Tag Archief van: Ruïne

Château du Falkenstein ***
Kasteel in de bossen van de Noordelijke Vogezen

Het kasteel van Falkenstein ligt in het Noordelijkste deel van de Elzas op een steenworp van de Duitse grens. De burcht werd in het tweede deel van de Middeleeuwen, tussen de elfde en dertiende eeuw gebouwd op een heuvel. Het is totaal vervallen maar erg leuk om te bezoeken.

Wij bezochten de noordelijke Vogezen tijdens een kleine roadtrip rond Pasen, dat bijzonder vroeg viel. Hoewel het de dagen voordat we Falkenstein bezochten heel aardig weer was, beloofde de weervoorspelling voor die dag niet veel goeds; regen, donder en bliksem.

Zodoende zochten we een uitstapje vlak voordat een zwaar regenfront zich over het gebied zou bewegen. De keus viel op het kasteel van Falkenstein want dat lag om de hoek en bovendien één van de weinige zaken dat dat überhaupt open was op tweede paasdag. Het kasteel is namelijk volledig openbaar gebied én dus altijd open.

Château du Falkenstein

Rating:

3 van 5 sterren (?)

Zeker zien:

- Uitzicht
- Grotten
- Kasteel

Locatie:

open in maps

Locatie:

Open in maps

Na even zoeken vonden we het parkeerterrein van het kasteel. Deze ligt naast een kruispunt waar vijf wegen elkaar vinden midden in het bos. Omdat er geen enkele andere auto stond en je het kasteel hier niet kan zien hebben we het drie keer gecontroleerd voordat we aan de wandeling begonnen.

Stukje klimmen

De wandeling is kort maar heftig. Ondanks een aantal mooie dagen had het toch genoeg geregend om het pad voor grote delen flink onder water te zetten. Het wandelen schiet niet op maar ik vind het altijd leuk om de beste weg tussen de plassen water en modder te vinden.

De plassen verdwijnen als het pad begint te stijgen, en stijgen doet het. Het viel ons tegen om het steile pad te beklimmen en we moesten een paar keer stoppen om op adem te komen. De klimconditie is er nog niet helemaal zo in het voorjaar.

Ondertussen werd het door de aankomende donderwolk steeds donkerder in het woud. Dit gaf onze tocht tussen de hoge bomen en het opdoemende kasteel en het feit dat we helemaal alleen waren een zeker dramatisch effect. De sfeer zou in een gemiddelde horrorfilm niet misstaan.

Het kasteel staat bovenop een heuvel en heeft grofweg drie lagen. De onderste laag omvat de poort waarna je om de rots draait en je via een open ruimte tegen een tweede kleinere poort aanloopt. Hierachter in nog een open ruimte met aan de zijkant een indrukwekkende muur met uitgehakte ruimtes. Waarschijnlijk waren dit opslagruimtes of stallen in de tijd dat het kasteel in functie was.

Grotten

Dit was het moment dat de eerste druppels vielen maar na een tijdje geschuild te hebben in de uitgehakte kamers werd het weer even droog. Mijn partner vond het wel genoeg maar ik besloot toch boven te kijken door de trap direct naast de tweede poort te bestijgen.

Tweede poort van het Château du Falkenstein

De tweede poort met daarnaast de trap naar de hogere delen van het kasteel.

De trap leidt naar het tweede niveau van het kasteel. Via een nauwe doorgang kom je hier in een uitgehakte zaal en tal van andere kleine ruimtes. Op de talrijke informatieborden, in het Frans, Duits en Engels, kan je lezen welke functies de verschillende kamers en ruimtes hadden in het verleden.

Al is het van sommige kamertjes niet helemaal duidelijk welke functie zij hadden; een toilet of misschien toch een kerker. Hier is nog duidelijk werk aan de winkel voor de plaatselijke historici en archeologen.

De bovenste verdieping van het kasteel bereik je door een indrukwekkende trap die zich boven de eerste poort slingert. waarna je op het ‘dak’ van het kasteel staat.

Veilig

De hele tocht naar boven is redelijk veilig te bereiken want de route heeft ijzeren hekken bij gevaarlijke afgronden. Ik zou hier niet mijn vijfjarige kind laten rondrennen maar je hoeft ook niet bang te zijn dat je naar beneden stort. Je moet wel goed te been zijn, iemand in een rolstoel is hier kansloos.

Uitzicht vanaf de tweede niveau van het Château du Falkenstein

De paden zijn allemaal goed beveiligd met hekken.

