Montmaurin **Romeinse Villa Rustica
Deze villa werd aan het einde van de negentiende eeuw ontdekt maar pas vanaf 1946 werd er echt begonnen aan het opgraven hiervan. Dat duurde een zo´n twintig jaar waarna de villa voor de het publiek werd opengesteld. Naast de villa is er in het dorp ook een klein museum met de gebruiksvoorwerpen die in de rond de villa zijn gevonden. Het vernieuwde museum werd op januari 2020 geopend maar zal in het eerste jaar weinig bezoekers hebben gehad.
Voordat Frankrijk bestond, was er Gallië en als je een beetje iets van geschiedenis weet, of Asterix (aanrader!) hebt gelezen, is dit land verovert door de Romein Julius Caesar. Volgens deze Romein was er geen sprake van verovering maar ging hij slecht bondgenoten helpen. Hoe dan ook deze Romeinse bezetting, of hulp, duurde grofweg vanaf het begin van de jaartelling tot de vierde eeuw en wordt in Frankrijk nog altijd tactisch Gallo-Romeins genoemd.
Deze periode heeft een enorme invloed gehad op Frankrijk en er is dan ook nog flink wat te vinden uit de Romeinse tijd. Sommige daarvan zijn zeer indrukwekkend en bovendien ook in een goede conditie. Denk maar aan het theater in Orange, de Pont-du-Gare en de amfitheaters van Arles en Nîmes of het Maison Carrée in de laatste stad.
Romeinse villa’s
Minder dramatisch maar historisch even interessant zijn Romeinse villa’s. Daar zijn er nog al wat van in Frankrijk hoewel ze zijn niet allemaal goed bewaard zijn gebleven. Een bijzonder fraai exemplaar staat even te zuidwesten van Toulouse aan de voet van Pyreneeën in het dorp Montmaurin. Deze villa is gebouwd in de eerste eeuw na Christus en is gebruikt tot in de vijfde eeuw en de opgravingen zijn nu te bezoeken.
Archeologie wordt voor mij pas leuk als ik er iets van af weet, als je het kan plaatsen en tot een zekere hoogte mijn fantasie de gaten kan opvullen. Natuurlijk is een onverwacht bezoek ook leuk maar ik geniet toch het meest van een archeologische opgraving als ik het een beetje kan plaatsen. Anders bestaat het gevaar dat je naar een berg stenen met een half zuiltje staat te kijken en je niets anders ziet dan een bergje stenen met een half zuiltje.
Centre des monuments nationaux
Deze villa is niet alleen behoorlijk groot maar ook redelijk goed bewaard gebleven. Het staat niet voor niets op de lijst van het ‘Centre des monuments nationaux’. Dat is een redelijk exclusieve lijst met de 90 belangrijkste monumenten in Frankrijk en waar bijvoorbeeld ook de Mont-Saint-Michel en Arc de Triomphe opstaan. Een chique clubje dus.
Hoezo is een Romeinse villa dan belangrijk en waarom is juist het exemplaar in Montmaurin interessant? Het korte antwoord is dat villa’s de ruggengraat vormden van de Romeinse economie. Hoewel Rome een tijdje meer dan een miljoen inwoners had was deze stad de uitzondering. De meeste mensen woonde op het platteland en het geld werd dan vooral verdiend met landbouw en dat gebeurde in de villa’s.
De villa in Montmaurin was één van de grootste van de Gallië omvatte naast verschillende gebouwen ook bijna 1000 hectare aan landbouwgrond en er woonde meer dan vijfhonderd mensen.
De eigenaar van deze villa was dan ook een rijk man, zo rijk dat één van de bezitters het tot Keizer heeft geschopt. Helaas voor hem ook weer niet rijk genoeg om dat lang te zijn want de regeerperiode heeft waarschijnlijk maar een paar maanden geduurd.
Villa rustica
Het woord villa schept hier wat verwarring want je denkt al snel aan een luxe onderkomen voor een rijke familie. Dat klopt ook want ook dit soort villa’s hadden de Romeinen maar die noemden ze een villa urbana en, zoals de naam al doet vermoeden, zijn die vooral in een stad te vinden.
De villa rustica stond daarentegen op het platteland. Dit was ook het onderkomen van een rijke familie maar het was veel meer. Het was tevens een agrarisch bedrijf waar naast de eigenaar en zijn familie ook de knechten met hun aanhang woonden. Daarbij beschikte de familie natuurlijk over de nodige slaven die het land bewerkten en voor het vee zorgden. Een villa rustica was eigenlijk een samenleving in het klein die hier meer dan vijfhonderd mensen omvatte. In de middeleeuwen was dit een flink dorp en ook nu nog zijn er dorpen in Frankrijk die minder zielen tellen.
Gallo-Romeins?
De Fransen noemen de Romeinse tijd steevast Gallo-Romeins. Hoewel hier ongetwijfeld ook nationalistische motieven een rol spelen is hier historisch wel wat voor te zeggen. Ten eerste was Gallië helemaal geen eenheid maar een gebied met losse staatjes die een gemeenschappelijke Keltische cultuur deelden. Daarbij moet je de Romeinse bezetting niet zien als bijvoorbeeld de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Nadat een gebied was onderworpen gooiden de Romeinen het liefst op een akkoord met de bestuurlijke elite van de overwonnen stammen. Die bleven dan gewoon zitten en konden onder bepaalde voorwaarden hun gang gaan. Deze oude bestuurslaag werd snel geïntegreerd in het Romeinse Rijk en de leden kregen vaak snel het Romeins burgerschap. Aan de andere kant gaven de Romeinen de bevolking voldoende ruimte voor hun eigen cultuur zolang die niet botste met de belangen van Rome. Er is dus wel iets te zeggen voor de term Gallo-Romeinse cultuur.
