Deze twee vorsten hebben in die tijd een nogal langdurig meningsverschil, de Honderdjarige Oorlog, en Coucy zit meer dan eens aan de onderhandelingstafel om hieraan een einde te maken, dat in zijn leven niet lukt.
Daarnaast doet hij aan twee kruistochten mee, waarvan de laatste zijn ondergang wordt, leidt hij tal van militaire expedities naar Zwitserland, Vlaanderen en Italië en wist hij een einde te maken aan verschillende opstanden van boeren en steden.
Daarnaast weet hij zich staande te houden aan het hof van de Franse koning Karel VI die eerst minderjarig is en later geestelijke problemen heeft. Hierdoor hebben de ooms van de koning, de hertogen van Anjou, Berry en Bourgondië vrij spel om hun eigen ambities na te jagen. En aan ambitie hadden deze mannen geen gebrek.
Honderdjarige Oorlog
Dit speelt zich af terwijl Frankrijk half is bezet door Engeland en er ondertussen twee pausen (Rome en Avignon) zijn waar Frankrijk een hoofdrol in speelt. Coucy moet zeer uitzonderlijke politieke competenties hebben gehad om in deze slangenkuil het hoofd boven water te houden. Volgens Tuchman had zo’n beetje iedereen respect voor de hem en werd hij bijzonder sympathiek gevonden. Hoewel hij zijn optreden niet altijd succesvol is, krijgt hij bijna nooit ergens de schuld van. Coucy moet de Mark Rutte van het veertiende-eeuwse Europa zijn geweest.

De huidige toegang tot het kasteel.
Opvallend is dat Coucy niet van hele hoge adel was. Zijn lijfspreuk wijst daar ook op: “Roi ne suis Ne prince ne duc ne comte aussi; Je suis le sire de Coucy” (Ik ben geen koning, geen prins, geen hertog nog een graaf: ik ben de heer van Coucy). Evengoed was het een machtig man.
Zijn machtsbasis lag in Picardië dat naast Normandië en Vlaanderen de rijkste streek van Frankrijk was. Dankzij de vruchtbare grond was, en is, het hier goed boeren. Coucy zorgde ervoor dat de inwoners deze zo goed mogelijk konden bewerken waardoor er genoeg eten was, Zijn ‘huis’ stond in Coucy-le-Château-Auffrique. Veel was hij trouwens niet thuis en dus was het zijn vrouw Isabella, de oudste dochter van de Koning van Engeland, die de boel bestierde.
Indrukwekkend, ook nu nog
Het kasteel was in de veertiende eeuw de grootste en mooiste van Frankrijk. Het was veel groter dan het Louvre, het kasteel van de koning in Parijs, thans het grootste museum van de wereld. En hoewel het nu een complete ruïne is, is het formaat van het kasteel nog altijd zeer indrukwekkend.

De plattegrond van de kerk an het dorp is nog altijd goed te herkennen. Op de achtergrond zie je de stadsmuren.
Het kasteel zoals het er nu bij ligt, stamt voor een groot deel uit de twaalfde eeuw maar de geschiedenis van het gebouw is ouder. Bronnen melden dat in de eerste helft van de tiende eeuw op de heuvel een kasteel stond. Waarschijnlijk waren de invallen van de Noormannen de reden om het gebouw neer te zetten.
De strategische ligging van de burcht moet aantrekkelijk zijn geweest voor de bevolking die en masse besloot om er een huis dichtbij te bouwen. Er ontstonden wijkjes en om deze te kunnen verdedigen tegen naderend onheil werden er muren omheen gebouwd.
Aan het einde elfde eeuw eeuw was Coucy een heuse Middeleeuwse stad geworden waarbij de heer nogal overhoop lag met de Franse Koning. Die Franse koning was in die tijd echter niet zo machtig en had alleen rondom Parijs echt iets te zeggen.

Hier zie je de berg rommel die er overbleef nadat het Duitse leger de donjon opblies.
Coucy lag net op de grens van de gebied van de koning en om een eventueel conflict met zijn leenheer het hoofd te kunnen bieden werd in de twaalfde eeuw door Coucy flink geïnvesteerd in een kasteel.
De boel werd flink aangepast en na zeven jaar stond er een enorme burcht die zijn weerga in Frankrijk niet kende. Kenmerkend was een enorme ronde donjon die maar liefst 54 meter hoog was. Daarmee was het één van de hoogste gebouwen van Frankrijk, zo niet van West-Europa. En hij staat er nog steeds, voor een klein deel dan.
Maar zoals je kan zien op de foto’s is daar niet veel meer van over. Om het in deze staat te krijgen is nog een verhaal. Maar daarover later meer.
Bij het lezen van het boek wil je vanzelf deze plek bezoeken, helemaal om dat het makkelijk te bereiken is vanuit Nederland. En zo rijden we op om een uur of twee van een herfstige middag het dorp binnen. We hebben een Chambre d’Hôtes in het dorp geboekt maar we zijn te vroeg om in te checken en besluiten daarom eerst het kasteel te bekijken.
We parkeren de auto voor het gemeentehuis en lopen naar het kasteel. Hoewel dit dorp al meer dan twee eeuwen een toeristische attractie is, is er niemand. Een paar bezoekers van het café bekijken ons even vanaf het terras aan en zetten daarna hun discussie voort. Fransen zijn kampioen ‘minding their own business’, ik hou daar erg van.

