Alésia ***Mooi en interessant museum over de Galliërs en Caesar
Net als veel mensen kende ik Alésia eigenlijk alleen uit de strip Asterix waarin de Galliërs niet weten waar het ligt. Ze doen dit om ze niet herinnerd willen worden aan de grote slag die daar plaatsvond tussen de Galliërs en de Romeinen van Julius Caesar. Caesar hakte de Galliërs in de pan, bezette heel Gallië (heel Gallië? Nee…) en werd zo de machtigste man van het Romeinse Rijk. Al liep het met hem uiteindelijk niet goed af. Maar dat was op de trappen van de Senaat in Rome, hier in Gallië werd hij heer en meester.
Wie Asterix heeft gelezen, en met name het album ‘Het ijzeren schild’, weet dat Galliërs niet precies wilden weten waar Alésia lag. De nederlaag zou zoveel schaamte hebben veroorzaakt dat de plaats in het collectieve geheugen werd gewist. We zijn inmiddels ruim twintig eeuwen verder en na ontelbare vernederende nederlagen zijn de Fransen inmiddels zo ver om Alésia te accepteren en weten ze ook waar het ligt. Sterker nog ze hebben er in een prachtig museum neergezet en dat is absoluut een bezoek waard.
Ik ben onder de indruk van het museum omdat hier de essentiële zaken bijzonder goed zijn aangepakt en uitstekend is uitgewerkt. Dat begint eigenlijk met de plek zelf maar ook over de vraag welk en hoe je het verhaal gaat vertellen is goed aangepakt. Ondanks dat hier één van de grootste veldslagen uit de Europese geschiedenis heeft plaats gevonden voordat het doden van mensen in de Eerste Wereldoorlog industrieel werd aangepakt, is hier van deze gebeurtenissen eigenlijk niets meer te zien. Ja de bergen zijn er nog maar voor de rest niets meer.
Architectuur
Begin daar maar eens een boeiend verhaal te vertellen maar dat is toch gelukt. Allereerst werd een goede architect ingehuurd die is moois en bijzonder kan neerzetten. Het resultaat is een rond gebouw van drie verdiepingen dat helemaal los staat in het landschap. De basis is een betonnen skelet dat aan de buitenkant fraai is versiert met hout met bovenop een enorme daktuin inclusief bomen en struiken.
De wandeling van de parkeerplaats naar het museum geeft je de mogelijkheid om het gebouw goed te bekijken. Na binnenkomst ontdek je dat het gebouw eigenlijk een enorme cilinder is waar de eerste verdieping niet meer lijkt dan een balkon die door trappen is verbonden met de begane grond. Het is een indrukwekkende hal die doet denken aan het Guggenheim in New York.
Expositie
De expositie bevindt zich op de eerste etage. Mij vielen hier twee dingen op; ten eerste is hier goed nagedacht wat er hier verteld wordt en ten tweede is dit uitmuntend uitgewerkt. De boel is lekker ruim opgezet en bijzonder smaakvol ingericht met oog voor details. Zo zijn de kleuren mooi en de lettertypes van de informatieteksten precies juist gekozen. Bovendien is alle belangrijke informatie in meerdere talen en dat is toch wel prettig.
Vanzelfsprekend krijg je een goed beeld van de slag zelf en daar gaan ze best diep. Natuurlijk krijg je een overzicht van de Gallische oorlog en het verloop daarvan, daarover lees je verder in dit artikel meer want ik ging even helemaal los met dit verhaal.
Inleving
Daarnaast wordt er goed uitgelegd hoe de legers werkten en met welke wapentuig ze elkaar te lijf zijn gegaan. Daarbij wordt de inleving niet vergeten. Zo kan je jezelf versieren met een replica van een Romeinse- of Gallische helm en dat doet het natuurlijk goed voor een selfie.
Daar blijft het niet bij want dankzij toepassingen van nieuwe technieken als slimme camera’s en grote schermen kan je virtueel een training als legionair volgen en zo aan jouw skills met de Pilum werken.
Het is maar een voorbeeld van het toepassen van moderne technieken in deze tentoonstelling want deze staat vol met grote schermen, interactieve maquettes en zelfs een aantal bustes die doormiddel van projecties kunnen ‘praten’. Ook dit is uiterst smaakvol uitgevoerd waar je toch even van schrikt als je ineens Caesar ziet praten.
Bijzonder leuk vond ik een zaal aan de einde van de tentoonstelling met een overzicht van de impact van met name de Galliërs op de geschiedenis van Frankrijk. Met name in de negentiende eeuw, toen sterke nationalistische gevoelens werden ontwikkeld, werden de Galliërs gezien als een soort van oer-Fransen die zich eigenwijs hun vrijheid verdedigden. Dat is natuurlijk onzin maar het doet het altijd nog lekker als verhaal.
Het was dan ook aan de einde van de negentiende eeuw toen Napoleon III een paar kilometer verder een enorm beeld van Vercingetorix liet bouwen. Aan het einde van de negentiende eeuw is het nationale gevoel van de Fransen voldoende geworteld om ontdekt de commercie ook de kracht van de Galliërs ontdekt. Natuurlijk denk je direct aan de sigaretten van Jean-Paul Sartre maar de dappere strijders uit de oudheid waren ook goed om als autobanden, om de was mee te doen, op je brood te smeren en ga zo maar door.
Geschiedenis van de slag bij Alésia
Wie de Gallische oorlog heeft gelezen, de officieren onder ons, kan het onderstaande deel overslaan.
Gallië
Om de gebeurtenissen in de eerste eeuw voor Christus in Gallië te begrijpen is het belangrijk om twee dingen goed te beseffen. Allereerst was Europa op dat moment het idee van landen zoals we dit nu kennen niet aanwezig. Daarmee bedoel ik niet dat dat de landen Frankrijk, Duitsland, Nederland en België er niet waren maar het idee van een land of een natie an sich.
Er bestond niet zoiets als Griekenland of Gallië als een land en ook de Romeinen hadden niet het idee dat ze inwoners waren van een Romeinse natie. Er was ook geen WK voetbal waar er een traantje werd weggepinkt bij het horen van het volkslied. Er was geen voetbal, geen volkslied en dus ook geen idee van een natie als club waarbij je hoorde. Dat is een uitvinding uit de negentiende eeuw en uitgewerkt in de twintigste.
Hoewel later de Galliërs door Frankrijk zijn omarmt door een soort oer-Fransen waren ze dit niet. Het gebied waar nu Frankrijk werd in de eerste eeuw voor Christus bewoond door Kelten en die woonden daar al eeuwen. Kelten hadden geen centrale organisatie maar leefden als stammen zoals de Belgen, de Helvetii en talloze anderen.
Het gebied waar de Kelten woonden was veel groter dan het huidige Frankrijk en strekte zich van Ierland tot aan het Oostenrijk. Kenmerkend is dat de Romeinen de Po-vlakte in Noord-Italië ook beschouwden als Gallië; ze noemden het Gallië Cisaplina (het Gallië voor de Alpen).
Ten tweede is het altijd goed om je te beseffen dat wat we weten van de strijd tussen de Galliërs en de Romeinen voor een heel groot deel is gebaseerd door wat de Romeinen over deze oorlog hebben opgeschreven. En om helemaal correct te zijn; dat wat één Romein hierover heeft geschreven; Julius Caesar.
Dit heeft twee oorzaken; ten eerste bepaalt de overwinnaar van een conflict per definitie wat er wordt geschreven en dus welke informatie wel en niet wordt overgeleverd aan de toekomst. Maar in dit geval hadden de Galliers nog een grote handicap; ze gebruikten amper het schrift en dat maakt het natuurlijk moeilijk om iets op te schrijven natuurlijk.
Waarom is dit belangrijk? De belangrijkste bron is het verslag dat Caesar schreef over de oorlog in Gallië voor de Senaat. Dit verslag heeft tot doel om de eer en de roem van Caesar te vergroten en dat is gelukt.
Het conflict begon in 58 voor Christus en eindigde in Alésia zeven jaar later in 51 (we tellen terug omdat het voor Christus is). De Romeinen hadden in het zuiden van Gallië een aantal stammen als bondgenoot en de Senaat vond het een goed plan om die bufferzone wat groter te maken.
Julius
Voor Caesar kwam dit op een perfect moment. Dankzij een akkoordje met twee andere machtige mannen had hij wel macht maar ook veel schulden. Een oorlog in het rijke Gallië zou voldoende opleveren om deze af te betalen en als het hij het een beetje slim zou aanpakken dan zou er nog een extra ‘zakcentje’ voor hem inzitten.
Anders gezegd: hij mocht een gesubsidieerde plundertocht leiden. Een aanlokkelijke mogelijkheid maar die was niet geheel zonder gevaar voor Caesar. Ten eerste waren de Galliërs weliswaar slecht georganiseerd maar ze konden uitstekend vechten en bovendien produceerden ze de beste wapens. Zowel als mankracht als technologisch vlak waren ze minstens de gelijken van de Romeinen. Ten tweede was Caesar bij een tegenvallend resultaat het haasje; zijn politieke tegenstanders zouden hem letterlijk afmaken als hij deze interventie niet tot een goed einde zou brengen. Al bleek dit ook het geval bij een overwinning maar dat wist hij natuurlijk niet.
In 58 meldde Caesar zich in Gallië met vijf legioenen om de Romeinse bondgenoten te beschermen van een dreigende verhuizing van de Helvetii. Dit was een begin van een veldtocht die Caesar door heel Gallië zou voeren met uitstapjes naar Brittannië en Germania.