Zelfvoorzienende unit
Een Romeinse villa was voor een groot deel zelfvoorzienend en naast de landbouwactiviteiten waren er ook tal van ambachten te vinden. Er was een een smid, een weverij en een atelier van een steenhouwer om aan de plaatselijke vraag te voldoen. Zeker op de grotere complexen, en de villa in Montmaurin is een hele grote, hadden al deze activiteiten hun eigen gebouwen.
Het surplus dat door het agrarisch bedrijf werd geproduceerd werd opgeslagen in grote schuren om uiteindelijk op de markt te worden verkocht. De villa’s vormden zo de spil van de economie in het westelijk deel van het rijk.
Naast de woon- en werkfuncties was er ook ruimte voor cultuur en ontspanning. Elke Romein had wel een huisaltaar waar de huis- en familiegoden werden vereerd. Had je wat meer geld dan werd hiervoor een aparte kamer ingericht. Kon je het echt breed laten hangen dan liet je een apart gebouw maken en dat noemen we een tempel.
Tot slot natuurlijk ook tijd voor ontspanning en ook daar was ruimte voor binnen de muren van de villa. Wie Asterix heeft gelezen ziet dan direct een stel Romeinen in een bad zitten en dat klopt ook. Romeinen waren dol op baden een een beetje villa had een flinke badruimte of zelfs een eigen badhuis.
Als je al deze gebouwen en functies bij elkaar optelt dan krijg je meer een beeld van een dorp. Dat is ook juist want er bestonden betrekkelijk weinig dorpen in het Gallië na het begin van de jaartelling. Natuurlijk waren er wel nederzetting op strategische plekken zoals havens en legerplaatsen maar dorpen als een eenheid met inwoners en alles waren er niet zo veel. En daar is ook wel een reden voor.
De Franse dorpen die wij nu zo mooi op de top van een berg of op een andere goed verdedigbare ontstonden pas nadat het Romeinse Rijk in de westen uit elkaar was gevallen. Je bouwt een dorp namelijk niet voor de lol op een berg. Buiten dat je alle bouwmaterialen naar boven moet sjouwen zonder bestelbusjes is de top van een berg een redelijke onhandige plek als de koeien of schapen in de wei beneden staan. Ook voor de handel is een dorp in een dal veel makkelijker.
Veiligheid van een dorp
Waarom dan een dorp bouwen? De reden is veiligheid. Nadat in de vierde eeuw met het gezag van Rome ook de interne vrede (Pax Romana) verdwijnt wordt het platteland geregeld geteisterd door rovend gespuis. Om zich te kunnen verdedigen tegen dit tuig trekken de inwoners van het platteland zich terug op strategische plekken te verdedigen zijn. De villa’s worden onbewoond achtergelaten omdat die vrijwel allemaal moeilijk te verdedigen zijn. De pittoreske straatjes, de mooie pleintjes en de kleine huizen in die Franse dorpen zijn dus ontstaan als antwoord op grof geweld.
Haut-Garonne
En als je zover hebt gelezen als hier dan weet je voldoende om een bezoek aan de de villa aan de voet van de Pyreneeën extra interessant te maken. De Haut-Garonne is niet echt een toeristische streek. De bergen trekken natuurlijk veel wandelaars en fietsers maar de streek daarvoor zie je eigenlijk nooit toeristen. Wij waren hier dan ook enigszins toevallig beland waarbij het zwembad bij de gîte de een belangrijke rol had.
Bij het bezoek aan de plaatselijke bakker waren mij de bordjes ‘Villa Gallo-Romain’ al snel opgevallen en natuurlijk was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik weet niet of dit komt doordat ik in mijn jeugd veel Asterix heb gelezen maar ik vind Romeinen erg interessant. Hoewel Grieken misschien nog interessanter zijn gaan we in Frankrijk graag naar Romeinse opgravingen kijken.
Hier dus ook en nadat we hadden ontbeten stonden we om 10 uur voor de poort van de Villa Rustica. Om binnen te komen betaal je een opvallend lage prijs waarbij je ook nog eens hartelijk wordt ontvangen. De reden was duidelijk; er was helemaal niemand op het terrein.
Rijtje zuilen
Wie ooit een Romeinse villa heeft bezocht weet wat je kan verwachten. Een rijtje met zuilen, een paar halve muurtjes en als het even meezit een mozaïekvloer. Hoe je het went of keer dat is hier eigenlijk ook het geval al wil dat niet zeggen dat het niet interessant is.
Verwacht hier geen Romeinse gebouwen met het dak er nog op maar een goed onderhouden opgraving waar je met een beetje kennis en voorstellingsvermogen een aangename middag kan beleven. De muren die er staan geven een goed beeld waar de gebouwen hebben gestaan en de bordjes geven aan welke functie die hadden. Als je een beetje je best doet dat kan je de dynamiek die hier ooit was goed voorstellen.
Daarbij is het complex redelijk groot. Natuurlijk is het geen stad maar het heeft inderdaad de omvang van een dorp. Het had grofweg dezelfde economische en culturele functies maar wel een totaal andere opbouw. De centrale plek was niet een plein met een kerk maar de woning van de eigenaar met daarom heen de gebouwen met verschillende functies.
Badhuis
Daarbij zijn de functies van sommige gebouwen nog altijd goed te zien. De leukste vond ik het bad. Hier zie je goed welke technieken de Romeinen gebruikten om zo comfortabel mogelijk een bad te nemen. Daarbij komt het juist goed uit dat het gebouw een halve ruïne is want je kan goed zien hoe de baden en de ruimtes werden verwarmd. Het is verbluffend hoe modern de techniek is die werd gebruikt voor het nemen van een bad. Iets waar wat we tweeduizend jaar later nog steeds als een luxe ervaren en dat is bijzonder om te zien.
