Bèze ****Gezellig dorp met een grot en abdij in Bourgondië
Béze ligt ten noordoosten van Dijon en heeft als topattractie een prachtige grot waar je met bootjes over een ondergrondse rivier kan varen. Daarnaast heeft Béze een zeer oud klooster en een gezellige centrum.
Ik kende Béze eigenlijk niet en ontdekte het toevallig omdat we in de zomer in een gerucht vlakbij dit dorp in Bourgondië een gîte hadden gehuurd met het doel om Dijon eens goed te bekijken. Het was dan ook een heerlijke verrassing dat we op drie kilometer vanaf zo’n prachtig dorp te logeren.
Grot
De grot is de grote publiekstrekker in het dorp. Helaas mag je geen foto’s in de grot nemen en daar heb ik mij braaf aan gehouden.
In het hoogseizoen is het aan te raden om van te voren een kaartje te kopen. Het is redelijk druk en er mogen maar een beperkt aantal mensen per dag naar binnen. Dat kan (nog) niet online. De tip is dan ook om als eerste te doen zodat je de rest van het dorp kan bekijken als je moet wachten. Vlakbij de grot is een prima parkeerplaats.
Na de entree van de grot loop je door twee grote kamers waarna je in een boot stapt. De ondergrondse rivier komt vlakbij de ingang van de grot boven de grond maar daarover later meer.
De bootjes worden handmatig door de kapitein van het schip voorbewogen via touwen die boven het water zijn opgehangen. Een ingenues systeem dat ik nog nooit eerder heb gezien. Tijdens de heenreis is dit hard werken voor de schipper want deze is stroomopwaarts. Dat ging niet helemaal zonder problemen en als gasten moesten we hem daarbij een paar keer helpen om het schip vooruit te krijgen. Doe je als passagiers ook wat.
Varen in een grot is altijd leuk en dankzij het heldere water en goede verlichting is het een buitengewoon vermakelijk tochtje.
Na een kleine kilometer moet je er weer uit en wandel je onder begeleiding van een gids door verschillende mooie ruimtes. De begeleiding was in het Frans maar onze gids sprak ook een beetje Engels.
Rivier
Na de grot ligt het voor de hand om een wandeling te maken langs de rivier, de Béze. Deze komt net onder de ingang van de grot boven de grond. Het heldere water wordt naar boven gespoten en kabbelt vervolgens door het dorp en verder Bourgondië in. De rivier rond de bron is helemaal gekanaliseerd met mooie stenen kades met daarom prachtige bomen; het is een prachtige plek.
De rivier zit vol met eenden. We hebben lang staan kijken hoe deze vogels onder water zich uitstrekken om voedsel van de bodem in hun bek te krijgen. Eenden zijn toch wel bijzondere leuke beesten die zo lekker gewoon zijn gebleven.
Tuin
Wij liepen de linkeroever van de Béze af tot we een loopbrug tegen kwamen. Deze wiebelt wel een beetje maar is natuurlijk compleet veilig. Aan de overkant bevindt zich de mooie tuin van de pastorie. Een uitstekende plek voor een picknick.
De vierkante pastorie stamt uit de twintigste eeuw en is wel fraai. Hier woonde ooit de kanunnik Kir. Dat zegt ons Nederlanders niet veel maar in Frankrijk is hij één van de helden uit de Tweede Wereldoorlog en burgermeester van Dijon.
Achter de pastorie vind je het kerkje. Deze is in de achttiende eeuw gebouwd maar de versterkte toren is nog uit de dertiende eeuw. Als je iets verder loopt dan kom je het riviertje weer tegen en die is hier op zijn mooist. De Béze meandert door het dorp en bij de brug is het werkelijk schilderachtig.
Neem direct achter na de brug het trapje aan de linkerkant en je bevindt je op een nog perfectere picknick plek als bij de tuin van pastorie. Je blijft hier eten.
Abdij
Tot slot is er nog een oude abdij in het dorp. Als je over de brug bent komt je eerst een gezellig plein tegen met verschillende terrassen. Hier kan de inwendige mens verwend worden. Bekijk even het statige pand aan de zuidkant van het plein. Bij ons bezoek was het in verval maar het is duidelijk dat het pand betere tijden heeft gekend. En dat is ook zo want het hier was in de dertiende eeuw de kloosterschool gevestigd. Het is nu in de perfecte staat van ontbinding zoals het alleen in Frankrijk kan.
Loop de Rue de l’Encloitre in en je ziet aan de rechterkant de Tour de Chaux verschijnen, één van de mooie Torens van Béze die ooit onderdeel vormde van de verdedigingsmuur. Niet dat ze daar heel trots op zijn want hij staat gewoon tussen de huizen. De Abdij staat achter een groot hek en is in privébezit en niet te bezoeken.