Terug naar Rome
In 52 leken de Romeinen de boel in Gallië onder controle te hebben en keerde Caesar terug naar Rome. Dat had hij al eerder gedaan maar nu had hij zijn hielen nog niet gelicht of de Galliërs kwamen in opstand tegen de Romeinse overheersing. Dat was al eerder gebeurd maar nu er een grote coalitie was gesloten onder leiding van Vercingetorix tegen Caesar was meer dan zorgelijk.
Caesar haastte zich terug naar Gallië waar hij moeite had om het deel van zijn leger dat zich in het noorden bevond te bereiken. Uiteindelijk lukte hem dat toch en had hij de beschikking over twaalf legioenen, zo’n slordige 75.000 soldaten. Hij besloot direct te handelen begint een jacht op het leger van Vercingetorix. Een dapper plan want het Gallische leger was veel groter.
Er volgt een race tussen de twee legers. Soms achtervolgen de Galliërs de Romeinen maar vaak is het omgekeerd. Er zijn wat veldslagen waar Caesar niet altijd goed vanaf komt. Zo verliest hij een grote veldslag bij Gergovia maar weet zich daarvan zich te herstellen. Uiteindelijk trekt Vercingetorix zich terug in een versterkte stad op een berg in het huidige Bourgondië, Alesia. Hier kon hij zijn soldaten laten rusten en wachten op versterkingen.
Dubbel beleg
Caesar begreep direct dat het weinig zin had om Alesia aan te vallen en besloot tot een beleg van de stad. Hiervoor bouwden de Romeinen een complete verdedigingslinie om de stad heen. Het Gallische leger zat in de val en werd uitgehongerd. Dit leidde tot tragische taferelen toen de Galliërs de vrouwen en kinderen van de stad naar de Romeinse linies stuurden met het idee dat de Romeinen deze wel zouden doorlaten. Daar dacht Caesar anders over en zo verbleven duizenden vrouwen en kinderen dagenlang tussen de stadsmuren en de Romeinse linies. Het liep niet goed met zijn af.
Dit zouden we nu als oorlogsmisdaad zien en genoeg om Caesar naar Den Haag te sturen. Maar de Romein zag dit anders en was zelfs trots op zijn daden. Hij schrijft hierover alsof het een onderdeel van zijn strategie was en een bewijs van zijn goede militaire inzicht.
Maar voor de Galliërs zag het ondanks dit drama er toch niet slecht uit. Vercingetorix wist dat er een groot hulpleger op komst was en daarmee zouden de Galliërs de Romeinen in aantal compleet kunnen overrompelen. Hoe de verhoudingen precies hebben gelegen weten we niet precies. De enige bron die we hebben, dat is Caesar, heeft de neiging om de grote van het Gallische leger een te overdrijven zodat hijzelf nog heldhaftiger over zou komen.
Hulpleger in aantocht
Hoe dan ook was de situatie voor Caesar niet gunstig. Hij had dan wel Vercingetorix in de val maar ook hij wist dat er een groot hulpleger onder weg was om de Gallische leider te ontzetten. De Galliërs zouden dankzij een gigantisch numeriek voordeel de Romeinen kunnen vernietigen. Bovendien begonnen zich in Rome belangrijke mannen zich af te vragen of Caesar wel de juiste man was om Gallië er onder te krijgen.
Caesar onderkende het gevaar en kwam met een briljant plan. Nadat de ommuring van Alésia was voltooid begonnen de Romeinen direct nog een muur te bouwen. Toen deze af was bezetten de Romeinen feitelijk een ring om Alésia waarbij de binnenste ring het leger van Vercingetorix opsloot en de buitenste ring om het hulpleger van de Galliërs tegen te houden.
Het moet een indrukwekkend schouwspel zijn geweest om het Romeinse leger zo aan het werk te zien. De binnenste muur was rond de achttien kilometer lang terwijl de buitenste rong rond de 21 kilometer lang geweest moet zijn.
Muur
De muur zelf werden versterkt door wachttorens die sterk doen lijken aan de legerplaatsen in de strip Asterix alleen iets minder hoog. Voor de muur zelf had Caesar diepe grachten laten graven waar scherpe stokken omhoog staken om de snelle doorgang te vertragen. Bovendien werd in de grond omhoogstekende weerhaken ingraven die zich met gemak door een Gallische voet boorden. Een gruwelijk wapen die doet denken aan een hedendaagse antipersoonsmijn. Hiervan zijn veel teruggevonden in de grond.
Vercingetorix probeerde ondertussen met zijn ingesloten leger de Romeinse bouwlust te ontregelen maar dat lukte hem niet. Echt penibel werd het voor Ceasar toen het hulpleger van de Galliërs zich op het strijdtoneel meldde. De Romeinen kregen de volle laag en moesten beide muren met man en macht verdedigen.
Het scheelde weinig maar uiteindelijk lukten het de Galliërs niet om de Romeinen te verslaan. Vreemd genoeg waren het Germaanse ruiters die het verschil maakten in de strijd en die door Caesar briljant werden ingezet. Deze waren vlak voor het beleg door Caesar aan zijn leger toegevoegd en zij waren het die het ontzettingsleger van de Galliërs op de vlucht lieten slaan.
Nu het ontzettingsleger was verslagen was de toestand van de Galliërs in de vesting op de heuvel onhoudbaar geworden. Dat begreep ook Vercingetorix die de strijd dan ook opgaf. Hij werd meegenomen naar Rome waar hij meeliep in de triomftocht van Caesar. De trotse Galliër zou uiteindelijk sterven in een cel ergens in Rome. Best triest zielig natuurlijk.
Met deze overwinning legde Caesar de basis om uiteindelijk de macht in het hele Rijk te pakken. Maar ook voor hem liep het uiteindelijk slecht af op de trappen van het Senaatsgebouw op het forum van Rome.
Video van Alésia
Beelden van Alésia
E-Magazine Bourgondië
In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Alésia en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Alésia
Romeinse Villa Rustica van Montmaurin
Romeinse villa’s
Minder dramatisch maar historisch even interessant zijn Romeinse villa’s. Daar zijn er nog al wat van in Frankrijk hoewel ze zijn niet allemaal goed bewaard zijn gebleven. Een bijzonder fraai exemplaar staat even te zuidwesten van Toulouse aan de voet van Pyreneeën in het dorp Montmaurin. Deze villa is gebouwd in de eerste eeuw na Christus en is gebruikt tot in de vijfde eeuw en de opgravingen zijn nu te bezoeken.
Archeologie wordt voor mij pas leuk als ik er iets van af weet, als je het kan plaatsen en tot een zekere hoogte mijn fantasie de gaten kan opvullen. Natuurlijk is een onverwacht bezoek ook leuk maar ik geniet toch het meest van een archeologische opgraving als ik het een beetje kan plaatsen. Anders bestaat het gevaar dat je naar een berg stenen met een half zuiltje staat te kijken en je niets anders ziet dan een bergje stenen met een half zuiltje.
Centre des monuments nationaux
Deze villa is niet alleen behoorlijk groot maar ook redelijk goed bewaard gebleven. Het staat niet voor niets op de lijst van het ‘Centre des monuments nationaux’. Dat is een redelijk exclusieve lijst met de 90 belangrijkste monumenten in Frankrijk en waar bijvoorbeeld ook de Mont-Saint-Michel en Arc de Triomphe opstaan. Een chique clubje dus.
Hoezo is een Romeinse villa dan belangrijk en waarom is juist het exemplaar in Montmaurin interessant? Het korte antwoord is dat villa’s de ruggengraat vormden van de Romeinse economie. Hoewel Rome een tijdje meer dan een miljoen inwoners had was deze stad de uitzondering. De meeste mensen woonde op het platteland en het geld werd dan vooral verdiend met landbouw en dat gebeurde in de villa’s.
De villa in Montmaurin was één van de grootste van de Gallië omvatte naast verschillende gebouwen ook bijna 1000 hectare aan landbouwgrond en er woonde meer dan vijfhonderd mensen.
De eigenaar van deze villa was dan ook een rijk man, zo rijk dat één van de bezitters het tot Keizer heeft geschopt. Helaas voor hem ook weer niet rijk genoeg om dat lang te zijn want de regeerperiode heeft waarschijnlijk maar een paar maanden geduurd.
Villa rustica
Het woord villa schept hier wat verwarring want je denkt al snel aan een luxe onderkomen voor een rijke familie. Dat klopt ook want ook dit soort villa’s hadden de Romeinen maar die noemden ze een villa urbana en, zoals de naam al doet vermoeden, zijn die vooral in een stad te vinden.
De villa rustica stond daarentegen op het platteland. Dit was ook het onderkomen van een rijke familie maar het was veel meer. Het was tevens een agrarisch bedrijf waar naast de eigenaar en zijn familie ook de knechten met hun aanhang woonden. Daarbij beschikte de familie natuurlijk over de nodige slaven die het land bewerkten en voor het vee zorgden. Een villa rustica was eigenlijk een samenleving in het klein die hier meer dan vijfhonderd mensen omvatte. In de middeleeuwen was dit een flink dorp en ook nu nog zijn er dorpen in Frankrijk die minder zielen tellen.
Gallo-Romeins?