Na een uurtje of wat werd het ons te warm. Daarbij hadden begonnen onze kinderen wel erg te verlangen naar het zwembad bij onze gîte en daar gaven we ze gezien de warme dag helemaal gelijk in. Het bijbehorende museum besloten we later op de dag te bezoeken maar dat kwam er niet van, net als het zwembad trouwens. Onderweg naar de gîte reden we namelijk door de prachtige kloof van de plaatselijke rivier de Save. We besloten daar te gaan picknicken en hebben ons daar de hele dag verder vermaakt.
De Villa Rustica in Montmaurin is een leuk uitje als je in de buurt bent. Hoewel het een aangenaam landschap is om doorheen te rijden zou ik niet aanraden om hiervoor langer dan een uur in de auto te gaan zitten. Of je moet echt een fan zijn van alles wat Romeins is, dan is het wel een must.
Video van Montmaurin
Beelden van Montmaurin
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Montmaurin en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Montmaurin
Le Cairn de Barnenez – het oudste gebouw ter wereld staat in Bretagne ***
Het oudste gebouw ter wereld is natuurlijk nogal een claim. Bewijs dat maar eens. Hoewel ik geen archeoloog ben weet ik dat dit op verschillende manieren kan waarbij de C-14 methode de meest betrouwbare is. Aan de hand van de halveringstijd van het koolstof 14 isotoop, dat veel voorkomt in organisch materiaal zoals hout, kan precies worden gemeten hoe oud het materiaal is.
De oudste en het grootste
Volgens deze methode is Barnenez het oudste gebouw van de wereld. Het is ruim tweeduizend jaar ouder dan de oudste piramide in Egypte, die van Djoser. Daarbij is het niet zo’n klein gebouw want het is ruim 75 meter lang, 25 meter breed en 8 meter hoog. Het is daarmee bijna anderhalf keer langer dan bijvoorbeeld het Paleis op de Dam dat toen het werd gebouwd in de zeventiende eeuw gold als één van de grootste gebouwen van de wereld. Hiermee is Barnenez niet alleen het oudste gebouw van de wereld, het is ook het grootste uit het neolithicum in Europa.
Best indrukwekkend allemaal en in alle eerlijkheid kwam ik hier pas achter toen ik dit artikel schreef. Sterker nog, ook ons bezoek was redelijk toevallig. Op onze derde dag in Bretagne was het heerlijk weer en we besloten de kust ten oosten van Morlaix te verkennen. Na een uurtje door het prachtige landschap te hebben gereden wilden we er wel even uit en dat was het moment dat mijn oog viel op een bord waarop de archeologische vondst werd aangekondigd.
Je zou denken dat het oudste gebouw van de wereld een joekel van toeristische trekpleister zou zijn. Maar dat valt erg mee. Cairn de Barnenez staat wel op de lijst van het Centre des monuments nationaux maar veel meer erkenning is er niet. Zo staat het bijvoorbeeld niet op het werelderfgoedlijst van de Unesco. Een organisatie met het hoofdkantoor in Parijs en waar Frankrijk duidelijk wel wat invloed heeft aangezien er maar liefst 45 Franse inzending op de lijst. De Mont Saint Michiel, de oevers van de Seine in Parijs en het rechtsgebied van Saint-Émilion; het staat allemaal op de lijst maar het oudste gebouw van de wereld niet. Het is op zijn minst opmerkelijk.
Rustig
Echt veel erkenning is er dus niet en de plek zelf is dan ook een oase van rust en dat is eigenlijk niet erg. Er is een kleine parkeerplaats waar slechts één auto en een toeringcar stonden toen wij arriveerden. De bus stond er blijkbaar niet om een lading toeristen op te halen want op het moment dat wij de auto op slot deden vertrok hij leeg.
Het gebrek aan aandacht wil niet zeggen dat het niet verzorgd is, integendeel. Er is duidelijk een architect bezig geweest om het entreegebouw in stijl te ontwerpen en dat is gelukt. Het gebouw is niet zo heel groot maar modern en netjes en naast een verveelde medewerker en wat toeristische prullaria omvat het een aardige maquette van het oude gebouw zoals het ooit geweest moet zijn.
Mooie plek
Na een korte wandeling sta je op een enorm grasveld met in het midden de Cairn de Barnenez. Of je nu geïnteresseerd bent in prehistorie of niet, het ligt daar prachtig in het landschap. Het mausoleum ligt op de hoogste plek boven de baai van Morlaix en dat zorgt voor mooi panorama. Ook ruim 68 eeuwen geleden heeft hier een architect goed nagedacht over de plek van zijn werk.
We hebben ook ruim de tijd genomen om van het landschap te genieten. Vooral het uitzicht op de baai is niet alleen mooi maar ook leuk. Het zijn talrijke details om te ontdekken; er zijn bootjes, eilandjes, kliffen, stranden, mosselvissers, etc.
Niet mooi, wel heel indrukwekkend
De Cairn zelf is groot maar echt mooi kan ik het niet vinden. Indrukkend is het echter wel. Het oudste gedeelte is tussen de vierhonderd en zeshonderd jaar ouder dan het nieuwe deel. Hoewel de vorm misschien niet zo aanspreekt als een piramide is het een geweldige prestatie om een gebouw van deze omvang zo lang geleden neer te zetten. Het vereist toch een goede organisatie, planning en bovendien technologie. Je kunt je afvragen hoeveel gebouwen in het huidige Nederland over een kleine zevenduizend jaar nog staan. Niet veel schat ik en van veel gebouwen hoop je eigenlijk dat ze sneller zullen verdwijnen.