Maar vlak daarnaast staat nog wel een andere interessant gebouw dat ooit een onderdeel was van de abdij. Nu zit er de school erin en dat is nog eens een fantastische plek om te leren lezen en schrijven!
Aangezien wij hier in de zomer waren was de school niet open maar stond er vreemd genoeg wel een bakfiets met folders en flyers. Het bleek de mobiele versie van het Office du Toerisme te zijn compleet met een enthousiaste student. Een wonderlijke manier om de toeristen van informatie te voorzien. Hij verwees mij natuurlijk naar de grot maar raadde mij ook aan om even door te lopen naar de oever van het riviertje want daar was het mooi.
En dat klopt helemaal. Het oude gebouw dat nu dienst doet als een school heeft een soort van overdekte kade waar je een prachtig uitzicht hebt op het riviertje. Een prachtig plekje.
Video van Bèze
Beelden van Bèze
E-Magazine Bourgondië
In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Bèze en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Bèze
Brancion: de middeleeuwen in Zuid-Bourgondië
Brancion ligt in het departement Saône-et-Loire tussen Tournus en Cluny. Wij kwamen het bij toeval langs tijdens één van onze zwerftochten met de auto. Het was bijzonder warm, ver boven de 35 graden, maar lieten ons toch verleiden door het bord ‘Site Médieval de Brancion’. Je kunt niet eeuwig in de airco van de auto blijven zitten en dus besloten we het dorp te bezoeken.
We parkeerden even buiten het dorp dat vanaf de parkeerplaats niet is te zien. Na een korte wandeling verscheen een prachtige poort met daar achter een kloek kasteel. Dit dorp zou wel eens veel mooier kunnen zijn dan we hadden gedacht.
Strategische ligging
Brancion ligt op de punt van een bergkam met aan drie kanten steile rotswanden waardoor het uitstekend te verdedigen is. De poort is één van de weinige plekken die voor de aanvallers bereikbaar is. Met een paar man houd je hier een flink leger heel lang tegen.
Achter de poort staat het kasteel waarvan het oudste deel in de tiende eeuw is gebouwd door de heren van Brancion. Deze lokale machthebbers maakten graag ruzie met de buren en met name met de abdijen van Tournus en het machtige en rijke Cluny.
Kasteel
Uiteindelijk zorgde een mislukte kruistocht en de financiële gevolgen hiervan ervoor dat Brancion moest worden teruggegeven aan de leenheer; de Hertog van Bourgondië en die hield het ook maar.
Niemand minder dan Filips de Stoute nam het kasteel later in de veertiende eeuw onder handen en breidde het uit met een woongedeelte. Helaas is juist dit deel tijdens de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw bijna compleet verwoest zodat nu het deel uit de dertiende eeuw kasteel er nog staat.
Galliërs
Hoewel het kasteel het oudste gebouw van het dorp is werd deze plek al eerder bewoond. In de buurt van het kasteel zijn tijdens opgravingen aanwijzingen gevonden dat hier een Keltische (Gallische) dorp heeft gestaan.
Het zou heel goed kunnen dat nadat de Romeinen dit gebied veroverden en de interne vrede waarborgden de strategische ligging van minder belang werd en het dorp werd verlaten. Na de val van het Romeinse Rijk en de chaos die daarop volgde werd de plek weer aantrekkelijk voor bewoning omdat het goed verdedigbaar was.
Het kasteel is in een uitstekende staat en is voor een bescheiden bedrag te bezoeken. Dat is een aanrader want naast fraaie kamers is het uitzicht vanaf het donjon bijzonder mooi. Wij hebben het niet gezien omdat we laat in de middag arriveerden en het kasteel net de deuren sloot.
Markthal uit de veertiende eeuw
Gelukkig is er voldoende te zien in het dorp en we hoeven ons niet te vervelen. Een wandeling door de prachtige straatjes is een aangename bezigheid. Bijzonder is de markthal uit de veertiende eeuw die nog steeds wordt gebruikt om regionale producten te verkopen.
Natuurlijk inspecteren we de kerk. Deze staat niet in het centrum maar een aan de zijkant op een plek met een prachtige uitzicht op het landschap. Bij helder weer is zie je hier de toppen van de Morvan met daarvoor een heuvelachtig landschap waar de rivieren, beekjes en wegen hun weg vinden. Ik mis alleen een treintje dit het panorama doorkruist, maar je kan niet alles hebben.