De Fransen noemen de Romeinse tijd steevast Gallo-Romeins. Hoewel hier ongetwijfeld ook nationalistische motieven een rol spelen is hier historisch wel wat voor te zeggen. Ten eerste was Gallië helemaal geen eenheid maar een gebied met losse staatjes die een gemeenschappelijke Keltische cultuur deelden. Daarbij moet je de Romeinse bezetting niet zien als bijvoorbeeld de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Nadat een gebied was onderworpen gooiden de Romeinen het liefst op een akkoord met de bestuurlijke elite van de overwonnen stammen. Die bleven dan gewoon zitten en konden onder bepaalde voorwaarden hun gang gaan. Deze oude bestuurslaag werd snel geïntegreerd in het Romeinse Rijk en de leden kregen vaak snel het Romeins burgerschap. Aan de andere kant gaven de Romeinen de bevolking voldoende ruimte voor hun eigen cultuur zolang die niet botste met de belangen van Rome. Er is dus wel iets te zeggen voor de term Gallo-Romeinse cultuur.
Zelfvoorzienende unit
Een Romeinse villa was voor een groot deel zelfvoorzienend en naast de landbouwactiviteiten waren er ook tal van ambachten te vinden. Er was een een smid, een weverij en een atelier van een steenhouwer om aan de plaatselijke vraag te voldoen. Zeker op de grotere complexen, en de villa in Montmaurin is een hele grote, hadden al deze activiteiten hun eigen gebouwen.
Het surplus dat door het agrarisch bedrijf werd geproduceerd werd opgeslagen in grote schuren om uiteindelijk op de markt te worden verkocht. De villa’s vormden zo de spil van de economie in het westelijk deel van het rijk.
Naast de woon- en werkfuncties was er ook ruimte voor cultuur en ontspanning. Elke Romein had wel een huisaltaar waar de huis- en familiegoden werden vereerd. Had je wat meer geld dan werd hiervoor een aparte kamer ingericht. Kon je het echt breed laten hangen dan liet je een apart gebouw maken en dat noemen we een tempel.
Tot slot natuurlijk ook tijd voor ontspanning en ook daar was ruimte voor binnen de muren van de villa. Wie Asterix heeft gelezen ziet dan direct een stel Romeinen in een bad zitten en dat klopt ook. Romeinen waren dol op baden een een beetje villa had een flinke badruimte of zelfs een eigen badhuis.
Als je al deze gebouwen en functies bij elkaar optelt dan krijg je meer een beeld van een dorp. Dat is ook juist want er bestonden betrekkelijk weinig dorpen in het Gallië na het begin van de jaartelling. Natuurlijk waren er wel nederzetting op strategische plekken zoals havens en legerplaatsen maar dorpen als een eenheid met inwoners en alles waren er niet zo veel. En daar is ook wel een reden voor.
De Franse dorpen die wij nu zo mooi op de top van een berg of op een andere goed verdedigbare ontstonden pas nadat het Romeinse Rijk in de westen uit elkaar was gevallen. Je bouwt een dorp namelijk niet voor de lol op een berg. Buiten dat je alle bouwmaterialen naar boven moet sjouwen zonder bestelbusjes is de top van een berg een redelijke onhandige plek als de koeien of schapen in de wei beneden staan. Ook voor de handel is een dorp in een dal veel makkelijker.
Veiligheid van een dorp
Waarom dan een dorp bouwen? De reden is veiligheid. Nadat in de vierde eeuw met het gezag van Rome ook de interne vrede (Pax Romana) verdwijnt wordt het platteland geregeld geteisterd door rovend gespuis. Om zich te kunnen verdedigen tegen dit tuig trekken de inwoners van het platteland zich terug op strategische plekken te verdedigen zijn. De villa’s worden onbewoond achtergelaten omdat die vrijwel allemaal moeilijk te verdedigen zijn. De pittoreske straatjes, de mooie pleintjes en de kleine huizen in die Franse dorpen zijn dus ontstaan als antwoord op grof geweld.
Haut-Garonne
En als je zover hebt gelezen als hier dan weet je voldoende om een bezoek aan de de villa aan de voet van de Pyreneeën extra interessant te maken. De Haut-Garonne is niet echt een toeristische streek. De bergen trekken natuurlijk veel wandelaars en fietsers maar de streek daarvoor zie je eigenlijk nooit toeristen. Wij waren hier dan ook enigszins toevallig beland waarbij het zwembad bij de gîte de een belangrijke rol had.
Bij het bezoek aan de plaatselijke bakker waren mij de bordjes ‘Villa Gallo-Romain’ al snel opgevallen en natuurlijk was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik weet niet of dit komt doordat ik in mijn jeugd veel Asterix heb gelezen maar ik vind Romeinen erg interessant. Hoewel Grieken misschien nog interessanter zijn gaan we in Frankrijk graag naar Romeinse opgravingen kijken.
Hier dus ook en nadat we hadden ontbeten stonden we om 10 uur voor de poort van de Villa Rustica. Om binnen te komen betaal je een opvallend lage prijs waarbij je ook nog eens hartelijk wordt ontvangen. De reden was duidelijk; er was helemaal niemand op het terrein.
Rijtje zuilen
Wie ooit een Romeinse villa heeft bezocht weet wat je kan verwachten. Een rijtje met zuilen, een paar halve muurtjes en als het even meezit een mozaïekvloer. Hoe je het went of keer dat is hier eigenlijk ook het geval al wil dat niet zeggen dat het niet interessant is.
Verwacht hier geen Romeinse gebouwen met het dak er nog op maar een goed onderhouden opgraving waar je met een beetje kennis en voorstellingsvermogen een aangename middag kan beleven. De muren die er staan geven een goed beeld waar de gebouwen hebben gestaan en de bordjes geven aan welke functie die hadden. Als je een beetje je best doet dat kan je de dynamiek die hier ooit was goed voorstellen.
Daarbij is het complex redelijk groot. Natuurlijk is het geen stad maar het heeft inderdaad de omvang van een dorp. Het had grofweg dezelfde economische en culturele functies maar wel een totaal andere opbouw. De centrale plek was niet een plein met een kerk maar de woning van de eigenaar met daarom heen de gebouwen met verschillende functies.
Badhuis
Daarbij zijn de functies van sommige gebouwen nog altijd goed te zien. De leukste vond ik het bad. Hier zie je goed welke technieken de Romeinen gebruikten om zo comfortabel mogelijk een bad te nemen. Daarbij komt het juist goed uit dat het gebouw een halve ruïne is want je kan goed zien hoe de baden en de ruimtes werden verwarmd. Het is verbluffend hoe modern de techniek is die werd gebruikt voor het nemen van een bad. Iets waar wat we tweeduizend jaar later nog steeds als een luxe ervaren en dat is bijzonder om te zien.
Na een uurtje of wat werd het ons te warm. Daarbij hadden begonnen onze kinderen wel erg te verlangen naar het zwembad bij onze gîte en daar gaven we ze gezien de warme dag helemaal gelijk in. Het bijbehorende museum besloten we later op de dag te bezoeken maar dat kwam er niet van, net als het zwembad trouwens. Onderweg naar de gîte reden we namelijk door de prachtige kloof van de plaatselijke rivier de Save. We besloten daar te gaan picknicken en hebben ons daar de hele dag verder vermaakt.
De Villa Rustica in Montmaurin is een leuk uitje als je in de buurt bent. Hoewel het een aangenaam landschap is om doorheen te rijden zou ik niet aanraden om hiervoor langer dan een uur in de auto te gaan zitten. Of je moet echt een fan zijn van alles wat Romeins is, dan is het wel een must.
Capdenac-le-Haut: dorp hoog boven de Lot ***
De rol van Capdenac in de geschiedenis is lang onderwerp van discussie geweest. Dat er hier in de prehistorie al mensen woonden is duidelijk want daar zijn resten van gevonden. Maar hier zou Uxellodunum hebben gelegen, een Gallische bolwerk in de tijd van de Romeinse verovering. Dit dorp zou dankzij haar strategische ligging de laatste verzetshaard zijn geweest tegen de veroveringsdrift van Ceasar. Omdat de Galliërs in Frankrijk worden beschouwd als de voorouders van de natie, wat redelijke onzin is natuurlijk, zou dit een belangrijke plek voor Frankrijk zijn.
Julius Ceasar
De beroemde Romein besteedt uitgebreid aandacht aan het beleg in zijn beroemde boek Commentarii de bello Gallico (De Gallische oorlog). Het zal niemand verbazen dat de Romeinen korte metten met de opstand maken en dat Ceasar hierbij een hoofdrol speelt. Hoewel de opstand eigenlijk al onder controle is snelt de veldheer vanuit het noorden te hulp, snijdt de waterafvoer van de Galliers af waarna deze zich overgaven.
Om er zeker van te zijn dat ze niet meer de wapens zouden opnemen tegen Rome worden de handen van alle mannen afgehakt. Hiermee laat Ceasar zien dat hij niet alleen heel slim is en dat hij hard optreedt tegen de vijanden van Rome.
Romeinse bron
Helaas voor Capdenac bleek na uitgebreid archeologische onderzoek dat de beroemde Gallische burcht verder in het westen bij de Dordogne heeft gelegen. Hier dus niet maar dat wil nog niet zeggen dat hier in de late oudheid niet bewoond was. Eén van de attracties van het dorp is een Romeinse bron in de steile rots boven de rivier de Lot.
Maar verder zijn er niet heel veel zaken die herinneren aan de oudheid. Dankzij de strategische ligging is de plek voortdurend bewoond geweest waardoor er weinig over is van de Romeinse tijd. Het zijn het de middeleeuwen die het aanzien van het dorp bepalen en dat is helemaal niet erg.