Hoewel er veel vragen zijn over Cairn de Barnenezis is de functie duidelijk want die is namelijk hetzelfde als die van de piramides en hunnebedden; het is een praalgraf. Voor wie precies is niet duidelijk en daar komen we waarschijnlijk ook nooit achter. Maar het is niet onmogelijk dat het voor meerdere personen is gebouwd aangezien er maar liefst elf kamers zijn.
Het feit dat het complex na eeuwen is uitgebreid en dat er rondom het gebouw allerlei voorwerpen zijn gevonden uit het derde millennium voor Christus wijst erop dat het nog eeuwenlang dienst heeft gedaan. In welke vorm precies en of het continue het geval was, weten we niet maar indrukwekkend is het zeker.
Steengroeve
Het had trouwens niet veel gescheeld of de hele boel was er niet meer geweest. Na eeuwen braaf onder de grond hebben gelegen was het uiteindelijk in twintigste eeuw bijna verdwenen. Je zou denken dat er in de vorige eeuw wel netjes werd omgegaan met zaken uit het verleden maar dat is helemaal niet waar. In West-Europa zijn er met name in de laatste honderd jaar op enorme schaal historische gebouwen verwoest. Veel meer dan alle eeuwen daarvoor.
In dit geval was het niet eens expres. Het terrein was in particuliere handen en het hele gebouw lag onder een laag puin. Toen werd ontdekt dat onder het puin keurige stenen lagen was de steengroeve ‘open for Business’. Zonder dat men het wist werd het oudste gebouw van de wereld in stukjes verkocht als steen.
In de jaren vijftig werden de eerste kamers blootgelegd en kwam het besef dat hier toch iets bijzonders in de grond lag. Niet lang daarna werd de stenenbusiness gesloten om plaats te maken voor de archeologen. Die hebben het gebouw helemaal bloot gelegd en zo is het nu nog steeds.
Het deel dat voor de steenwinning is gebruikt is nog altijd goed te herkennen. Dat is volgens mij een goede zaak want het laat zien hoe kwetsbaar een prehistorisch monument kan zijn en dat je niet religieuze scherpslijpers nodig hebt om historische waardevolle plekken te slopen. En er zit nog een goede kant aan want omdat een deel van het dak is verdwenen kun je nu ook goed zien hoe het gebouw oorspronkelijk is gebouwd.
De naam Cairn is trouwens uitstekend gekozen want het betekent in in het Iers ‘Een berg stenen’. En dat is het feitelijk ook. Maar wel een berg geordende stenen, de oudste met mensen handen gemaakt en dat is meer dan indrukwekkend, ook al lijkt niemand dat wat te schelen. Ga er heen als je er in de buurt bent, nu het er nog rustig is.
Aven d’Orgnac: grot bij de Ardeche ****
Rondleiding
In de grot mag je niet ‘los’ rondlopen maar je wordt rondgeleid door een gids. Dat is niet zo gek natuurlijk. Voor wie taal een drempel is; hier hebben ze gidsen die je in het Nederlands kunnen uitleggen wat er allemaal te zien is. Dat mag geen drempel zijn.
Het aangename van een grot is dat het de temperatuur altijd constant is en dat is op een hete zomerdag heerlijk. Al hebben we het omgekeerde ook wel eens meegemaakt; in een meivakantie in de Dordogne was het zo koud dat het heerlijk warm was in een grot.
De grot is in 1935 ontdekt door Robert de Joly. Dat is weer eens iemand anders dan Martel die veel grotten in Frankrijk heeft ontdekt. Misschien een beetje sneu voor Robert maar hij heeft de grot eigenlijk niet ontdekt omdat de plaatselijke bevolking al wist dat de grot bestond, maar er niet in durfde te gaan. De eerste zaal is desondanks naar hem genoemd.
Robert de Joly durfde dat dus wel en hij liet zich zakken in een enorm gat in de grond waar hij eerst landde op een berg puin. Gedurende eeuwen waren door het gat puin gevallen. Dit gat zit er nog steeds en je er wordt uitgebreid stil gestaan in de eerste zaal.
De berg puin is interessant want er zijn gedurende lange tijd nogal wat dieren naar beneden gevallen. Daarnaast gebruikte de plaatselijke bevolking het gat als afvalput zodat we nu perfect kunnen zien wat voor soort dieren er woonden in deze omgeving en wat er door de eeuwen werd weggegooid. Afvalputten zijn de schatkamers van de archeologie want zo kom je er achter wat er gegeten werd, wat voor handel er werd gedreven en welke gebruiksvoorwerpen er werden gebruikt. Bijkomend voordeel; alles ligt in chronologische volgorde.
De eerste zaal ligt op vijftig meter diepte en is indrukwekkend groot en was voor mij best een verrassing om onder de grond in zo’n grote natuurlijke ruimte te lopen. Op sommige plekken is hij meer dan dertig meter hoog en dat is toch de hoogte van een flink flatgebouw. Bovendien bevinden zich in hier de meest waanzinnige bouwsels in vorm van stalagmieten, stalactieten en kolommen. Je kijkt je ogen uit.
Na het verlaten van de eerste zaal daal je nog eens vijftig meter naar nog zo’n zaal waar het een enorme rommel is van enorme keien, stelen en ander materiaal. De Fransen hebben deze ruimte dan ook toepasselijk ‘La salle du Chaos’ genoemd.
De laatste zaal heet de rode zaal en ligt meer dan 120 meter onder de grond. Deze zaal is ontstaan door een rivier hier tot ruim zes miljoen jaar geleden stroomde en zo langzaam maar zeker het steen weg heeft gespoeld. Daarna viel de rivier droog en begon de opbouw van de zuilen door het water dat vanaf de oppervlakte is binnen komen druppelen. Een langzame klus maar er was genoeg tijd en dus staan er nu enorme zuilen. Om de boel nog wat op te leuken is hier een licht en geluidspel gemaakt. Ik ben altijd een beetje huiverig voor dit soort initiatieven maar dit was best leuk.