Romaans luilekkerland
Elk dorp of gehucht heeft hier een Romaanse kerk die één nog mooier dan de ander. Nu is er geen gebrek aan kerkjes in Frankrijk maar de kwaliteit in dit gebied is opmerkelijk hoog. Maar niet alleen de kwaliteit is hoog, het zijn er ook veel; volgens een bordje in het dorp zijn het er in totaal 128.
Deze architectonische rijkdom heeft te maken met de aanwezigheid van de abdij Cluny in de buurt. In de middeleeuwen was dit het grootste, rijkste en machtigste van Europa. Met de bouw van al deze fraaie kerken liet de abt van het klooster zijn macht zien.
Kerk uit de twaalfde eeuw
De kerk van Brancion is bescheiden maar interessant. Het stamt uit de twaalfde eeuw en is niet verrassend van het model Romaans. Binnen is het door het ontbreken van grote ramen donker en moeten onze ogen even wennen. Voor de liefhebber van Middeleeuwse kunst is het hier feest want op de muren zijn prachtige fresco’s te bewonderen.
Deze stammen uit de dertiende eeuw en zijn in opdracht van de Hertog zelf gemaakt. Ik verbaas mij er altijd over dat dit soort kunstschatten gewoon in het openbaar te zien zijn. Er was helemaal niemand in het kerkje tijdens ons bezoek en het is heel bijzonder dat je zo alleen bij zulke oude en mooie fresco’s kan zijn. Neem je tijd om ze te wonderen.
Naast de kerk is een soort van heemtuin aangelegd. Het is een aangename plek waar in de schaduw van de bomen een aantal bedden zijn gemaakt met daarin inheemse planten. Het is zeker niet een botanisch wonder maar wel een goede plek voor een picknick.
Vanaf Brancion starten verschillende wandelroutes en ondanks de klim kan je hier ook goed fietsen. De streek staat bekend om zijn fietsroutes waarvan die langs de Saône de bekendste is. en het eerste Franse fietspad werd ook hier niet ver vandaan geopend.
Saint Hilaire: Abdijdorp tussen Carcassonne en Limoux ***
Toen mijn partner de kinderen voor de eerste keer hier naar bed bracht boden ze mij direct hun eigen kweek aan en dan heb ik het niet over wijn. Als je uit Amsterdam komt dan ben je automatisch een kenner van bepaalde genotsmiddelen en dat is eigenlijk niet vreemd want wij gaan er immers ook vanuit dat elke Fransman wel iets van wijn weet, wat ook zo is natuurlijk. Evengoed was het een vreemde ervaring maar wel gezellig. Maar wijn maken ze hier wel degelijk, best lekkere trouwens maar daarover later meer.
Abdij
Terug naar het dorp en zijn klooster. Hoewel het godsdienstige instituut ouder is, zijn de meeste gebouwen die er nu staan rond veertiende eeuw gebouwd. Bijzonder is het kloosterhof dat tot mijn verbazing gewoon openbaar is. Het hof lag precies tussen onze vakantiewoning en de bakker in waardoor ik hier elke morgen door een middeleeuws kloosterhof liep; wat een vreugde!
Hier bevindt zich ook de ingang van het klooster zelf en dat is wel een aanrader. Er zijn tal van mooie en interessante ruimtes te zien. Het klooster had zijn bloeiperiode tussen de achtste en twaalfde eeuw. De abdij was tijdens de kruistocht tegen de Katharen een veilige haven maar werd uiteindelijk verwoest door de kruisvaarders.
Dit zou niet de laatste keer zijn dat de boel hier werd gesloopt. Het klooster werd weer opgebouwd maar tijdens de honderdjarige oorlog in de veertiende eeuw was het weer raak. Ook nu weer werd het klooster hersteld waarbij de meeste gebouwen er nu nog staan. Al had dat niet veel gescheeld want ruim tweehonderd jaar geleden raasde de revolutie over Frankrijk. De revolutionairen hadden weinig op met het geloof, stuurden de monniken weg en verkochten het onroerend goed. Pas in de twintigste eeuw werd het geheel gerestaureerd en staat het er weer mooi bij.
In het klooster bevindt zich nog een bijzondere attractie die voor kinderen leuk is. Één van de religieuze ruimtes is zo gebouwd dat al het geluid in een kleine nis wordt versterkt. Als je hier zit kan je zelfs het gefluister aan de andere kant van de zaal horen. Natuurkunde en geschiedenis in één bezoek gevangen en nog leuk ook; wat wil je nog meer.