Tijdens ons bezoek op een late middag in juli was het niet druk. Naast een schoolklas met jonge pubers stonden er een paar auto’s en een camper op de parkeerplaats. Terwijl de tieners verveeld in de speeltuin hingen liepen wij het dorp in.
Twee kleine poorten
Bij de entree van het dorp werd onze aandacht direct getrokken door twee poorten aan onze linker hand. De grote donjon aan de rechterzijde viel ons in eerste instantie niet eens op. De eerste poort moet een onderdeel zijn geweest van de verdedigingsmuur want het staat compleet los van alles. Toch loont het wel de moeite om er even door te lopen, je hebt hier namelijk voor het eerst het prachtige uitzicht op de rivier en het dal.
Mooie straatjes en steegjes
Achter de tweede poort begint een fijn mooi straatje met oude huizen en die zijn we ook maar ingelopen. Uiteindelijk kwamen we terecht op een groot terras waar opnieuw kan worden genoten van het prachtige uitzicht op de rivier en het dal.
Maar hier is nog iets bijzonders te zien want onder het terras bevindt zich een waterbron die al door de Romeinen werd gebruikt. Het heeft de naam dat Julius Ceasar de bron als eerste gebruikte maar omdat er geen bronnen zijn die deze claim ondersteunen lijkt dat toch wat ver gezocht.
Om de bron te bekijken moet je een steile trap nemen die je naar beneden voert. Ik had wel zin om deze bron te zien maar helaas was hij gesloten. Meestal komt dat omdat we tijdens lunch een dorp bezoeken, we zijn toch Nederlanders, maar dit keer waren we daar keurig in de namiddag.
Enigszins teleurgesteld liepen we het dorp weer in waar we enigszins verdwaalden in de leuke straatjes. Nu is het ook niet heel moeilijk want het dorp is niet zo heel groot en we stonden plots op het plein met de donjon.
Elf belegeringen
De Donjon is het meest opvallende onderdeel van de burcht die een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het dorp. Vanwege zijn strategische ligging, het ligt precies op de enige weg tussen de Quercy en het zuiden, is het dorp meer dan eens onderdeel van strijd geweest.
Capdenac is maar liefst elf keer belegerd. In de achtste eeuw veroverde Pepijn de Korte, vreemd genoeg de vader van Karel de Grote, de vesting al. In de dertiende eeuw tijdens de kruistochten tegen de Katharen werd het twee keer veroverd door Simon van Montfort. Een eeuw laten waren het de Engelsen die tijdens de Honderdjarige Oorlog het dorp belegerden. Tot slot was het dorp tijdens de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw een belangrijk protestant bolwerk.
Bij het donjon bleek een middeleeuwse tuin te zijn is het is best leuk om deze even te bekijken. Er staan allerlei planten en kruiden keurig in perkjes. De picknicktafel maakt het een ideale plek om even wat te nuttigen dat ook werd gedaan door een Frans gezinnetje. We hebben ze maar verder niet gestoord.
Die: Een gezellig dorp midden in de Vercors ****
Deze kapel is alleen open op bepaalde dagen in het jaar en enkel via een rondleiding te bezoeken, omdat de overblijfselen erg fragiel zijn. Het historische stadsdeel van Die is erg gezellig met overal kleine straatjes en schattige huisjes. Veel Romeinse opschriften en middeleeuwse sculpturen hergebruikt in de gevels van de huizen.
Die bezoeken
Je bereikt Die vanaf Valence binnen een uur. De route tussen Crest en Die is een prachtige route welke in de zomerperiode midden door de zonnebloem- en lavendelvelden loopt. Het laatste deel van de route is wat ruiger want je rijdt daar de bergen van de Vercors in. Eenmaal in Die aangekomen kun je parkeren in de buurt van het VVV-kantoor. Er is een grote parkeerplaats welke geheel gratis is.
Persoonlijk vind ik de zaterdagmorgen het leukste moment om Die te bezoeken. Dan is er een gezellige markt en kun je er heerlijk zitten op één van de terrasjes. Er is een erg goede bakker waar je een lekker broodje kunt kopen. Het is trouwens helemaal niet raar om met je broodje van de bakker bij het café ernaast op het terras te gaan zitten. Tip: probeer eens de amandelcroissants, deze zijn gemaakt met amandelpoeder waardoor je een croissant krijgt met spijs erin.
Clairette de Die
Die staat bekent om haar Clairette, een witte licht mousserende wijn welke je zowel droog als zoet kunt krijgen. De zoete wijn is bij ons in de familie favoriet en wordt ieder jaar gedronken met speciale gelegenheden zoals Kerst en Oud & Nieuw. In de buurt van Die zijn verschillende wijnboeren te vinden waar je de Clairette kunt kopen en meer kunt leren van het wijnproces.
Activiteiten in de buurt van Die
Wat Die een volwaardige vakantiebestemming maakt is de omgeving rondom het dorp. Het ligt midden in de Vercors, een prachtig berggebied waar je heerlijk kunt wandelen en de mooiste vergezichten krijgt. Beklim bijvoorbeeld de Trois Becs, een van de hoogste bergtoppen van de Vercors met een adembenemend uitzicht.
Zelf heb ik hem al drie keer beklommen en het verveelt niet! Naast de bergen rondom Die stroomt ook de rivier de Drôme langs het dorp. In de zomer is het daarom heerlijk afkoelen. Wat verderop, in de buurt van Saillans kun je er lekker kunt kanoën en relaxen aan een van de vele strandjes. Op 5 minuten rijden van Die is een gaaf boomklimpark, waar je hoog in de bomen kunt klimmen en vervolgens weer naar beneden kunt tokkelen.
Montréal: dorp en Romeinse villa in de Gers **
Eenmaal in de Armagnac werd de sfeer iets beter en die lijn werd doorgezet nadat mijn partner besloot om onze oudste de waarheid over Sinterklaas te vertellen. Dit gaf hem het idee dat hij bij de volwassenen hoorde waardoor het caviadrama redelijk snel was vergeten. Ik zou hier nooit op zijn gekomen maar deze opvoedkundige aanpak werkte uitstekend. De sfeer werd zelfs nog beter toen wij in Fourcès een vogeltje redden uit de klauwen van een kat.
Romeinse villa
Via Larressingle kwamen we in de middag aan in Montréal. We besloten eerst de Romeinse villa te bezoeken. Romeinse opgravingen worden in Frankrijk altijd standaard als Gallo-Romeins aangeduid en ik weet eigenlijk niet waarom. Volgens mij was Gallië gewoon veroverd door Rome, door Ceasar met name, en vinden de huidige Fransen het beter om te spreken over Gallo-Romeins.
Het argument is dat de Romeinse cultuur versmolt met de Keltische en de elite de Romeinse cultuur omarmde. Dit was de normale methode van de Romeinen om veroverd gebied onder controle te krijgen. Een slimme strategie waarmee ze een enorm rijk hebben opgebouwd. Ik ben geen oudheidkundige maar ik heb nergens kunnen vinden dat de bewoners van Gallië zich Gallo-Romeinen noemden en van een Gallo-Romeins Rijk is ook geen sprake. Hoewel in het album De Kampioen van Asterix dit wel voorkomt maar het schijnt dat die bron veel later is geschreven.
De Romeinse villa is interessant en zeker een bezoek waard. Een villa doet ons snel denken aan een groot huis aan de rand van een vinex wijk met een carport en een slootje er achter. Dat is niet helemaal het concept van een Romeinse villa. Dat klinkt logisch maar als je zo’n villa in het echt bekijkt besef je pas hoe een woord een beeld vormt in je hoofd.
In het Romeinse tijd was de villa de hoeksteen van de landbouw. Naast de eigenaar en zijn familie woonden er knechten en slaven en die hadden allemaal hun eigen onderkomens. Naast de gebouwen die nodig waren voor de landbouw waren er ook ‘openbare voorzieningen’ zoals een tempel, een badhuis en een bakkerij. Het gehele complex was een redelijk zelfvoorzienend en is meer een kruising tussen een boerderij en een dorp dan een luxe woning met wat zuiltjes.
Dorpen zoals wij die nu kennen
Het meest opvallende van het hele complex besefte ik mij pas later. In tegenstelling tot de drie prachtige dorpen in de buurt heeft de villa totaal geen verdedigingswerken en is het open gebouwd. De Romeinen brachten naast de cultuur in Gallië vooral vrede en als je goed kijkt in het zuiden van Frankrijk kan je dit nog zien. De dorpen waar wij zo dol op zijn liggen vaak op strategische plaatsen met een dikke muur erom heen. De eerste muren verschenen echter pas toen het Romeinse Rijk in verval raakte waarna de dorpen zich binnen de muren ontwikkelden terwijl villa’s zonder muren onverdedigbaar waren en in verval raakten.
Het leuke van Montréal is dat je hier dit hele verhaal goed kan zien. De villa ligt op twee kilometer van het dorp dat op een goed verdedigbaar punt is gebouwd naast een rivier met een dikke muur om het tuig tegen te houden.
In het dorp zelf vind je aardige straatjes, een mooie kerk en gezelligheid. Er zijn een aantal goede restaurantjes maar als je het mij eerlijk vraagt vond ik Larressingle toch iets leuker. Het is kleiner en intiemer dan Montréal en daarom heeft het meer indruk gemaakt op mij.