Vieze groene aanslag
Minder leuk was de vieze groene uitslag op de stenen. Dit was er vroeger niet en stak een tiental jaren geleden de kop op. De mensen van de grot stonden eerst voor een raadsel maar de oorzaak bleek zoals vaak de mens. De grot begon steeds meer mensen te trekken en dat gaf de nodige verkeersproblemen.
De problemen werden groots aangepakt; er kwam een nieuwe toegangsweg en een mooie grote geasfalteerde parkeerplaats. De stroomden meer mensen naar de grot en iedereen was blij totdat in de zalen de groene aanslag langzaam maar zeker oprukte. Daarnaast was ook het water dat miljoenen jaren in de zalen had gedruppeld verdwenen waardoor de aanslag niet werd weggespoeld.
Oorzaak van deze droogte bleek de plak asfalt van de parkeerplaats waardoor het water hierdoor de zalen niet meer kon bereiken. Maar ook de grote hoeveelheden mensen die de grot bezochten bleken een onderdeel van het probleem. De adem en zweet zorgden ervoor dat de schimmel die de groene aanslag veroorzaakt in het microklimaat kon gedijen.
Met pijn in het hart werd er besloten tot het slopen van de pas gebouwde parkeerplaats. En met resultaat want na een paar maanden melden de eerste waterdruppels zich weer in de bovenste zaal. Daarnaast werd er een lift aangelegd. Het idee hierachter is dat bezoekers met name zweten en hijgen als ze omhoog klimmen en door een lift aan te leggen vermijdt je dus veel zweet en adem.
En het werkt want de groene aanslag verliest snel terrein en er wordt verwacht dat het binnen een paar jaar helemaal verdwenen is. En eerlijk is eerlijk, een lift naar boven is eigenlijk een heerlijke luxe.
Museum
Eenmaal boven kan je terug naar de camping of gîte of je kan nog even in het museum kijken. Hoewel ik eigenlijk voor de grot kwam ben ik toch even naar binnen gewandeld en het viel niet tegen.
In het moderne gebouw, met prima toiletten trouwens, bevindt zich een interessante collectie archeologische vondsten uit de omgeving. De Ardèche was in de prehistorie ook een populaire plek om te verblijven. Er wordt in de omgeving dan ook veel opgegraven en een deel daarvan wordt tentoongesteld in dit museum.
Naast deze collecte van allerlei oude spullen zijn de mensen van het museum druk om te laten zien hoe onze voorouders leefden. Letterlijk, want er worden voortdurend allerlei workshops gegeven hoe je vuur moet maken, maak van een berenvacht een elegant jurkje en smakelijk koken boven een vuurtje. En dan alles in het Frans.
Het deed mij een beetje aan de familie uit het steentijdperk van het Kolkhuis denken maar mijn kinderen vonden het enig en hebben zich uitstekend vermaakt. Ook veel andere mensen hadden er schik in en deden mee met de workshops. Ik kan het dan allemaal wel een beetje kinderachtig vinden maar als er zoveel mensen er pret van hebben en zo kennis maken met het verleden, wie ben ik dan om daar over te oordelen? Lekker doen zou ik zeggen!
Tot slot zijn er in de directe omgeving een routes uitgezet waarbij wordt uitgelegd welke planten en dieren in deze omgeving leven.
Montréal: dorp en Romeinse villa in de Gers **
Eenmaal in de Armagnac werd de sfeer iets beter en die lijn werd doorgezet nadat mijn partner besloot om onze oudste de waarheid over Sinterklaas te vertellen. Dit gaf hem het idee dat hij bij de volwassenen hoorde waardoor het caviadrama redelijk snel was vergeten. Ik zou hier nooit op zijn gekomen maar deze opvoedkundige aanpak werkte uitstekend. De sfeer werd zelfs nog beter toen wij in Fourcès een vogeltje redden uit de klauwen van een kat.
Romeinse villa
Via Larressingle kwamen we in de middag aan in Montréal. We besloten eerst de Romeinse villa te bezoeken. Romeinse opgravingen worden in Frankrijk altijd standaard als Gallo-Romeins aangeduid en ik weet eigenlijk niet waarom. Volgens mij was Gallië gewoon veroverd door Rome, door Ceasar met name, en vinden de huidige Fransen het beter om te spreken over Gallo-Romeins.
Het argument is dat de Romeinse cultuur versmolt met de Keltische en de elite de Romeinse cultuur omarmde. Dit was de normale methode van de Romeinen om veroverd gebied onder controle te krijgen. Een slimme strategie waarmee ze een enorm rijk hebben opgebouwd. Ik ben geen oudheidkundige maar ik heb nergens kunnen vinden dat de bewoners van Gallië zich Gallo-Romeinen noemden en van een Gallo-Romeins Rijk is ook geen sprake. Hoewel in het album De Kampioen van Asterix dit wel voorkomt maar het schijnt dat die bron veel later is geschreven.
De Romeinse villa is interessant en zeker een bezoek waard. Een villa doet ons snel denken aan een groot huis aan de rand van een vinex wijk met een carport en een slootje er achter. Dat is niet helemaal het concept van een Romeinse villa. Dat klinkt logisch maar als je zo’n villa in het echt bekijkt besef je pas hoe een woord een beeld vormt in je hoofd.