Blanquette de Limoux
Terug in het kloosterhof doe je er verstandig aan om de westelijke uitgang te nemen. Zo kom je namelijk bij de voorraadkelders van de monniken. Onder deze gewelven waar nu vleermuizen slapen werden de wijnen van het klooster bewaard en dat maakt deze plek bijzonder.
Hier vond een stukje productontwikkeling plaats dat voor ons een metafoor zou worden van rijkdom en luxe. De monniken van dit klooster ontwikkelden hier in de vijftiende eeuw voor het eerst een mousserende wijn. Deze wijn wordt nog altijd gemaakt en heet Blanquette de Limoux. Nu zegt dat mensen niet veel maar de manier van produceren werd in Noord-Frankrijk gekopieerd en die wijn kent iedereen; Champagne. Natuurlijk is de Limoux veel lekkerder want hier is veel meer zon en dat is goed voor druiven. Ik raad ook iedereen aan om een flesje te drinken als je hier bent, het is echt goed spul.
Vreemd genoeg moet je daarvoor niet in Saint Hilaire zijn want de mousserende wijn wordt hier niet meer verbouwd. Ze maken wel erg fijne rode wijn die kan je halen bij de coöperatie Anne de Joyeuses. Deze bevindt zich vlak na de burg over de rivier Le Lauquet achter een prachtig rond paviljoen op de weg richting Carcassonne.
Romagne 14-18: Eerste Wereldoorlog museum met Nederlandse eigenaar *****
Het bleek een ‘collegetour’ te zijn onder leiding van de BN-er Diederik van Vleuten met als onderwerp een het museum van Jean-Paul de Vries in Romagne. Ik had een heerlijke avond waarbij een Duitse pothelm door het publiek rondging terwijl de eigenaar van het museum zijn verhaal vertelde. Ik moest er een keer heen en daar was mijn vriendin het helemaal mee eens.
‘Ik doe het museum wel open voor jullie’
Twee jaar later kwam er het van en reden wij rond half één ‘middags Romagne-sous-Montfaucon binnen. Het museum is makkelijk te vinden maar leek gesloten. We parkeerden de auto achter het gebouw en liepen, rekening houdend met een teleurstelling, naar de ingang. Deze bleek dicht maar na een minuut hoorden we geluiden van binnen komen waarna een vrolijke jongeman de deur open deed en aan ons vroeg of we voor het museum kwam. Dat kwamen we. “Dan doe ik het voor jullie open”, terwijl hij een enorme hond die ons vriendelijk aankeek in bedwang hield. “Ik moet hem even opsluiten”, verklaarde hij in Nederlands, “Anders neemt hij de benen.”
Terwijl hij dat deed liepen wij achter hem aan het museum binnen. De eerste ruimte lijkt meer op een rommelige bar van een hippe strandtent in Bretagne dan een restaurant van een museum. De muren hangen vol met spullen uit de oorlog en de tafels staan rommelig door elkaar. In een hoek staat een toren van vier kratten Jupiler. Hier is het duidelijk vaak druk en gezellig en daar hou ik van.
De jongeman heeft inmiddels de hond opgesloten en opent een deur van de ruimte waar de tentoonstelling is. Hoewel hij zeer goed Nederlands spreekt valt het mij op dat hij de lidwoorden niet feilloos gebruikt en vraag ik hem of hij hier of in Nederland is geboren. Hij vertelt hier te zijn geboren en ik besef mij dan nog niet dat ik met de zoon van de eigenaar heb te maken.
Verschillende niveaus
De tentoonstelling bevindt zich in de grote loods naast de bar en is ingedeeld in verschillende niveaus. Hier staat een interessant open houten bouwwerk met veel trappetjes, balkons en vides. We worden helemaal naar boven geleid waar een kleine ruimte is met een televisie waar we worden verzocht om eerst een video te bekijken voordat we de collectie bekijken. Dat doen we braaf en dat geeft de jongen de tijd om zijn vader te waarschuwen, de entree mogen we later wel betalen.
De video gaat over niet over de Eerste Wereldoorlog, niet over de impact van het conflict, niet over hoe deze is ontstaan en zelfs niet over het ellendige leven van de soldaten aan het front. Het gaat wel over hoe het museum is ontstaan en hoe Jean-Paul hier is gekomen. Toeval hierbij speelt een grote rol want in zijn jeugd overnachtte hij hier met zijn ouders op weg naar het zuiden. Het gezin had het naar zijn zin en zag die zomer nooit de Middellandse Zee. Jean-Paul trok die vakantie buiten het dorp een helm uit de modder en de rest is geschiedenis. Een mooi verhaal dat ook nog eens goed wordt verteld.