Ruïne kerk
Even ten zuiden van het dorp op de oever van de rivier Auzoue staat een interessante ruïne van een kerk uit de twaalfde eeuw. Dit gebouw is het slachtoffer geworden van de godsdienst oorlogen waarin de Hugenoten de boel hier kort en klein hebben geslagen. Tot overmaat van ramp werd de kerk in de negentiende eeuw gebruikt als steengroeve om de parochiekerk in het dorp te verbouwen. Toch heeft het gebouw nog een aantal mooie marmeren details. Wij zijn er helaas niet geweest want we zijn gaan zwemmen in een enorm zwemparadijs dat geheel in Romeinse stijl was gebouwd.
Tot slot is moet er nog even vermeld worden dat vlakbij Montréal één van de belangrijkste vindplaatsen van fossielen in West-Europa ligt. Helaas is deze niet te bezoeken en liggen de belangrijkste gevonden voorwerpen in Toulouse in de een museum. Maar als je je hier in de buurt verveeld kan je altijd een grote steen doormidden hakken om te kijken of er een fossiel in zit.
Pont du Gard: indrukwekkend Romeins bouwwerk in de Provence ****
Van de culturen uit de oudheid gelden de Romeinen als de beste organisatoren en ingenieurs. De Pont du Gard laat deze twee eigenschappen heel goed zien want als een bouwwerk na tweeduizend jaar nog in goede conditie is, dan kan je wel spreken van kwaliteit. Helemaal als je bedenkt dat het niet is gemaakt voor de sier, maar om te functioneren. Utiliteitsbouw uit de oudheid dat verrassend snel is neergezet.
Het huidige Nîmes, dat in de Romeinse tijd als Nemausus door het leven ging, was zo’n grote stad. Het telde in de eerste eeuw voor Christus tussen de 20.000 en 25.000 inwoners en later zelfs het dubbele. Om de stad van voldoende water te voorzien werd er een kanaal van bijna vijftig kilometer aangelegd vanaf de bron Source d’Eure. Het begin van het kanaal is trouwens nog te bezichtigen, maar wij zijn er niet geweest.
Het kanaal zelf moet een meesterlijk stukje ingenieurswerk zijn geweest. Het water begon zijn weg op 71,5 meter boven zeeniveau en kwam in Nîmes aan op een hoogte van zestig meter. Snelle rekenaars weten dat het gemiddeld verval slechts 24 centimeter per kilometer was, precies genoeg om het water rustig kabbelend aan te laten komen. Om tot dit resultaat te komen moesten de Romeinen het water door bergen en dalen laten lopen. En dat deden ze.
Tunnels en aquaducten
Grote delen van het kanaal liepen door tunnels en er werden verschillende aquaducten gebouwd om het water over dalen te transporteren. De Pont du Gard was de grootste van het traject en zelfs de hoogste van het hele rijk. Aardig detail is dat het hele kanaal was afgesloten met een dak, dat vonden ze wel zo fris toen. Het hele project werd in minder dan dertien jaar gebouwd en was in 52 na Christus klaar. Bijna tweeduizend jaar later duurde de aanleg van de HSL in Nederland bijna even lang. Natuurlijk is die langer, technisch lastiger en kon geen gebruik worden gemaakt van slaven, maar toch laat het zien hoe goed er toen gepland en gebouwd werd.
De Pont du Gard is dus slechts een klein onderdeel van een veel groter project. Hiervan zijn nu nog meer resten te vinden zoals de eerder genoemde inlaat bij de bron, een aantal tunnels en het bassin in Nîmes waar het kanaal eindigde. Vanuit deze waterbak werd het water via kleinere kanalen verdeelt over de stad. Het kanaal bracht 35.000 kubieke meter water per dag naar de stad en daarmee van je 14 Olympische zwembaden vullen.
Even genoeg getallen en cijfers, al ontkom je daar niet aan bij een verhaal over dit bouwwerk. De Pont du Gard is een populaire attractie en het kan ’s zomers een drukke bedoeling zijn. Hierop zijn de Fransen echter prima op voorbereid. Aan beide kanten van de rivier zijn een grote parkeerplaatsen waar je de auto kwijt kan. De linkeroever is de beste want dan loop je direct bij de expositieruimte binnen. Deze hadden wij eerst links laten liggen want ik wil altijd direct naar de ‘real thing’. Op de terugweg zijn we daar toch even binnengelopen en de tentoonstelling bleek interessant. Helaas was de spanningsboog van onze kinderen niet lang genoeg om het helemaal goed te bekijken.
Bogen
Het aquaduct zelf in indrukwekkend. Het is 49 meter hoog en heeft drie etages die worden gedragen door rijen met bogen die naar boven kleiner worden. De bogen zijn gemaakt van enorme blokken kalksteen die uit een plaatselijke steengroeve zo’n 700 meter verderop werden gehaald. Opvallend detail is dat er nauwelijks beton of cement is gebruikt. De blokken zijn zo uitgehakt dat ze perfect in elkaar passen, de zwaartekracht zorgt ervoor dat het geheel op zijn plek blijft. De blokken werden genummerd en op sommige zijn aanwijzingen zoals ‘Deze kant linksvoor’ te vinden. Maar dan in het Latijn natuurlijk; ‘fronte sinistra’.
De blokken werden omhoog gehesen door kranen die werden aangedreven door grote trendmolens. Dit soort werktuigen werden tot het einde van de negentiende eeuw nog in West Europa gebruikt om grote blokken steen op te takelen. Het water stroomde op het hoogste niveau op de brug dat geheel overdekt is. Je kan deze verdieping bezoeken onder leiding van een gids.
Het kanaal is zo gemaakt dat het water zo min mogelijk weerstand ondervond. In tegenstelling tot de bogen is de bodem van de waterweg gemaakt van beton dat was bedekt met tegels. De wanden waren gemetseld en ingesmeerd met een mengsel van gebluste kalk, olijfolie, varkensvet en het sap van onrijpe vijgen. Dit zorgde voor een glad oppervlak dat weinig onderhoud nodig had.
Na de derde eeuw werd het hele watersysteem steeds minder onderhouden waardoor het langzaam maar zeker in verval raakte. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de politieke instabiele situatie waarin het Rijk zich bevond. Terwijl het land door invallen van allerlei stammen werd aangevallen, werd het watersysteem op zijn beurt aangevallen door planten en vuil. Langzaam maar zeker vulde het kanaal zich met een laag vuil. In de twintigste eeuw wisten geleerden door deze laag te analyseren te bewijzen dat het hele systeem waarschijnlijk tot de negende eeuw Nîmes van water te voorzien.
De kwaliteit van het werk van de Romeinse bouwers was echter zo goed dat het hele gevaarte gedurende de volgende eeuwen gewoon is blijven staan. Toch is de Pont du Gard niet helemaal meer zoals het oorspronkelijk is gebouwd. Ten eerste verdieping telt nog maar 35 bogen, dat waren er oorspronkelijk 47. Maar er is ook wat bijgekomen want de brug op de eerste verdieping is er in de achttiende eeuw aangebouwd. De weg die hier loopt was tot het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw nog in gebruik en kon je er met de auto overheen rijden. Het is zelfs een doorgaande weg geweest en was een belangrijke regionale verbinding.
Nu kan je er lekker over wandelen en dankzij de burg kan je de Pont du Gard heel goed bekijken. Maar het best kan je het bouwwerk bekijken van een afstandje als de zon aan het begin van de avond er een beetje onderdoor schijnt. Het afsluiten van verkeer en de bouw van het informatiecentrum heeft er voor gezorgd dat het Romeinse monument een populaire toeristenbestemming is geworden. In 2001 bezochten in totaal 1,2 miljoen mensen de Pont du Gard.
Wie na een bezoek aan de brug nog energie over heeft, kan een flinke wandeltocht maken langs het tracé van het kanaal. Kaas, stockbrood en wijn mee voor een picknick in de vrije natuur met een goede dosis geschiedenis op de achtergrond, er zijn slechtere dingen in het leven.Door de unieke combinatie van oude techniek en natuurschoon maakt de Pont du Gard ook een prachtige achtergrond voor allerlei concerten. Met name in de zomermaanden worden hier veel muziekvoorstellingen gegeven van redelijk goede artiesten. Toen wij het aquaduct bezochten was er die avond ook een optreden en werd de soundcheck uitgevoerd. Lijkt mij een prima plek om van een goed concert te genieten.
Bibracte op Mont Beuvray: archeologie in actie ****
Dit is voor een groot deel te danken aan François Mitterrand, de laatste echt grote president van Frankrijk. Hoewel hij er niet is geboren, had hij een sterke band met de streek. Voor zijn presidentschap was hij jarenlang burgemeester van Château-Chinon en daarvoor had hij ook allerlei politieke functies in de regio. Als president verklaarde hij Bibracte in 1984 een plaats van nationaal belang. En als in Frankrijk de president zoiets zegt, gebeurt er wat. Ten eerste werden de archeologische opgravingen, die in 1907 waren stopgezet, weer hervat. Voorts kwam er geld vrij om een museum neer te zetten en om het geheel voor publiek toegankelijk te maken. Tot slot werd in de omgeving een nationaal opleidingsinstituut voor de archeologie opgericht. Dit is allemaal goed gelukt, maar eerst even vertellen welke rol Bibracte heeft gespeeld in de geschiedenis.