In het entreegebouw staat een mooie maquette van het kasteel. Op de voorgrond zie je de kerk van het stadje.
Het kasteel ligt een beetje achteraf en is te bereiken via een kleine toegangsbrug. In het poortgebouw bevindt zich de kassa annex museumwinkel waar een vrijwilliger ons begroet. Hij kijkt ons een beetje verbaasd aan en overhandigd ons de mooie entreekaartjes. Ik herken het logo van ‘Centre des monuments nationaux‘, een bonte verzameling van historische monumenten in Frankrijk.
Nieuwsgierig kijk ik naar buiten en groot grasveld met hier en daar een boom met daarachter oude muren. Aan de linkerkant is de boel afgezet en rijdt een graafmachine langzaam heen en weer. Een klein groepje mensen met oranje hesjes staat te praten. Hier wordt archeologie bedreven.
Het grote grasveld was in de middeleeuwen bebouwd en als we doorlopen komen we de muren tegen die duidelijk van een kerk zijn geweest. Naast de ommuring is er niet hele erg veel meer over van dit deel van het dorp.
Kasteel
Het kasteel zelf, of wat er van over is, staat helemaal achteraan en bestaat op het eerste gezicht uit dikke muren met torens. Ook de karakteristieke grote ronde donjon is nog duidelijke te herkennen. De grote ronde toren, ook wel donjon genoemd, is een bijzonder geval. Hij was ooit 54 meter hoog en heeft een diameter 35 meter. Een donjon had in de middeleeuwen oorspronkelijk de functie als laatste verdedigingslinie bij een beleg.
Hier vluchtte de familie naar indien de rest van het kasteel in handen dreigde te vallen van de vijand. Dit is duidelijk te zien in het ontwerp; de toren had een slechts een kleine deur met een ophaalburg en bijna geen ramen en zag er uit als een enorm schaakstuk. Het donjon is makkelijk met slechts een paar man te verdedigingen en je kan het er lang volhouden.
De muren zijn maximaal 7,5 meter dik en samen met de ronde vorm prima bestand tegen alle kanonnen uit de dertiende eeuw. Helaas voor de vastgoed bezitter in die tijd ontwikkelt het geschut zich snel en verliezen kastelen als deze langzaam hun militaire functie. Bij veel kastelen zie je dan ook dat het donjon meer een woonfunctie krijgt. Dit exemplaar is daarvoor echter niet geschikt.