In het Romeinse tijd was de villa de hoeksteen van de landbouw. Naast de eigenaar en zijn familie woonden er knechten en slaven en die hadden allemaal hun eigen onderkomens. Naast de gebouwen die nodig waren voor de landbouw waren er ook ‘openbare voorzieningen’ zoals een tempel, een badhuis en een bakkerij. Het gehele complex was een redelijk zelfvoorzienend en is meer een kruising tussen een boerderij en een dorp dan een luxe woning met wat zuiltjes.
Dorpen zoals wij die nu kennen
Het meest opvallende van het hele complex besefte ik mij pas later. In tegenstelling tot de drie prachtige dorpen in de buurt heeft de villa totaal geen verdedigingswerken en is het open gebouwd. De Romeinen brachten naast de cultuur in Gallië vooral vrede en als je goed kijkt in het zuiden van Frankrijk kan je dit nog zien. De dorpen waar wij zo dol op zijn liggen vaak op strategische plaatsen met een dikke muur erom heen. De eerste muren verschenen echter pas toen het Romeinse Rijk in verval raakte waarna de dorpen zich binnen de muren ontwikkelden terwijl villa’s zonder muren onverdedigbaar waren en in verval raakten.
Het leuke van Montréal is dat je hier dit hele verhaal goed kan zien. De villa ligt op twee kilometer van het dorp dat op een goed verdedigbaar punt is gebouwd naast een rivier met een dikke muur om het tuig tegen te houden.
In het dorp zelf vind je aardige straatjes, een mooie kerk en gezelligheid. Er zijn een aantal goede restaurantjes maar als je het mij eerlijk vraagt vond ik Larressingle toch iets leuker. Het is kleiner en intiemer dan Montréal en daarom heeft het meer indruk gemaakt op mij.
Ruïne kerk
Even ten zuiden van het dorp op de oever van de rivier Auzoue staat een interessante ruïne van een kerk uit de twaalfde eeuw. Dit gebouw is het slachtoffer geworden van de godsdienst oorlogen waarin de Hugenoten de boel hier kort en klein hebben geslagen. Tot overmaat van ramp werd de kerk in de negentiende eeuw gebruikt als steengroeve om de parochiekerk in het dorp te verbouwen. Toch heeft het gebouw nog een aantal mooie marmeren details. Wij zijn er helaas niet geweest want we zijn gaan zwemmen in een enorm zwemparadijs dat geheel in Romeinse stijl was gebouwd.
Tot slot is moet er nog even vermeld worden dat vlakbij Montréal één van de belangrijkste vindplaatsen van fossielen in West-Europa ligt. Helaas is deze niet te bezoeken en liggen de belangrijkste gevonden voorwerpen in Toulouse in de een museum. Maar als je je hier in de buurt verveeld kan je altijd een grote steen doormidden hakken om te kijken of er een fossiel in zit.
Beynac-et-Cazenac: levende ansichtkaart langs de Dordogne ***
We hebben veel dorpjes bezocht maar Beynac-et-Cazenac hebben wij eigenlijk niet goed bekeken want we zijn er alleen doorheen gereden én langs gevaren met een kano. We zijn er dus wel geweest maar we hebben het dorp niet goed bezocht. Daarom geef ik dit dorp ook geen sterren want ik kan het niet goed beoordelen al had ik wel de indruk dat het heel bijzonder is. Maar om het goed te kunnen beoordelen moet moet ik er nog een keer heen en dat lijkt mij geen straf.
Prehistorie
De Dordogne is één van de plekken in West-Europa die al aan de einde van de ijstijd door mensen werd bewoond. Langs de oever van de rivier is er ook veel gevonden van deze vroege bewoners waarbij Lascaux de bekendste is. Ook in de buurt van Beynac-et-Cazenac zijn resten gevonden die wijzen op al een lange bebouwing. Ze hebben hier een archeologische park gebouwd waarin wordt uitgelegd hoe de mensen hier leefden tussen grofweg de laatste ijstijd en de komst van de Kelten, die wij kennen als Galliërs. Het park is in de zomer elke dag open en ze spreken er Engels. Na het hoogseizoen moet je een afspraak maken.
De andere publiekstrekker is natuurlijk het kasteel. Om daar te komen loop je door het dorpje waar je via een steil straatje de burcht bereikt. Het verdedigingswerk is op 150 meter hoge rots boven de Dordogne gebouwd en heeft in de tweede helft van de middeleeuwen een flink aantal belegeringen doorstaan waarbij de aanvallers werden bestookt met stenen.
Richard Leeuwenhart
Dit was niet altijd succesvol. Zo veroverde de beroemde Engelse koning Richard Leeuwenhart in de twaalfde eeuw het kasteel. Dat is geen schande want hij was een getalenteerd militair. Een eeuw later werd het kasteel van Beynac-et-Cazenac door het kruisridders uit het noorden veroverd op de Albigenzen waarbij behoorlijk wat bloed vloeide.
Naast de militaire functie heeft het kasteel ook een bestuurlijke functie gehad. Zo vergaderden de baronnen van de Perigord er en woonde één van hen hier. Na de Franse Revolutie waren er echter weinig edelen over in Frankrijk en werd het kasteel verlaten en raakte het in verval.
Restauratie kasteel
In tweede helft van de twintigste eeuw werd het gekocht door een particulier die het langzaam maar zeker heeft gerestaureerd zodat wij er nu van kunnen genieten. Het heeft interessante vertrekken waarvan er een aantal alleen zijn aangelicht met olielampen zoals dat ook in de middeleeuwen gebeurde. Tot slot is er het uitzicht over de rivier en de rotsen van de Domme en kan je bij helder weer drie andere kastelen zien.
In en rond het dorp is veel te doen. Zoals ik al eerder schreef is een kanotocht over de Dordogne echt een must. Al is er geen opstap plek in Beynac-et-Cazenac, daarvoor moet je westelijker wezen. Verwacht niet een tocht op wild water want de rivier is hier kalm en rustig. Wie echt iets bijzonders wil doen kan een ballontocht maken boven het dorp maar dat is wel redelijk prijzig.