Stukje geschiedenis: de Gallische oorlog
In de eerste eeuw voor Christus was Rome een republiek dat het westelijk gedeelte van de Middellandse Zee beheerste. Het zuiden van Frankrijk was grofweg van de Alpen tot Bordeaux in handen van de Romeinen. De rest van Gallië was verdeeld in een groot aantal rijkjes, waarvan er veel waren georganiseerd naar Romeins model; de macht lag in een handen van een aristocratische bovenlaag. Er waren wel wat grotere rijken, maar de meesten telden niet meer dan 50.000 zielen. De Romeinen waren op dat moment al een macht van betekenis in Gallië. Door verbonden en verdragen hield Rome er bovendien een succesvolle verdeel-en-heers politiek op na.
Hoewel politiek verdeeld, was de cultuur van de Galliërs, of Kelten, van een hoog niveau. Er waren verschillende grote steden, die waren verbonden met een uitgebreid stelsel van wegen dat zich uitstrekte van Oostenrijk tot Engeland en Ierland. Ook de nijverheid stond op een hoog niveau. Zo werden er prachtige sieraden gemaakt én, niet geheel onbelangrijk tijdens een oorlog, ook de wapens waren van een hoog niveau. Om de producten te maken, exploiteerden de Galliërs een groot aantal mijnen. In de Auvergne werd bijvoorbeeld veel goud gedolven. De naam van de hoofdstad van de Cantal, Aurillac, verwijst naar dit edelmetaal (aurum in het Latijn).
Rond 60 voor Christus zorgden een aantal gebeurtenissen ervoor dat er een einde kwam aan de vrede in Gallië. In Rome waren er drie mannen aan de macht gekomen, waaronder Julius Ceasar. Dit driemanschap smeet met geld om het volk achter zich te krijgen. Deze manier van politiek bedrijven was voor Ceasar, de minst rijke van het stel, moeilijk vol te houden. Maar hij zag wel mogelijkheden om hier iets aan te doen. Na een succesvolle militaire campagne in Spanje, werd hij de baas in Gallië. Met de bodem van zijn schatkist in zicht, wekt het geen verbazing dat Ceasar zijn oog liet vallen op het rijke noorden van Gallië. Hij had alleen maar een aanleiding nodig.
Die kreeg hij van de Helvetii. Deze Gallische stam woonde in de Alpen en voelde zich bedreigd door de Germanen in het noorden. Ze besloten te verhuizen en lieten hun oog vallen op een mooie streek aan de Atlantische kust. Niets is zo fijn als vruchtbare grond op een steenworp van het strand. Ze pakten hun boeltje bij elkaar en marcheerden richting het westen. Op hun tocht werden de Romeinse provincies zorgvuldig gemeden. Ondanks deze voorzichtigheid was het voor de handige Caesar een koud kunstje om de oorlog waar hij naar zocht te forceren. Het duurde dan ook niet lang of een bevriende Gallische stam vroeg de hulp in van de Romeinen, waarna Caesar zijn legioenen de Helvetii liet opjagen. Na een fikse achtervolging kwam het tot een slag in de buurt van Bibracte. Hierin liet Caesar zijn militaire talent zien door de Helvetii vrij gemakkelijk te verslaan.
Dit conflict was het begin van een groot aantal Romeinse interventies die uiteindelijk resulteerde in een totale verovering van Gallië door Rome (op één klein dorpje na natuurlijk). Het eindspel speelde zich af in het zuiden van Bourgondië, wederom in de buurt van Bibracte.
De Galliërs waren zich er na jaren oorlog van bewust, dat ze zich moesten verenigen en dat is precies wat een aantal grote stammen heeft gegaan. Op een bijeenkomst in Bibracte wezen de stammen Vercingetorix als leider aan. De plek is opvallend, want de Aedui, de Gallische stam die daar woonde, was altijd loyaal aan de Romeinen geweest en had zelfs hun hulp ingeroepen tegen de Helvetii in het eerste jaar van de oorlog. Vercingetorix verzamelde een enorm Gallisch leger, dat door Caesar bij Alesia in het zuiden van Bourgondië deskundig in mootjes werd gehakt.
Na deze grote overwinning erkenden de Galliërs de Romeinen als overwinnaars en kreeg Caesar heel Gallië in handen. Dat maakte hem direct de rijkste man van Rome en dat is altijd handig als je politieke ambities hebt. Maar voordat hij naar Rome zou terugkeren, zette hij zijn ervaringen van deze oorlog op papier. Dit deed hij in Bibracte en zijn boek, Commentarii de bello Gallico, geldt nog steeds als een standaardwerk op de militaire academie.
Bibracte speelde tijdens de eerste eeuw voor Christus dus een grote rol, maar in de jaren daarna ging het snel bergafwaarts. Vooral de ligging van de stad bleek een probleem. Bibracte lag dan wel aan belangrijke wegen maar ook op een berg en was daardoor moeilijk te bereiken. Ten tijde van oorlog was het goed te verdedigen, maar door de interne vrede in het Romeinse rijk was het vooral onhandig. Ga maar eens met je ossenkar in de regen omhoog. Toen de Romeinen 25 kilometer verderop Autun stichtte, verloor Bibracte zijn economische betekenis en liep de Keltische stad leeg. En hoewel er op de berg nog eeuwen een wekelijkse markt werd gehouden, was de rol van Bibracte verder uitgespeeld.
Archeologie
Deze dramatische ontwikkeling is voor archeologen een zegen. Doordat de stad vrij snel na de bloeiperiode is verlaten, liggen de resten niet onder andere lagen van bewoning. De boel heeft in alle rust twintig eeuwen in de grond liggen wachten zodat archeologen ze konden opgraven.
Archeologie is voor de periode voordat Gallië tot het Romeinse Rijk behoorde sowieso de belangrijkste bron van informatie. De Kelten hadden wel een ontwikkelde cultuur, maar kenden nauwelijks het schrift. Hierdoor zijn er bijna geen geschreven bronnen en die we hebben, zijn hoofdzakelijk geschreven door Romeinen en daarom nogal gekleurd. Wat in de bodem wordt gevonden is daarom de belangrijkste bron voor wat we weten over deze periode. De opgravingen van Bibracte zijn daarbij de grootste en belangrijkste voor de Keltisch cultuur in Frankrijk. Dat had Mitterand dus scherp gezien.
De archeologische opgravingen zijn vandaag de dag indrukwekkend. Het gebied omvat maar liefst 1.000 hectare, waar een leger van archeologen op tal van plekken aan het werk zijn. En dat zijn niet alleen maar Fransen, maar ook Duitse, Nederlandse, Amerikaanse en Engelse geleerden zijn hier aan het graven. Maar er is meer te doen op deze unieke plek.
Museum van de Keltische cultuur
Toen wij Bibracte bezochten was het bijzonder stil. De parkeerplaats naast de ingang was aardig groot maar er stonden slechts een handvol auto’s met Franse kentekens. De Franse overheid ziet Bibracte als één van de ‘Grands travaux de l’Etat’ (grote werken van de staat) en dat betekent budget. Dat is goed te zien aan het museum. Het gebouw is ontworpen door Pierre-Louis Faloci en bestaat hoofdzakelijk uit steen en glas.
Hoewel het zeer moderne gebouw midden in de natuur staat, werkt het uitstekend. Het past in de omgeving. De expositie telt tal van voorwerpen die op Mont Beuvray zijn gevonden, gecombineerd met een groot aantal diorama’s die het leven in Bibracte moeten voorstellen. Ik ben nooit zo’n fan van deze manier van tentoonstellen, maar hier werkt het zeer goed. Onze kinderen, toen 5 en 7 jaar oud, vonden het geweldig.
Opvallend goed is de audiotour. Deze is te krijgen in het Nederlands en hier is duidelijk over nagedacht. Je krijgt een apparaat mee dat, dankzij een ingewikkelde techniek, weet voor welke vitrine je staat en onmiddellijk een verhaal begint te vertellen. Je krijgt direct te horen wat de voorwerpen zijn, waarvoor ze werden gebruikt en waar ze zijn gevonden. Dit alles werkt met een koptelefoon die net boven je oren hangt zodat je ook nog hoort wat je reisgenoten tegen je zeggen. Ik heb nog nooit zo’n goede audiotour meegemaakt. Je krijgt hierdoor een uitstekend beeld over de Keltische samenleving in de eerste eeuw voor Christus.
Archeologie in praktijk
Zo’n museum is natuurlijk leuk, maar je wilt uiteraard de opgravingen zelf ook zien. Dat kan natuurlijk. Naast het museum, dat onderaan de berg ligt, staan busjes klaar om je naar boven te brengen. Je kan ook zelf naar boven lopen, maar een dergelijk ritje is wel zo comfortabel. De rit zelf brengt je langs de grote verdedigingsmuren van de stad waarna je een donker bos induikt, spannend en goed voor de sfeer. Eenmaal boven kan je genieten van het uitzicht en naar beneden wandelen langs alle belangrijke vindplaatsen. Er zijn ook rondleidingen, zelfs in het Nederlands, maar als je daar geen zin in hebt kan je ook zelf rondwandelen.
Het is een aardig lange wandeling, maar omdat je alleen maar daalt valt het erg mee. De route leidt je langs alle belangrijke wijken van de stad, waarvan nog lang niet alles is opgegraven. Bij ons bezoek was bijvoorbeeld de wijk waar de ambachtslieden woonden en werkten voor een groot deel bloot gelegd en voor een deel herbouwd. Aan de tempels en andere godsdienstige gebouwen daarentegen werd nog druk gewerkt. Letterlijk want een flinke groep archeologen uit Duitsland waren druk met schepjes en kwastjes. Volgens de kinderen was dit heel gaaf.