De bovenkant van het kasteel bestaat op zijn beurt weer uit drie niveaus die allemaal een eigen functie hadden. Hier is ook duidelijk hoe smal het kasteel eigenlijk is, soms maar een paar meter breed.

Het moet hier boven het ooit een drukke boel zijn geweest want dankzij de superieure strategische hoogte kan je hier het kasteel met een paar man uitstekend verdedigen tegen een veel grotere macht. Met genoeg pijlen, stenen en andere rommel die je naar beneden kan gooien hou je het hier heel lang uit, als je tenminste genoeg voedsel hebt.

Naast de militaire functie werden hier ook andere activiteiten ontplooid. Zo moeten hier tal van gebouwtjes hebben gestaan waar bijvoorbeeld een smid, de timmerman en andere ambachtslieden hun werk hadden. Eén van dit ruimtes staat er nog. Sommige historici denken zelfs dat op een verhoging een kleine windmolen heeft gestaan.

Windmolen

Als Zaankanter en dus opgegroeid naast vele molens, lijkt mij dit nogal vreemd omdat de heuvels en de bomen niet echt voordelig zijn om goede wind te vangen voor een molen. Maar het idee dat hier boven op een kasteel ooit een werkende molen heeft gestaan is wel aantrekkelijk.

Het hoogste deel van het kasteel bevindt zich op het meest noordelijke punt dat te bereiken is via een metalen trap. Het uitzichtpunt heeft een ronde tafel met daarom aangegeven wat er zoal te zien is, iedereen die in Frankrijk op een uitkijkpunt is geweest kent zo’n tafel wel.

De bovenste verdieping van Château du Falkenstein

De bovenste verdieping van het kasteel bestaat uit twee delen die zijn verbonden met een moderne stalen brug. Hier stond volgens sommige historici ooit een windmolen.

En wat een prachtig uitzicht heb je hier. Juist de aankomende donderwolken maakte het uitzicht nog eens extra dramatisch. Ik stond daar net genieten toen het opnieuw zachtjes begon te regenen waarna niet veel later de eerste bliksem zich meldde.

Dit was het juiste moment voor een ingeving en die had ik. Ik bedacht mij dat ik de avond ervoor had gelezen dat dit kasteel in de veertiende eeuw door de bliksem was getroffen en voor een groot deel was afgebrand om nooit meer opgebouwd te worden. Aangezien ik op het hoogste punt in de omgeving stond, ik meer dan twee meter lang ben en omringt door ijzeren hekken leek het mij een slecht idee om hier lang te blijven.

Met gehaaste spoed zijn we naar de auto afgedaald waar we wonder boven wonder vrij droog aankwamen. Eenmaal in de auto zetten we koers naar Nederland en na nog geen twee kilometer rijden barstte het noodweer los dat tot bij Luik aanhield.

Omdat wij het kasteel van Falkenstein op een regenachtige paasmaandag bezochten was er werkelijk niemand maar in zomer met mooi weer kan het hier wel behoorlijk druk zijn. Evengoed is het kasteel een aanrader. Hou er wel rekening mee dat hier helemaal geen voorzieningen zijn; je kan er niets kopen en er is ook geen toilet. Wel genoeg mooie plekjes voor een picknick trouwens.

Video van Château du Falkenstein

Beelden van Château du Falkenstein

E-Magazine Elzas

In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over de Elzas. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.

Downloaden doe je hier >>

Kaart van Château du Falkenstein en omgeving


Les plus beaux villages de France
weergeven op een grotere kaart

Cluny: een machtig klooster en paarden in Bourgondië ***

Religieus centrum

Daarbij ga ik een aantal dingen aanstippen waarom juist Cluny in de twaalfde eeuw tot het belangrijkste religieuze instituut in West-Europa uitgroeide dat zelfs de Paus in de schaduw zette. De diepere oorzaken hiervan liggen in de wederopstanding en de daar aan gekoppelde veranderingen in Europa gedurende de elfde en twaalfde eeuw. Door historici ook wel de Renaissance van de twaalfde eeuw genoemd.

Om dit te begrijpen is het goed om te beseffen dat Europa in de tiende eeuw zich in één van de diepste crisis in haar bestaan bevond. De centrale macht die was ontstaan door Karel de Grote rond 800 was zo goed als weggevallen waardoor lokale heren de dienst uitmaakte. Lokale heer zijn is leuk, maar een heer van een land is veel leuker en als je die ambitie niet had, dan had je buurman deze wel. Hierdoor waren deze heren bijna continue in gevecht met elkaar waardoor de handel zo goed als stil viel en de landbouwproductie laag was. Daar kwam nog eens bij dat Europa nogal last had van aanvallen en plundertochten vanuit Scandinavië en Noord-Afrika.