Aan het einde van de middeleeuwen verdwijnt de militaire functie van het donjon en wordt het meer een woon- ontvangstruimte. Het donjon van Coucy is daar nooit voor gebruikt. Er is een apart gebouw waar werd gewoond. Op de eerste etage daarvan bevond zich een indrukwekkende hal waarvan je hier de buitenmuur ziet. De vloer van de ruimte stond op pilaren waarvan er nog één nog overeind staat.
De toren had slechts drie verdiepingen met een zeer hoog plafond. Midden in het plafond bevond zich een gat waardoor goederen naar boven konden worden vervoerd. De bovenste verdieping was open; een mooi rond dakterras zouden we nu zeggen. Dit terras was helemaal beschermd door een muur met ronde bogen waardoor je pijlen kon schieten, stenen gooien of hete olie over de ongewenste gasten beneden kon gieten.
De toren is duidelijk niet ontworpen om te wonen en verloor aan het einde van viertiende eeuw zijn militaire functie. Al was het uiteindelijk een militaire argument die de vernietiging van de toren zou betekenen, al was dat pas in de twintigste eeuw. Daarover later meer.
Militair nut
Het kasteel kreeg meer een woon- en bestuurlijke functie en werd in de tweede helft van de veertiende eeuw flink verbouwd. Dat is het moment dat de heer van Coucy op het toppunt van zijn macht is. Het pronkstuk werd de ridderzaal die werd genoemd naar de negen helden van de mensheid; Les neuf Preux. De zaal bevond zich op de eerste verdieping en moet indrukwekkend zijn geweest. De hele verdieping is verdwenen maar als je goed kijkt dan kun je de grootsheid van de zaal ter plekke nog wel ontdekken. De grote haard is te herkennen en ook de hoge ramen van de zaal zijn ook nog goed te zien, hier en daar zie je ook nog een versiering.
De zaal in de kasteel van Pierrefonds heeft trouwens hetzelfde thema en is zwaar geïnspireerd door het kasteel van Coucy, je zou bijna kunnen spreken van een kopie. Het verschil is dat Pierrefonds in de negentiende eeuw geheel is gerestaureerd én Coucy niet, of niet helemaal.
Er is namelijk best een poging gedaan in de negentiende eeuw om het kasteel van Coucy te behouden en ook dezelfde architect als Pierrefonds: Eugene Viollet-le-Duc. Dit is de bekendste neogotische bouwmeester van Frankrijk en misschien wel van de wereld. Hij was onder andere betrokken bij de restauratie van de citadel van Carcassonne, de Mont Saint-Michel, Pierrefonds en de Notre Dame in Parijs; een indrukwekkend lijstje natuurlijk.
In Frankrijk is hij nog altijd een gevierd man en wordt hij gezien als één van de grootste architecten van het land. Maar je kan hem ook zien als iemand die wel heel enthousiast naar de middeleeuwen keek. Dit had nog wel eens tot gevolgd dat bij de restauratie van sommige middeleeuwse gebouwen de boel nog net iets middeleeuwser werden gemaakt dan ze oorspronkelijk waren.

Onder de ruïne zijn veel tunnels nog intact en veel daarvan zijn gewoon toegankelijk.
Het kasteel van Coucy was na de middeleeuwen een beetje in de vergetelheid geraakt. In de vijftiende eeuw hield de mannelijke lijn van Coucy op en kwam het complex in handen van Lodewijk van Orléans, de broer van de koning. De nieuwe eigenaar heeft nog een grote keuken laten bouwen maar daarna vervalt het geheel langzaam maar zeker.
Zo nu en dan duikt de plek nog op in de geschiedenis. In de zestiende eeuw is het centrum van een opstand van edelen tegen kardinaal Mazarin, de regent van Lodewijk XIV. De kardinaal blies een deel van het kasteel op en daarmee de opstand. Een kleine veertig jaar later wordt Coucy getroffen door een aardbeving en dat zorgt voor een enorme scheur in het grote donjon, maar die bleef wel gewoon staan. Tijdens de Franse Revolutie wordt het kasteel geplunderd en gebruikt als steengroeve.
Romantiek
Halverwege de negentiende eeuw herleeft echter de interesse in de middeleeuwen en wordt er veel gedaan om Coucy te redden. Het geheel wordt restaureert en dankzij de ligging aan een spoorlijn wordt het kasteel zowaar één van de toeristisch topattracties van Frankrijk. De Romantiek viert hoogtij en de inwoners van Parijs willen met eigen ogen wel eens een echt Middeleeuws kasteel bewonderen.
De romantici halen hun hart op bij de prachtige ruïne en uit deze tijd worden er ontelbare schilderijen, tekeningen en gedichten gemaakt. Maar tot verdriet van de eerder genoemde architect Viollet-le-Duc wordt uiteindelijk Pierrefonds gekozen om als nationaal kasteel te worden gerestaureerd. Het ligt dichterbij Parijs en dat beval de Keizerin beter. Viollet-le-Duc krijgt nog net het budget om de donjon te stabiliseren en te zorgen dat de rest niet uit elkaar valt en dat is het dan.
Eerste Wereldoorlog
De spoorlijn die in eerste instantie de redding van het gebouw was want het bracht de eerste stroom toeristen, blijkt later de ondergang van het donjon te betekenen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt het dorp in Duitse handen die het kasteel bezetten en grote stukken artillerie opstellen rondom het dorp. De spoorlijn zorgt voor een goede aanvoer van munitie en de toren is een perfecte observatiepost voor de vuurleiding. De Duitse Keizer Wilhelm II bezoekt het kasteel en laat zich er ook uitgebreid fotograferen.
De Fransen proberen de toren met een luchtaanval te vernietigen maar het is veel te sterk om vanuit de lucht onschadelijk te maken. De vernietiging van het donjon volgt toch nog in 1917 als het Duitse leger zich terugtrekt. De toren is een prima uitkijkpost die de Duitsers niet in handen van de Fransen willen laten vallen en dus wordt er bijna zeventig ton dynamiet tot ontploffing gebracht.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat het om prestige zou gaan. Één van de twee Duitse eindbazen, Ludendorff, zou zich persoonlijk bemoeid hebben met de vernietiging van het kasteel. Hij zou dit symbool van niet in de handen van de Fransen willen laten vallen en dus moest het vernietigd worden.
Alleen al in de kelder van het donjon wordt 28 ton springstof geplaatst en dat is voldoende om de toren compleet van de aardbodem te laten verdwijnen. De knal was zo groot dat het puin kilometers ver weg werd geslingerd. Dit was uiteindelijk voldoende om het machtige donjon uit de dertiende eeuw op de knieën te brengen en nu is er eigenlijk alleen nog maar een berg stenen van over. Het is een trieste geschiedenis.
Na de Eerste Wereldoorlog zijn er geen serieuze pogingen ondernomen om het kasteel te restaureren. Het idee is om het kasteel zo te laten al wordt er nu wel grondig archeologisch onderzoek gedaan en wordt de boel zo hersteld zodat het niet helemaal uit elkaar valt.
Het kasteel heeft echter nog een laatste verrassing in petto want er onder liggen veel kelders en ondergrondse gangen. Deze zijn voor een groot deel toegankelijk en vooral de kelders zijn indrukwekkend.
In de tunnels zijn bewegingsmelders gekoppeld aan het licht zodat je niet in het donker hoeft rond te tasten. Alleen werkte dit systeem niet in de eerste tunnel die wij betraden. Gewapend met het licht van de mobiele telefoon voelde ik mij een heuse Indiana Jones, opzoek naar de heilige graal. Dit was een uitstekende ervaring.
Eén van de tunnels, die wel verlicht was, eindigt in één van de hoektorens waar een aantal foto’s hangen uit het verleden van het gebouw. Het mag de naam tentoonstelling niet hebben maar het geeft wel een goed beeld het verhaal van het complex in de afgelopen twee eeuwen.
Dorp
Hoewel het kasteel dé grote attractie is van Coucy heeft het dorp zelf zeker ook wat te bieden. Zo staan er twee poorten die het dorp bescherming gaven en ook de kerk, die niet midden in het dorp staat, is interessant. Het is dus zeker de moeite waard om een rondje in het dorp te lopen.
Kanon uit Eerste Wereldoorlog
Voor de ware geschiedenisnerd is er even buiten het dorp nog een interessante plek. Op een heuvel midden in het bos zijn hier de fundamenten te zien van de Duitse artilleriestelling uit de Eerste Wereldoorlog. Deze plek is alleen lopend te bereiken waarbij je de auto moet parkeren bij een grote houthandel.