Naast de archeologie kom je tijdens de wandeling ook veel mooie natuur tegen. Op tal van plaatsen staan bankjes en dat zijn prima plekken voor een picknick. Dat is ook wat het museum wil dat je doet. Beter nog, je kan bij het museum manden kopen met een Gallische picknick. Het is onduidelijk of dit met of zonder everzwijn is. Maar je kan natuurlijk zelf ook stokboord, kaas, worst en een flesje wijn meenemen en genieten op de plek waar ooit Julius Ceasar heeft rondgelopen. Leuk!
Eus: dorp met steile straatjes en prachtig uitzicht ***
Wij bezochten Eus begin augustus en dat is toch hoogseizoen en dus hou je rekening met een van toeristen uitpuilend dorpje. Maar niets van dit alles. Het was er buitengewoon rustig. Dit was voor ons natuurlijk een aangename verrassing maar gezien het forse parkeerterrein had de gemeente toch meer volk verwacht. Nu was het warm en zo rond het middaguur, maar meer dan drie auto’s met toeristen hebben we niet gezien. Later in de middag bezochten we Villefranche de Conflent en daar was het wel druk.
Eus zelf bleek niet helemaal uitgestorven en we vonden in het lagere gedeelte van het dorp een terrasje waar we een kop koffie dronken. Terwijl wij van onze versnaperingen en het uitzicht genoten vulde het terras zich langzaam met dagjesmensen en fietsers, waardoor zowaar de schaduwplekjes onder de dikke boom allemaal bezet waren.
De Fransen besloten massaal lunch te bestellen, waardoor al snel grote borden met heerlijke salades en visschotels uit het kleine pandje van het restaurantje werden gedragen. Na enige twijfel besloten we toch maar de kleine straatjes te verkennen en niet mee te doen aan de smulpartij. Ik vraag mij nog steeds af of dit wel een juist besluit was.
Kunstenaars
Combineer een mooi dorpje met het zuiden van Frankrijk en als een soort chemisch proces ontstaan er vanzelf kunstenaars. Dat is ook gebeurd in Eus en ik geef die kunstenaars geen ongelijk. Ik ben geen kunstenaar maar zelfs ik kreeg inspiratie toen ik door de kleine steegjes liep. Een lichte aandrang tot het maken van een gedicht, een sonnet of iets dergelijks maakte zich van mij meester. Gelukkig wist de geharde toerist in mij de overhand te krijgen, waarna we in de hete middagzon het dorp verder onderzochten. Zeg je kunstenaars in een Frans dorp, dan zijn de Nederlanders niet ver weg. En ook dit klopt, want in Eus woont en werkt een Nederlandse kunstenares: Nelly van Ledden Hulsebosch. Ze maakt zeker geen onaardig werk.
Kerkje
Doordat het dorp geheel autovrij is, is het lekker wandelen door het dorp, al zijn de straatjes en steegjes soms behoorlijk steil. Met name op de route naar de kerk is het klimmen geblazen. Het kerkje toornt fier boven het dorp uit en was natuurlijk dicht toen wij voor de deur stonden. Ook het kerkelijke personeel was kennelijk druk met de lunch. Dat mocht de pret niet drukken want het is de moeite waard om wat verder te klauteren en om de kerk te lopen.
Aan de zij- en achterkant van de kerk is duidelijk de militaire oorsprong van het gehucht te zien. Het wemelt er van nauwe spleten en spelonken en samen met de schaduw vormt het een prima plek voor een gezonde picknick met een prettig uitzicht. Voor kinderen is er genoeg te klauteren en te klimmen zodat je als ouders zeker nog rustig kan uitbuiken.
Neem op de terugweg de route aan de linkerkant van de kerk want die leidt je door een tunneltje, waardoor je je onmiddellijk in de middeleeuwen waant. Je kan er de geschiedenis bijna ruiken. En dat is niet overdreven, want in afgelopen de twintig eeuwen is hier af en toe flink gevochten. Het hele gebied is twee eeuwen in Spaanse handen geweest en de Fransen hebben meerdere oorlogen gevoerd om het in handen te krijgen.
In de omgeving van Eus
Eus ligt in een streek waar voldoende te doen is. Erg leuk is een ritje in de Train Jaune (gele trein). Deze kleine trein rijdt over een spoor van ruim 60 kilometer en bereikt in Bolquère bijna een hoogte van 1600 meter. Dat is het hoogst gelegen treinstation in Frankrijk. In de zomer rijdt deze trein, speciaal voor toeristen, zonder dak en dan heb je mooi uitzicht. Helaas begon het op de dag dat wij de streek bezochten enorm te regenen, niet echt een goed idee om je in een cabriolettrein te verplaatsen.
Het parcours eindigt in Mont-Louis, een vestingstadje waar Vauban de muren heeft getekend. Nu herbergt het stadje nog altijd een opleidingscentrum voor para’s. Naast deze historische militaire monumenten is een enorme zonneoven te bezoeken die in 1949 werd gebouwd. Daarmee is het de oudste van de wereld en een voorbeeld van alle andere installaties die later zijn gebouwd.
Tot slot zijn er in de directe omgeving van Eus maar liefst drie ‘Beaux Villages’ te vinden: Villefranche de Conflent, Evol en Mosset.
Saint Lizier: dorp met twee kathedralen met uitzicht op de Pyreneeën ***
De ligging aan een Romeinse weg geeft een stad of dorp eeuwenlang plezier. De infrastructuur van de Romeinen bleef namelijk na de val van het Rijk gedurende de hele middeleeuwen in gebruik. Dat geldt zeker voor de weg die langs Saint Lizier loopt, want deze ontwikkelde zich als één van de hoofdroutes naar het pelgrimsoord Santiago de Compostella. Deze route had als startplaats Narbonne en liep langs de noordkant van de Pyreneeën naar het westen van Spanje.
Deze pelgrimsroute was ongekend populair in de middeleeuwen en je hoeft geen geschiedenis te hebben gestudeerd om te begrijpen dat deze stroom reizigers voordelig was voor een dorp of stad. Saint Lizier profiteerde maximaal van deze ligging omdat het een kathedraal binnen zijn muren had. In deze bisschopskerk bevonden zich de relieken van de heilige Lizier. Als je als pelgrim toch onderweg was naar Galicië, dan pikte je zo’n lokaal heiligdom onderweg wel even mee. Saint Lizier was kortom een gewilde tussenstop. Zoiets als Luxemburg maar dan zonder goedkope benzine, drank en rookwaar.
De ligging aan de pelgrimsroute is zelfs nu nog lucratief. Ook nu nog lopen veel mensen, al dan niet gedreven door religieuze motieven, de pelgrimstocht (voetpad GR78). Bovendien is de hele route door de Unesco erkent als werelderfgoed en dat trekt cohorten toeristen. Daarbij heeft Saint Lizier van de regionale overheid het predicaat ‘Grand site Midi-Pyrénées’ gekregen.
Het dorp heeft dus goede papieren maar toen wij het bezochten op een zaterdagmorgen in juli was het helemaal niet druk. Parkeren kan je prima op een plein met platanen vlak onder het bisschoppelijk paleis. Daarna is het maar een kleine klim naar het kerkplein waar de grote kathedraal staat. Als het heel rustig is kan je misschien ook hier de auto parkeren.
De kathedraal heeft een achthoekige klokkentoren en lijkt een kleine versie van die in Toulouse. Het gebouw is geheel Romaans en doet daarom lekker robuust aan. Het interieur is uiterst interessant. Het koor heeft Romaanse bogen en prachtige fresco’s uit de twaalfde eeuw. Neem even de tijd om deze schilderingen tot je te nemen.
Het schip heeft meer gotische bogen en lijkt later tegen het koor te zijn geplakt, waarbij duidelijk iets niet goed is gegaan.
Dit voel je al als je de kerk binnenkomt en als je goed kijkt zie je dat het westelijke deel van de kerk schuin tegen het koor staat. Dat zie je het duidelijkst bij de overgang: de muur aan de noordkant is veel kleiner dan die aan de zuidkant.
Het schip geeft toegang tot het kloosterhof. Dat is altijd een bijzondere plek en dat geldt ook voor dit hof. Zoals het hoort is het hofje omringt door een zuilengalerij waarvan de zuilen nog heel gaaf zijn. De bovenkanten van de zuilen, de kapitelen, zijn allemaal verschillend. Daarbij worden er ook nog veel verschillende stijlen gebruikt: Romeins, Syrisch en Arabisch. Op de bovenste galerij zijn ook nog fresco’s te bewonderen maar die hebben wij gemist.
Wat we ook gemist hebben is de tweede kathedraal. Die schijnt onderdeel te zijn van het bisschoppelijk paleis. Die ligt hoger in het dorp.
Apotheek museum
Op het pleintje naast de kerk staat een mooie fontein waar vissen in zwemmen. Tevens is er op het pleintje, waar jammer genoeg wel auto’s staan geparkeerd, een achttiende-eeuws apotheek. Daar zijn wij niet ingegaan, want het interesseert ons niet zo veel. Daarbij waren we op doorreis en hadden niet heel veel tijd. Voor Fransen wellicht wel leuk want die zijn dol op apotheken. Zelfs het kleinste dorpje heeft wel een pharmacie.
Bovenstad
Vanaf het kerkplein loopt een straatje omhoog naar een poort met een klok erboven. Niet verwonderlijk dat deze poort de ‘Tour d’Horloge’ is genoemd. Eenmaal door het poortje kom je in de bovenstad, waar je heerlijk kan wandelen door de kleine intieme straatjes en steegjes met veel bloemen.