Bibracte op Mont Beuvray: archeologie in actie ****
Dit is voor een groot deel te danken aan François Mitterrand, de laatste echt grote president van Frankrijk. Hoewel hij er niet is geboren, had hij een sterke band met de streek. Voor zijn presidentschap was hij jarenlang burgemeester van Château-Chinon en daarvoor had hij ook allerlei politieke functies in de regio. Als president verklaarde hij Bibracte in 1984 een plaats van nationaal belang. En als in Frankrijk de president zoiets zegt, gebeurt er wat. Ten eerste werden de archeologische opgravingen, die in 1907 waren stopgezet, weer hervat. Voorts kwam er geld vrij om een museum neer te zetten en om het geheel voor publiek toegankelijk te maken. Tot slot werd in de omgeving een nationaal opleidingsinstituut voor de archeologie opgericht. Dit is allemaal goed gelukt, maar eerst even vertellen welke rol Bibracte heeft gespeeld in de geschiedenis.
Stukje geschiedenis: de Gallische oorlog
In de eerste eeuw voor Christus was Rome een republiek dat het westelijk gedeelte van de Middellandse Zee beheerste. Het zuiden van Frankrijk was grofweg van de Alpen tot Bordeaux in handen van de Romeinen. De rest van Gallië was verdeeld in een groot aantal rijkjes, waarvan er veel waren georganiseerd naar Romeins model; de macht lag in een handen van een aristocratische bovenlaag. Er waren wel wat grotere rijken, maar de meesten telden niet meer dan 50.000 zielen. De Romeinen waren op dat moment al een macht van betekenis in Gallië. Door verbonden en verdragen hield Rome er bovendien een succesvolle verdeel-en-heers politiek op na.
Hoewel politiek verdeeld, was de cultuur van de Galliërs, of Kelten, van een hoog niveau. Er waren verschillende grote steden, die waren verbonden met een uitgebreid stelsel van wegen dat zich uitstrekte van Oostenrijk tot Engeland en Ierland. Ook de nijverheid stond op een hoog niveau. Zo werden er prachtige sieraden gemaakt én, niet geheel onbelangrijk tijdens een oorlog, ook de wapens waren van een hoog niveau. Om de producten te maken, exploiteerden de Galliërs een groot aantal mijnen. In de Auvergne werd bijvoorbeeld veel goud gedolven. De naam van de hoofdstad van de Cantal, Aurillac, verwijst naar dit edelmetaal (aurum in het Latijn).
Rond 60 voor Christus zorgden een aantal gebeurtenissen ervoor dat er een einde kwam aan de vrede in Gallië. In Rome waren er drie mannen aan de macht gekomen, waaronder Julius Ceasar. Dit driemanschap smeet met geld om het volk achter zich te krijgen. Deze manier van politiek bedrijven was voor Ceasar, de minst rijke van het stel, moeilijk vol te houden. Maar hij zag wel mogelijkheden om hier iets aan te doen. Na een succesvolle militaire campagne in Spanje, werd hij de baas in Gallië. Met de bodem van zijn schatkist in zicht, wekt het geen verbazing dat Ceasar zijn oog liet vallen op het rijke noorden van Gallië. Hij had alleen maar een aanleiding nodig.
Die kreeg hij van de Helvetii. Deze Gallische stam woonde in de Alpen en voelde zich bedreigd door de Germanen in het noorden. Ze besloten te verhuizen en lieten hun oog vallen op een mooie streek aan de Atlantische kust. Niets is zo fijn als vruchtbare grond op een steenworp van het strand. Ze pakten hun boeltje bij elkaar en marcheerden richting het westen. Op hun tocht werden de Romeinse provincies zorgvuldig gemeden. Ondanks deze voorzichtigheid was het voor de handige Caesar een koud kunstje om de oorlog waar hij naar zocht te forceren. Het duurde dan ook niet lang of een bevriende Gallische stam vroeg de hulp in van de Romeinen, waarna Caesar zijn legioenen de Helvetii liet opjagen. Na een fikse achtervolging kwam het tot een slag in de buurt van Bibracte. Hierin liet Caesar zijn militaire talent zien door de Helvetii vrij gemakkelijk te verslaan.
Dit conflict was het begin van een groot aantal Romeinse interventies die uiteindelijk resulteerde in een totale verovering van Gallië door Rome (op één klein dorpje na natuurlijk). Het eindspel speelde zich af in het zuiden van Bourgondië, wederom in de buurt van Bibracte.
De Galliërs waren zich er na jaren oorlog van bewust, dat ze zich moesten verenigen en dat is precies wat een aantal grote stammen heeft gegaan. Op een bijeenkomst in Bibracte wezen de stammen Vercingetorix als leider aan. De plek is opvallend, want de Aedui, de Gallische stam die daar woonde, was altijd loyaal aan de Romeinen geweest en had zelfs hun hulp ingeroepen tegen de Helvetii in het eerste jaar van de oorlog. Vercingetorix verzamelde een enorm Gallisch leger, dat door Caesar bij Alesia in het zuiden van Bourgondië deskundig in mootjes werd gehakt.
Na deze grote overwinning erkenden de Galliërs de Romeinen als overwinnaars en kreeg Caesar heel Gallië in handen. Dat maakte hem direct de rijkste man van Rome en dat is altijd handig als je politieke ambities hebt. Maar voordat hij naar Rome zou terugkeren, zette hij zijn ervaringen van deze oorlog op papier. Dit deed hij in Bibracte en zijn boek, Commentarii de bello Gallico, geldt nog steeds als een standaardwerk op de militaire academie.