Bijzonder tentoongesteld
Na deze video gaan we de collectie bekijken. Hoewel je (bijna) alles mag oppakken en aanraken doen we dat niet. Als je in een museum bent ga een toch over op een modus waar je keurig met je handen op je rug de zaken staat te bekijken. Dat hoeft hier niet maar wij deden het toch. Je moet toch over een bepaalde grens heen en dat duurt even.
De collectie is op een wonderlijke manier tentoongesteld. De verzameling, bijna allemaal binnen vijf kilometer van het dorp gevonden, is ingedeeld op soort en functie. Zo is er een hele kast vol met medicijnenflesjes, een compleet ingerichte bar, een wand vol met spades, een berg met veldflessen en ga zo maar door.
Spullen meezeulen
Zo krijg je een goed idee welke spullen er door de soldaten werden gebruikt. Dat zie je natuurlijk wel meer op dit soort plekken. Zo heb ik mij verbaasd in Beaumont-Hamel over de spullen die een Britse soldaat mee moest nemen als hij ten aanval trok; vijftien kilo aan zooi waar hij niets aan had tijdens een gevecht. Ga daar maar eens een machinegeweer mee bestormen.
Daar, op het slagveld in Picardië, was een informatiecentrum waar ze een pop hadden aangekleed in volle wapenrusting en dat is best indrukwekkend maar je ziet er maar één. Hier zie je iets anders. Hier zie je pas hoeveel spullen je nodig hebt als je met een leger van soldaten ten strijde trekt en dat is indrukwekkend!
Granaathuls als vaasje
Het is een ongelooflijke berg meuk waarbij het opvalt dat de hoeveelheid wapens maar een klein deel is; een bosje geweren, een paar messen en een reeks pistolen en dat is het. Wel zijn er redelijke wat hulzen van granaten te zien en dat is logisch want die hou je over als hebt geschoten en dat deden ze in die tijd heel veel. Veel hulzen van granaten zijn bewerkt en zijn nu ware kunstwerkjes die kunnen dienen als een vaasje.
Dit had ik eens gezien in een gîte waar met twee van dit soort versierde hulzen en een portret van opa in uniform een soort van altaar was gemaakt. De beste man was gevallen bij een Franse aanval op de ‘Chemin des Dames’ niet zo heel ver van Romagne vandaan.
De vaasje fascineerde mij omdat het de mens in de oorlog laat zien; in groots mogelijke ellende is heeft de mens toch de neiging iets moois te maken. Er is na 1918 een hele industrie ontstaan die de hulzen bewerkte maar ook tijdens de oorlog waren de hulzen een gewillig object om ’trench art’ van te maken.
Waarom zou je dat als soldaat nu doen? Ten eerste omdat de metalen hulzen overbleven en de cilinders an sich wel mooie glimmende voorwerpen zijn. Daarbij waren er veel van, lieten zich makkelijk bewerken en was er bovendien voldoende gereedschappen voorhanden.
Maar bovenal werd er niet altijd maar gevochten tijdens de oorlog. Er gebeurde soms weken niets en moeten de soldaten zich behoorlijk hebben verveeld. De een leest dan een boek of schrijft er één, de ander legt een kaartje en weer een ander gaat iets maken. Dat is ook echt een kenmerk van een mens want al in de prehistorie bewerkte wij al onze speren. De behoefte om er iets moois van te maken is er altijd geweest. Ook al is het van een restproduct waarmee net geprobeerd is andere mensen te doden.
Lekker aanraken
Bij het bekijken van deze geweldige berg ‘gevonden voorwerpen’ waren viel het mij op dat nergens een kaartje staat wat het is. Je moet het gewoon maar uitzoeken en omdat je zo’n beetje alles mag oppakken en aanraken sta je voor je het weet te discussiëren wat een bepaald voorwerp is en wat de functie is geweest.
Terwijl wij zo stonden te praten was inmiddels de eigenaar gearriveerd en kwam onmiddellijk naar ons toe. Ik kreeg de indruk dat hij dat bij iedereen doet want hij is zeer toegankelijk en wil graag vertellen over van alles en nog wat. Allereerst feliciteerde ik hem om het feit van President Trump niet was langs geweest want tijdens de collegetour op de school van mijn kinderen had hij toegegeven dat hij daar toch het meest tegen op.