Tijdens onze wandeling zijn we geen toerist tegengekomen, maar we waren er dan ook rond het middaguur en dan slaapt het stadje. Dat is typisch een Nederlandse tijd om een dorp te bezoeken, Fransen doen dat vroeger in de ochtend of later in de middag. De conclusie is dat je er in ieder geval geen Nederlanders tegenkomt en dat is altijd goed om te vertellen op verjaardagen.
Je claimt zo je eigen authentieke stukje Frankrijk en dat is toch het hoogst haalbare voor de hedendaagse toerist. Helemaal bovenop de heuvel staat het Bisschoppelijk paleis met de tweede kathedraal. Wij moesten helaas door en hebben dit kasteel niet bezocht. Een reden te meer om er nog eens heen te gaan.
In de omgeving
Op ruim een uur rijden naar het westen ligt het eerder genoemde Saint Bertrand de Comminges. Tevens een ‘Plus Beaux’ en zeer de moeite waard. Op ongeveer dezelfde afstand, maar dan naar het westen, kom je Camon tegen. Dit versterkte dorp is gebouwd rondom een priorij uit de tiende eeuw en ziet er mooi uit. Helaas zijn wij er nog niet geweest. Daarnaast bieden de nabijgelegen Pyreneeën genoeg vertier.
Saint Bertrand de Comminges: dorp met kathedraal en Romeinse opgravingen *****
In de eerste eeuw groeide de stad tot minstens 10.000 inwoners. Sommige bronnen spreken zelfs over meer dan 30.000 zielen. Hoe dan ook gaat het hier om best veel mensen en de stad zou nooit meer inwoners hebben dan in die tijd. Ook in het Romeinse Rijk was dit een stad met een serieuze omvang met regionale functies, zowel economisch als bestuurlijk. De stad was daarom ook uitgerust met openbare gebouwen zoals een theater, een forum, een marktplaats en natuurlijk een badhuis.
Romeinse opgravingen
Romeinse gebouwen
Een groot aantal van deze gebouwen zijn de afgelopen eeuw opgegraven en nu te bewonderen. Vooral het theater, dat tegen een berg is gebouwd, is nog goed te herkennen. De afmetingen zijn redelijk groot en vanaf deze plek zijn de overblijfselen van de rest van de Romeinse stad goed te zien. Daardoor krijg je er een goed beeld van hoe groot de stad in de eerste eeuw moet zijn geweest, veel groter dan het huidige dorp.
Het theater is de eerste attractie die je tegenkomt als je vanaf de parkeerplaats naar het dorp wandelt. Er rijdt ook een pendelbusje in de vorm van een toeristisch treintje, maar wij wilden de berg waarop het dorp ligt zelf beklimmen. Bovendien wil je in zo’n busje natuurlijk ook niet gezien worden.
Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk ging het snel bergafwaarts met de stad. In de vijfde eeuw waren het eerst de Vandalen die het hadden gemunt op de nederzetting, waarna ruim een eeuw later de Bourgondiërs het karwei af maakten en de stad compleet van de kaart veegden. Daarmee leek het verhaal van de stad ten einde.
Bouw kathedraal
Ruim vijf eeuwen zou hier niemand wonen, totdat in 1089 een ridder van de graaf van Toulouse werd benoemd tot bisschop van dit dorp. Ik heb niet kunnen achterhalen of dit een misselijke grap was om de betreffende ridder te pesten want hij werd feitelijk bisschop van een ruïne. Deze Bertrand L’Isle-Jourdain liet zich echter niet kisten en liet een kathedraal bouwen naar Romaans model. Daar liet hij het niet bij, want geen kathedraal is compleet zonder een klooster. Het moge duidelijk zijn dat het dorp naar hem is vernoemd toen hij het eenmaal tot heilige had geschopt.
Kennelijk was men in die tijd niet vergeten dat op deze plek een belangrijke Romeinse stad had gestaan want het was gebruikelijk om een bisschopszetel te vestigen in een voormalig Romeins bestuurscentrum. De katholieke kerkprovincies zijn ook nu nog bijna dezelfde als de oude Romeinse provincies. In dit geval is het wel opmerkelijk dat er werd gekozen voor een stad waar al eeuwen niemand woonde.
Pelgrims
De keuze om de zetel van de nieuwe bisschop juist hier te vestigen had nog een andere reden. De stad lag namelijk op één van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella. En die was in de Middeleeuwen uiterst populair. De oude Romeinse weg vanuit Narbonne naar het westen van Spanje was de Route du Soleil van de elfde eeuw en liep pal langs de nieuwe kathedraal. Dit gaf de bisschop niet alleen prestige en macht maar de duizenden pelgrims gaven ook een economische basis voor de nieuwe nederzetting.
Bertrand koos als plek voor zijn kathedraal de top van de heuvel die boven de Romeinse stad uitkeek. Hierdoor waren de gebouwen niet alleen makkelijk te verdedigen maar tevens was de kerk voor de naderende pelgrims al van kilometers afstand te zien. Het werd al snel een pleisterplaats waar je veilig kon overnachten. Saint Bertrand de Comminges was eigenlijk een grote aire op de weg naar het belangrijkste heiligdom van West-Europa. Je vraagt je af hoe Hazeldonk er over tien eeuwen uit zal zien.
Het moet in de straatjes van het dorp in die tijd een drukte van belang zijn geweest met herbergen, eethuisjes en ander vertier. Als je nu door het dorp loopt, heb je maar weinig fantasie nodig om je dit voor te stellen.
Houten toren
De kathedraal zelf is een interessant gebouw. Het pleintje voor de kerk, dat door de zware toren wordt gedomineerd, is gezellig druk. De top van de toren is van hout, waardoor het de indruk geeft van een vestingstoren zoals je die in Carcassonne ook wel ziet. Vroeger werden wel meer kerktorens van hout gemaakt, maar door de kwetsbaarheid van het materiaal voor de bliksem, zijn deze bijna allemaal vervangen door een stenen exemplaar. Waarom deze kerktoren nog van hout is, weet ik niet. Aan de voet van de Pyreneeën kan het flink onweren, iets waar we over mee kunnen praten. Het lijkt mij sterk dat de torenspits door de eeuwen heen nooit is geraakt door de bliksem of het opperwezen zou persoonlijk moeten waken over deze kerk. Dat is natuurlijk niet uitgesloten.
De kerk vormt overigens nog steeds een onderdeel van de eerder genoemde pelgrimsroute. Steeds meer mensen lopen deze route in zijn geheel of gedeeltelijk en sta niet raar op te kijken als je pelgrims tegen het lijf loopt. Deze zijn te herkennen aan een wandelstok en een schelp aan hun rugtas.
Boven de deur is er een fraai timpaan met als thema de aanbidding van de wijzen. Binnen valt je als eerste een enorm orgel op. Gezien de vele aanplakbiljetten van een concert die in het dorp hingen toen wij er waren, wordt deze kennelijk ook regelmatig gebruikt.
Via Facebook liet Laird Evert G. Davelaar, een organist, weten dat het orgel inderdaad best bijzonder is. Het is een indrukwekkend instrument met 40 stemmen, voor een kerk van deze omvang is dat fors. Zelfs een Bourdon 32 voet. Gezien de dispositie zal het ongetwijfeld indrukwekkend klinken. Oud is het orgel echter niet. Orgelmaker Swiderski bouwde het in 1981, weliswaar in de oude, 17e eeuwse orgelkas, zodat het uiterlijk hetzelfde bleef. Het verbaast mij daarom niet, dat er regelmatig concerten in de kerk zijn. Jean Pierre Swiderski is als orgelmaker gevestigd in Parijs. Naast nieuwbouw restaureert hij ook oude Franse orgels.
Fraai is het houtsnijwerk van de koorbanken in het midden van de kerk. De vensters in het koor vertellen verhalen uit het Nieuwe en Oude testament. Iets wat je toch wel verwacht in een kerk. Bijzonder aardig is de crypte waar je afbeeldingen uit het Roelandslied kunt ontdekken. Deze middeleeuwse superheld stierf in de Pyreneeën toen hij de aftocht van het leger van Karel de Grote dekte tegen de Moren of ander knoflooketend volk. Dat moet hier toch vlakbij gebeurd zijn.
Klooster
Tegen de zuidkant van de kerk is het klooster gebouwd. Vooral de kloostergang is bijzonder omdat het aan één kant open is, waardoor je een prachtig uitzicht hebt op de besneeuwde bergen.
Zoals bij veel dorpjes in het zuiden van Frankrijk het geval is, zijn ook in Saint Bertrand de Comminges de afgelopen eeuw veel kunstenaars neergestreken. Er zijn dan ook veel ateliers en galeries in de gezellige straatjes te vinden met zeker geen onaardige kunst.
Na ons bezoek aan het dorpje, besloten we een late lunch te nuttigen op de picknickplaats die even voor het dorp ligt. Daar wachtte ons nog een mooie verrassing, want naast een prachtig uitzicht op het dorp, staat er midden in het veld nog een grote kerk. Bij nadere bestudering bleek dit de Basilique Saint-Just de Valcabrère te zijn. Een gebouw uit de elfde eeuw dat is opgebouwd met restanten van oude Romeinse huizen. Ik had er nooit van gehoord, maar het staat daar wel heel mooi te wezen. Even stoppen daar en als je eten bij hebt is het een perfecte plek voor een picknick.