Bibracte speelde tijdens de eerste eeuw voor Christus dus een grote rol, maar in de jaren daarna ging het snel bergafwaarts. Vooral de ligging van de stad bleek een probleem. Bibracte lag dan wel aan belangrijke wegen maar ook op een berg en was daardoor moeilijk te bereiken. Ten tijde van oorlog was het goed te verdedigen, maar door de interne vrede in het Romeinse rijk was het vooral onhandig. Ga maar eens met je ossenkar in de regen omhoog. Toen de Romeinen 25 kilometer verderop Autun stichtte, verloor Bibracte zijn economische betekenis en liep de Keltische stad leeg. En hoewel er op de berg nog eeuwen een wekelijkse markt werd gehouden, was de rol van Bibracte verder uitgespeeld.
Archeologie
Deze dramatische ontwikkeling is voor archeologen een zegen. Doordat de stad vrij snel na de bloeiperiode is verlaten, liggen de resten niet onder andere lagen van bewoning. De boel heeft in alle rust twintig eeuwen in de grond liggen wachten zodat archeologen ze konden opgraven.
Archeologie is voor de periode voordat Gallië tot het Romeinse Rijk behoorde sowieso de belangrijkste bron van informatie. De Kelten hadden wel een ontwikkelde cultuur, maar kenden nauwelijks het schrift. Hierdoor zijn er bijna geen geschreven bronnen en die we hebben, zijn hoofdzakelijk geschreven door Romeinen en daarom nogal gekleurd. Wat in de bodem wordt gevonden is daarom de belangrijkste bron voor wat we weten over deze periode. De opgravingen van Bibracte zijn daarbij de grootste en belangrijkste voor de Keltisch cultuur in Frankrijk. Dat had Mitterand dus scherp gezien.
De archeologische opgravingen zijn vandaag de dag indrukwekkend. Het gebied omvat maar liefst 1.000 hectare, waar een leger van archeologen op tal van plekken aan het werk zijn. En dat zijn niet alleen maar Fransen, maar ook Duitse, Nederlandse, Amerikaanse en Engelse geleerden zijn hier aan het graven. Maar er is meer te doen op deze unieke plek.
Museum van de Keltische cultuur
Toen wij Bibracte bezochten was het bijzonder stil. De parkeerplaats naast de ingang was aardig groot maar er stonden slechts een handvol auto’s met Franse kentekens. De Franse overheid ziet Bibracte als één van de ‘Grands travaux de l’Etat’ (grote werken van de staat) en dat betekent budget. Dat is goed te zien aan het museum. Het gebouw is ontworpen door Pierre-Louis Faloci en bestaat hoofdzakelijk uit steen en glas.
Hoewel het zeer moderne gebouw midden in de natuur staat, werkt het uitstekend. Het past in de omgeving. De expositie telt tal van voorwerpen die op Mont Beuvray zijn gevonden, gecombineerd met een groot aantal diorama’s die het leven in Bibracte moeten voorstellen. Ik ben nooit zo’n fan van deze manier van tentoonstellen, maar hier werkt het zeer goed. Onze kinderen, toen 5 en 7 jaar oud, vonden het geweldig.
Opvallend goed is de audiotour. Deze is te krijgen in het Nederlands en hier is duidelijk over nagedacht. Je krijgt een apparaat mee dat, dankzij een ingewikkelde techniek, weet voor welke vitrine je staat en onmiddellijk een verhaal begint te vertellen. Je krijgt direct te horen wat de voorwerpen zijn, waarvoor ze werden gebruikt en waar ze zijn gevonden. Dit alles werkt met een koptelefoon die net boven je oren hangt zodat je ook nog hoort wat je reisgenoten tegen je zeggen. Ik heb nog nooit zo’n goede audiotour meegemaakt. Je krijgt hierdoor een uitstekend beeld over de Keltische samenleving in de eerste eeuw voor Christus.
Archeologie in praktijk
Zo’n museum is natuurlijk leuk, maar je wilt uiteraard de opgravingen zelf ook zien. Dat kan natuurlijk. Naast het museum, dat onderaan de berg ligt, staan busjes klaar om je naar boven te brengen. Je kan ook zelf naar boven lopen, maar een dergelijk ritje is wel zo comfortabel. De rit zelf brengt je langs de grote verdedigingsmuren van de stad waarna je een donker bos induikt, spannend en goed voor de sfeer. Eenmaal boven kan je genieten van het uitzicht en naar beneden wandelen langs alle belangrijke vindplaatsen. Er zijn ook rondleidingen, zelfs in het Nederlands, maar als je daar geen zin in hebt kan je ook zelf rondwandelen.
Het is een aardig lange wandeling, maar omdat je alleen maar daalt valt het erg mee. De route leidt je langs alle belangrijke wijken van de stad, waarvan nog lang niet alles is opgegraven. Bij ons bezoek was bijvoorbeeld de wijk waar de ambachtslieden woonden en werkten voor een groot deel bloot gelegd en voor een deel herbouwd. Aan de tempels en andere godsdienstige gebouwen daarentegen werd nog druk gewerkt. Letterlijk want een flinke groep archeologen uit Duitsland waren druk met schepjes en kwastjes. Volgens de kinderen was dit heel gaaf.
Naast de archeologie kom je tijdens de wandeling ook veel mooie natuur tegen. Op tal van plaatsen staan bankjes en dat zijn prima plekken voor een picknick. Dat is ook wat het museum wil dat je doet. Beter nog, je kan bij het museum manden kopen met een Gallische picknick. Het is onduidelijk of dit met of zonder everzwijn is. Maar je kan natuurlijk zelf ook stokboord, kaas, worst en een flesje wijn meenemen en genieten op de plek waar ooit Julius Ceasar heeft rondgelopen. Leuk!