Geen Trump
Waarom zou de president van de Verenigde Staten die schuur met oude zooi bezoeken hoor ik al enkele lezers zich afvragen. Naast het museum van een Nederlander bevindt zich ook de grootste erebegraafplaats voor gevallen Amerikanen in Europa. Tijdens de herdenking van het einde van de oorlog in 2018 zou Trump deze bezoeken en daarmee was de kans zeer groot dat ook het museum zou worden bezocht, of de eigenaar het daar mee eens was of niet. Uiteindelijk kwam de bewoner van het Witte Huis helemaal niet want het regende of zoiets. Hij zou daarbij een niet zo respectvolle opmerking hebben gemaakt maar of dat waar is weet ik niet.
“Hij is inderdaad niet geweest maar ik ben heel blij dat de herdenkingen voorbij zijn”, vertelt Jean-Paul de Vries. “Behalve Trump hebben we hier het hele jaar toch allerlei hoge piefen gehad; senatoren, generaals, ministers en nog veel meer. Klinkt allemaal leuk maar door de veiligheidsmaatregelen heb je niets meer te vertellen in je eigen museum, ze nemen gewoon de boel over.”
De veiligheidsmaatregelen zelf waren wellicht de reden voor het bezoek aan het museum. “Denk maar niet dat ze voor de tentoonstelling kwamen. Dit gebouw heeft namelijk dikke muren en weinig ramen en is dus makkelijk te beveiligen. Daarbij heeft het een bar en dat maakt het natuurlijk helemaal aantrekkelijk. Niet zo leuk voor ons want ze nemen de boel gewoon in bezit en niemand mag er zonder toestemming meer in. Zo hebben ze een stuk uit een tent in de tuin gesneden zodat een schutter in de kerktoren beter zicht had. Gelukkig is het nu voorbij en hebben we nu weer gewone bezoekers”, verzucht de nog licht geïrriteerde museum eigenaar.
Veldslag in 1918
Het ereveld zelf bevindt zich net buiten het dorp op de plek waar is gevochten. Hier vielen de Amerikanen in de nadagen van de oorlog de stellingen van de Duitsers aan. “Er is hier alleen in de laatste drie maanden van de oorlog gevochten.” vertelt Jean-Paul
“We zitten hier niet ver van Verdun waar een bloedige veldslag is uitgevochten maar gevochten werd hier niet. Het lag achter de Duitse linie en er was een Duits veldhospitaal waar ernstig gewonde soldaten werden verpleegd. Veel daarvan hebben het niet gehaald en liggen op een Duits ereveld in het dorp.” Dat verklaard ook de grote hoeveelheid medicijnen in de collectie.
Volgens De Vries is het Duitse ereveld trouwens veel opzichten beter want daar worden de doden van de oorlog op een waardige manier herdacht. De Amerikaanse begraafplaats heeft met zijn groteske en pompeuze landschapsarchitectuur een hele andere sfeer. Hier worden de helden van de oorlog geëerd waardoor je bijna zou denken dat het een grote eer is om voor je land het leven te laten. Maar zo gaat het volgens Jean-Paul niet in een oorlog. Ik heb beide begraafplaatsen gezien en de man heeft een punt.
Als je de Amerikaanse militaire begraafplaats oprijdt heb je het idee dat je Amerika bent ingereden. Bij de de toegang tot het terrein staan aan beide kanten twee witte gebouwen met grote beelden van adelaars. De vogels kijken streng maar het valt mij op dat ze aan de gezette kant zijn, dat past wel bij de VS. Grote strak geknipte heggen en grasvelden omringen de brede oprijlanen met in het midden een grote fontein die in een soort van vallei ligt. Aan de ene kant liggen de gesneuvelde soldaten met elk een dik witmarmeren kruis, of in geval van een joodse soldaat een David ster. De kruizen staan zo dat onder elke kijkhoek een keurige lijn ontstaat. Bovenop de heuvel staat een enorm herdenkingskapel waar een laan met aan beide kanten bomen naar toe leidt. Het is allemaal erg indrukwekkend, helemaal omdat er zoveel kruizen staan (een kleine 15.000).
De gevallen Duitsers liggen aan het begin van het dorp en hebben veel kleinere donkere kruizen. De ingang van de begraafplaats is tevens een kapel en tussen de graven staan grote dennen. Natuurlijk heeft Duitsland de oorlog verloren, en die daarna ook. Enige somberheid past bij een verliezer maar hier voel je beter de pijn van de oorlog.
Wat doet het museum met je?
Maar nog één keer terug naar het museum want als je beseft dat de boel die daar ligt slechts het resultaat is van gevechten die hier in de laatste drie maanden van de oorlog zijn gevoerd dan is het bijna niet te bevatten. Alles wat daar ligt is ergens geproduceerd en hier naar toe gebracht. Als je nog in acht neemt dat de tentoonstelling slechts een derde van de 300.000 voorwerpen laat zien die door Jean-Paul en zijn team in de omgeving gevonden is én dat we niet weten wat er nog allemaal in de grond ligt dan begint het je te duizelen.