In de bossen vlakbij het dorp zijn dit het resultanten van het enorme kanon dat hier ooit stond. De projectielen die hier werden afgeschoten kwamen helemaal tot aan de stratosfeer.
Het is een indrukwekkend plek waar ooit een enorm kanon stond. En dat was er niet zomaar eentje maar de grootste die tijdens de Eerste Wereldoorlog is ingezet; het Parijs geschut. De naam refereert aan het feit dat het in staat was om Parijs te beschieten en de cijfers van dit wapentuig zijn ronduit verbazingwekkend.
Het was in staat om een granaat van meer dan 100 kilo over een afstand 130 kilometer ver te schieten. Daarbij haalde het projectiel een hoogte van bijna 43 kilometer waarmee het een plek heeft in de ruimtevaartgeschiedenis; het was het eerste door een mensgemaakte voorwerp in de stratosfeer. Om het in een kader te plaatsen; een modern verkeersvliegtuig vliegt op ongeveer tien kilometer hoogte en er de laagste satellieten ‘hangen’ op 170 kilometer.
Het enorme ding stond op rails en dat is ook de reden waarom Coucy met haar uitstekende spoorverbinding werd gekozen om het te plaatsen. Desalniettemin moest er naar de plek in het dorp een speciale spoorweg worden gebouwd en het duurde dan ook zes maanden voordat het operationeel was.
Ondanks de indrukkende cijfers was het geschut niet echt een groot succes. De loop sleet snel en moest dan ook vaak worden vervangen. Daarbij was het belachelijk onnauwkeurig en kon eigenlijk alleen hele grote doelen raken, zoals een stad.
En dat hebben ze dan ook gedaan. Van hieruit bombardeerden het Duitse leger Compiègne, Villers-Cotterêts en Oulchy-le- Château. Hoewel dit enorme paniek onder de Fransen veroorzaakte had het verder geen militair nut. Uiteindelijk werd het kanon slechts negentig keer gebruikt.
Dit enorme stuk geschut bleek niet veel meer dan een terreurwapen en heeft geen invloed gehad op het verloop op de oorlog.