het meesterwerk ‘Zonsondergang bij Montmajour‘.
Hoewel Van Gogh zelf niet tevreden was over dit schilderij zien kenners het nu als één van zijn meest interessante werken omdat je hier goed kan zien dat hij experimenteert met nieuwe ideeën. Ook zijn tekeningen van Montmajour gelden als één van zijn beste in zijn oeuvre. Alleen al omdat Van Gogh hier deze wonderbaarlijk mooie dingen heeft gemaakt is een bezoek aan deze plek waard.
Steengrove
Een eeuw later werd het klooster nog een keer het slachtoffer van vandalisme en deze keer ging het er nog heftiger aan toe. De Franse Revolutie was losgebarsten en de nieuwe machthebbers moesten niets hebben van kerken en kloosters. Montmajour werd verbeurd verklaard en de hele inboedel werd te koop gezet. Daarna werd het gebruikt als steengroeve om de gebouwen in Arles te restaureren en je kan je voorstellen dat deze activiteiten niet bevorderlijk zijn voor het behoud van de gebouwen.
Je zou zeggen dat het een behoorlijk zooitje moet zijn. Natuurlijk is het jammer dat het allemaal gesloopt is en wat zou het prachtig zijn als het klooster helemaal nog in tact zou zijn. Maar dat is niet zo en het volmaakte heeft plaats gemaakt voor het beschadigde. En hoe je het ook wendt of keert; het heeft ook schoonheid.
Donjon
Buiten het kloostergebouw staat het stoere donjon. De kloeke toren verraadt de gewelddadige geschiedenis maar is nu een prachtige uitkijktoren die alleen dient om te genieten van het panorama. Het uitzicht is meer dan de moeite van de klim waard.
Onderaan de toren zijn nog de uitgehakte graven te zien uit de middeleeuwen. En even verder staat de kleine kapel die is gewijd aan Sint Pieter. Het kleine gebouw hoort bij de begraafplaats en is even oud als het klooster zelf.
Saorge: dorp met de mooiste steegjes van Frankrijk ****
Dit is een prachtige streek met steile bergen die als het ware uit de Middelandse Zee stijgen en het binnenland intrekken. De rivier de Roya, niet zo’n Franse naam, snijdt hier door de Alpen en doet dat op spectaculaire wijze. De weg en het spoor kunnen niet anders dan het water volgen en dat maakt de Gorges du Roya die loopt tot Tende, een prachtige tocht door diepe kloven en charmante dorpjes. Veruit de mooiste van de dorpen is Saorge, dat tussen Breil sur Roya en Tende ligt.
Saorge is gebouwd tegen een rots aan boven de rivier en lijkt als het ware te hangen boven de kloof. Hierdoor is het dorp bijna onneembaar en bij zo’n strategische ligging denk je direct aan Romeinen. Maar dit dorp is nog ouder dan de Romeinse overheersingen van het gebied en dat maakt het nog indrukwekkender.
Het dorp bestaat uit drie halve ringen die boven elkaar zijn gebouwd tegen de berg aan. Elke ring heeft zijn eigen kerk met bijbehorend pleintje die door een doolhof van nauwe straatjes en steegjes met elkaar verbonden zijn. En dan hebben we ook direct de grootste attractie van het dorp te pakken. Het is werkelijk ongelofelijk hoe dicht de huizen op elkaar zijn gebouwd waarbij de meeste straatjes en trappen overdekt zijn.
Verbazingwekkend is dat het hele dorp nog helemaal niet toeristisch is en nog gewoon in gebruik is. De mensen wonen en werken in een ansichtkaart en het is nog net niet zo dat ze vreemd opkijken van een toerist. Zo was het plein voor één van de kerken bij ons bezoek ingericht als een speelplein voor de kleinste inwoners van Saorge. De boel was afgezet met lage hekken en het stond vol met trapauto’s, steppen en kleine fietsen waar kinderen druk mee aan het spelen waren terwijl de ouders toezicht hielden onder het genot van een glasje.
Er is er ook geen Office du Tourisme in het dorp. Daarvoor moet je naar Breil sur Roya, ook een leuk dorp trouwens, dat elf kilometer zuidelijker ligt. Dat mag de pret natuurlijk niet drukken. Om het dorp te bereiken volg je de D weg langs de Roya richting Tende en sla je af in het dorp Fontan. Nadat je de brug bent overgestoken rij je over een redelijk smalle weg die omhoog voert naar de parkeerplaats. De middag dat wij Saorge bezochten waren de bewoners druk in weer want het was de hele week feest en ’s avonds was het grote bal.
Eenmaal in de straatjes ben je al snel de weg kwijt want het is een waar labyrint van smalle steegjes, trappen en kleine straatjes. Het is helemaal leuk om er doorheen te lopen. Zoals gezegd zijn er drie kerken met bijbehorende pleinen. Ik heb ze niet allemaal gevonden maar het is ontzettend leuk om door dit dorp te wandelen.
Als je verder wilt wandelen dan is het tochtje naar het klooster een aanrader. Het ligt prachtig tussen de olijfbomen en heeft een zeventiende eeuwse kerk in Italiaanse renaissance stijl. Dat laatste is niet zo gek omdat dit gebied pas in 1948 bij Frankrijk is gekomen als een soort wiedergutmachung voor de Tweede Wereldoorlog.
D
aarvoor was het Italiaans en voor 1870 hoorde het bij Piemonte. Hier dus geen ‘Mort pour France’ monumenten voor de soldaten in de Eerste Wereldoorlog omdat het gebied in 1914 gewoon niet bij Frankrijk hoorde. Ook in de Elzas is dat zo hoewel ze daar er wel iets op gevonden hebben door alle gesneuvelden oorlogsslachtoffers te noemen waardoor het niet meer uitmaakt welk uniform ze droegen. Daarmee hebben ze natuurlijk ook wel een punt.
Vanaf het terras van het klooster heb je een prachtig uitzicht op het dorp en dat is de wandeling meer dan waard. Wie verder wil kan om de berg wandelen maar je kan ook gewoon weer terug naar het dorp waar je een eerlijk glas wijn kan drinken, met olijven natuurlijk.