Wat moet er dan allemaal nog in de grond liggen op een plek waar drie jaar lang is gevochten? Wat is die oorlog een belachelijk gesleep geweest van mensen, spullen en materialen. Hoeveel levens hiervoor zijn gevallen en hoeveel mensen hiervoor hebben geleden. Het is je bijna niet voor te stellen.
Bij het wegrijden uit Romagne-sous-Montfaucon dachten we in de auto allemaal aan de indrukkende verzameling spullen in die schuur naast de kerk. Het is een unieke manier om iets bij je los te maken en dat is heel knap.
Als je de Eerste Wereldoorlog een beetje wilt begrijpen dan moet je hier heen.
Franse feestdagen en tradities
De Fransman is iemand van tradities, vastgeroeste gewoontes, gebruiken, rituelen die ze niet snel of misschien nooit zullen veranderen. Eén van die vaste tradities is het Franse dorpsfeest. Ieder dorp, maar dan ook ieder dorp heeft één keer per jaar zijn dorpsfeest, meestal gehouden in juli en augustus. Je kunt het een beetje vergelijken met […]
Locronan: dorp van graniet in Bretagne
Dat is een vierhoek met een omtrek van twaalf kilometer die het aantal maanden van de Keltisch jaar symboliseert. ‘If you can beat them, join them’ moet Ronan gedacht hebben en dus kerstendehij de Nameton. Dat had Bonifatius misschien ook moeten doen met die eik bij Dokkum. Elk jaar wordt er nog trouw een processie georganiseerd om Ronan te eren. Deze leidt langs de twaalf kilometer die volgens de legende elke dag wordt afgelegd door de heilige.
Naast Pelgrimsoord bracht ook de hennepteelt welvaart. Nu was het niet zo dat ze daar in de zeventiende eeuw massaal in de coffeeshop zaten. Hoewel het niet duidelijk is of het veel werd genuttigd, is het wel zeker dat het gewas werd gebruikt voor het maken van touwen, een product waar in de vele havens in Bretagne veel vraag naar was. Het dorp heeft naast prachtige huizen en een kerk tevens twee kleine kapellen en een museum.
Saint-Antoine-l’Abbaye: kloosterdorp in de Isère
De overblijfselen van zo’n heilige kluizenaar, de relieken, hadden dan ook veel aanzien en niet zelden gebeurden er allerlei wonderen. Voor de relieken van de heilige Antonius werd een klooster gebouwd door de monniken van Montmajour en waarna het uitgroeide tot een dorp en is dus nu een Plus Beaux Village de France.
De gebouwen van de abdij domineren nog altijd het dorp waarbij de abdijkerk de meest opvallende is. In twaalfde eeuw werd er begonnen met de bouw en die zou tot de vijftiende eeuw duren. Ook toen gebeurde het wel eens dat een publiekelijk bouwproject wat langer duurde.
Het resultaat mag er wezen. De flamboyante gotische stijl is nog altijd indrukwekkend en een bezoek aan het dorp is niet compleet zonder een kijkje in de kerk. Neem dan even tijd om het portaal van de kerk goed te bekijken. Het klooster omvat een museum met een prachtige middeleeuwse tuin.
Saint-Antoine-l’Abbaye bevat nog een klein pretpark dat curieus genoeg piraten als thema heeft. Je zou toch monniken of bisschoppen verwachten maar zover reikt het historisch besef van de plaatselijke bevolking kennelijk niet. Niet dat dit heel erg is want piraten zijn ook mooi en de kinderen zal het een worst zijn. Verwacht hier trouwens geen achtbanen en reuzenraden maar gewoon een leuke grote speeltuin met hier en daar een piraat. De kleine kinderen vermaken zich hier prima, pubers vervelen zich waarschijnlijk snel.
Moncontour: gezellig dorp in Bretagne
Het dorp, of eigenlijk stadje, beleefde in de zeventiende eeuw een economische bloei dankzij de productie van linnen en jute. Veel mooie huizen die er nu nog staan zijn in die tijd gebouwd. In één daarvan is een kostuummuseum gevestigd. Het betreft een zeer uitgebreide verzameling van toneelkostuums van de middeleeuwen tot de vroege twintigste eeuw.
Tot slot is het kerkje Église St-Mathurin interessant. Hij is gebouwd in de zestiende eeuw maar helemaal herbouwd in de achttiende en heeft een mooie renaissance gevel. Loop zeker even binnen want de glas-in-lood ramen zijn nog origineel.
Le Bec-Hellouin: vakwerkhuizen en een oud klooster ***
Tussen de bomen staat een brute toren die meer doet denken aan een burcht, dan aan een klooster. Opvallend is de zeer stevige basis van het bouwsel terwijl de bovenkant toch aardig versiert is met Gotische elementen. De stevigheid van de toren heeft alles te maken met het gewelddadige verleden. De abdij werd bevolkt door Benedictijners die vanaf de stichting in de eerste helft van de elfde eeuw werd gesteund door de Normandische hertogen. Dat waren toen behoorlijke eindbazen die in dezelfde eeuw nog Engeland veroverden.
In de veertiende eeuw teisterde de Honderdjarige oorlog tussen de Engeland en Frankrijk het platteland. De Benedictijners in Le Bec-Hellouin zagen de bui al hangen en besloten daarom het klooster flink te versterken. Het mocht echter niet baten want de abdij viel uiteindelijk toch ten prooi aan de plunderende Engelse legers die het met de grond gelijk maakten.
Toren Saint Nicolas
De toren die er nu staat is echter jonger, uit de zeventiende eeuw om precies te zijn. Hij is gewijd aan Sinterklaas, niet alleen in Frankrijk een populaire heilige, en deed oorspronkelijke dienst als klokkentoren. Dat de toren is gebouwd als een vesting heeft alles te maken met de godsdienstoorlogen. De kerk staat er niet meer, maar er zijn nog wel enkele stenen en omgevallen muurtjes te zien en ook het grondplan van het gebouw is nog goed te herkennen. Het klooster overleefde deze roerige tijden.
Aan het einde van achttiende eeuw was het uit met de rust. De monniken werden na de Franse Revolutie weggejaagd waarna het complex door het leger in gebruik werd genomen als opslagplaats voor paarden en voertuigen.
Hieraan kwam pas een einde na de Franse nederlaag tegen Duitsland in 1940. In de Tweede Wereldoorlog werd het plan al opgepakt om het gebouw zijn oorspronkelijke functie terug te geven. Hiervoor waren ook monniken nodig en die werden gevonden in Cormeilles-en-Parisis, waar de plaatselijke benedictijner orde bereid was een aantal geestelijke af te staan om hier te gaan wonen. De boel werd weer hersteld en in 1948 trokken de monniken weer in het complex en sindsdien is het klooster weer in functie. Naast dit klooster bevindt zich vlakbij het dorp ook nog een nonnenklooster.
Aardewerk
Nu is het mogelijk om het klooster te bezoeken maar omdat wij op doorreis waren hebben we dit niet gedaan. Vrienden van ons hebben dit wel gedaan en die gaven aan dat een bezoekje aan de abdij de moeite waard is. Er is in ieder geval een mooie bibliotheek en een pottenbakkerij waar je kan zien hoe ze daar ambachtelijk aardewerk, Faïences genaamd, wordt gemaakt.
De abdij heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van het dorp dat er letterlijk tegenaan is gebouwd. De vele vakwerkhuizen zijn gebouwd in gezellige straatjes die bij ons bezoek voor een groot deel open lagen, ze kregen nieuwe bestrating. Opvallend is dat de huizen in het centrum zijn gebouwd rondom een grasveld waar ook de kerk staat. Dit zie je niet zo veel in Frankrijk en deed mij een beetje denken hoe sommige Nederlandse dorpen rondom een brink zijn gebouwd.
Helaas vonden de Fransen het ook nodig om hier een groot modern dorpshuis te bouwen waar naast de Office du Tourisme ook een soort van kunstgallery een plek heeft gevonden. Mocht je op doortocht zijn; aan de achterkant van dit gebouw bevindt zich een beetje verscholen een uitstekend openbaar toilet inclusief handdoek, dat is toch informatie die goud waard kan zijn.
Uitstekende stopplaats
Le Bec-Hellouin leent zich uitstekend als stopplaats tijdens een rit naar bijvoorbeeld Bretagne. Het ligt maar een paar kilometer vanaf de Auto-route A-28 richting Le Mans. Het kost je iets meer tijd dan een Auto-Grill maar je stapt dan ook een stuk rustiger de auto weer in. Als je wilt picknicken moet je wel even in een ander dorpje shoppen, maar het dorp kent ook een aantal leuke restaurantjes waar bij ons bezoek heerlijke geuren vandaan kwamen. Een nachtje slapen is ook een uitstekend plan en dat kan in een herberg of op de kleine camping. Je wordt ongetwijfeld heel lekker wakker en dan kan je heerlijk relaxed naar het zuiden af zakken.