Door deze ontwikkelingen was de bevolking geslonken en hoewel er hier en daar een stad of een gebied het redelijk deed waren grote delen bijna of gedeeltelijk ontvolkt. Langzaam maar zeker kwam Europa uit dit dal. De invallen werden minder, de lokale heren maakten minder ruzie en dankzij nieuwe landbouwtechnieken begon de bevolking weer te groeien. Hierdoor konden meer mensen worden gevoed en bloeide de handel en cultuur op.

Direct onder de Paus

Cluny wist zich op deze golf van welvaart te ontwikkelen. De abdij werd aan het einde van de tiende eeuw door Willem I van Aquitanië gesticht. Een abdij stichten was voor edelen in die tijd helemaal in want daarmee liet je het opperwezen zien hoe vroom je wel niet was. Maar in tegenstelling tot vele andere kloosters in Frankrijk zou Cluny niet vallen onder de lokale heer maar direct rapporteren aan de Paus in Rome. Toen de abdij groeide was het voor de lokale heren dan ook niet mogelijk om de rijkdom van de monniken af te romen zoals dat bij andere abdijen wel het geval was.

Dit voordeel gold ook voor de abdijen die vanuit Cluny werden gesticht en zo ontstond een netwerk van abdijen en priorijen die allemaal onder de bescherming stonden van de abt van het moederklooster. Dit was een uniek netwerk van onafhankelijke kloosters waarin kennis, kapitaal en producten werden uitgewisseld. Bovendien werd Cluny ook nog eens gesteund door de Franse koning die in die tijd zijn centrale macht probeerde te vergroten ten koste van de lokale edelen. Cluny was voor hem een aangename bondgenoot.

Tot slot had Cluny weinig last van de eigen beschermheer want de Paus was in een hevige strijd gewikkeld met de Duitse Keizer. En zo kon een klein klooster in de zuiden van Bourgondië zich ontwikkelen als een voorname speler in de politiek van West-Europa.

Romaanse bouwkunst

De macht van Cluny was gebaseerd op religie maar strekte zich verder uit in de economie, kennis, politiek en cultuur. Vandaag de dag is dit nog goed te zien in de bouwkunst en in het bijzonder de Romaanse architectuur. Deze vorm van bouwen werd door Cluny omarmd, verbeterd en verspreid. De Romaanse kerken en kloosters in West-Europa die er nu nog staan zijn voor een groot deel gebouwd of minstens beïnvloed door de abdij van Cluny.

Zoals een klooster betaamt heeft Cluny ook minder materiële invloed gehad en ook daarvan merken we nu de invloed. Vanaf het einde van tiende eeuw omarmde het klooster de godsvredebeweging dat het geweld tussen de lokale heren probeerde in te dammen. Daarmee was het één van de eerste Christelijke vredesbewegingen.

De abdij van Cluny rond de dertiende eeuw

In het museum is deze prachtige presentatie te zien waar je een goed beeld krijgt hoe klooster tijdens de middeleeuwen eruit heeft gezien.

Het meest succesvolle instrument daarvoor was de pelgrimage dat aan drie kanten voordeel bracht. Ten eerste was het een straf die de kerk kon geven. Ten tweede was het niet toegestaan om pelgrims te beroven, ontvoeren of te vermoorden. Deed je dit wel dan had je aan de hemelpoort iets uit te leggen. Tot slot bleek een pelgrimsoord een ware goudmijn.

De meest bekende van deze pelgrimstochten is die naar Santiago de Compostella die nog altijd door veel mensen wordt gelopen. Het klooster van Cluny exploiteerde op de verschillende routes naar Noord-Spanje een lint van kleinere heiligdommen waardoor er een constante hoeveelheid geld naar Bourgondië stroomde. Bovendien was de route zo populair dat de gehele route als een soort van corridor van vrede functioneerde waar de hele samenleving van profiteerde.

Abdijkerk

De moeder van al deze kerken stond vanzelfsprekend in Cluny zelf. De abdijkerk was tot de bouw van de nieuwe Sint Pieter in Rome in de zestiende eeuw de grootste basiliek van West-Europa. De binnenkant was bijna 188 meter lang, het had driehonderd ramen en zeven torens waarvan de hoogste 62 meter hoog was. En dat was alleen de kerk zelf, daarnaast stond nog een klooster.

Het hele complex moet in de elfde en twaalfde eeuw een overweldigende indruk hebben gemaakt. Helaas is van deze glorie vandaag niet heel erg veel over. Hoewel het klooster na de veertiende eeuw geen hoofdrol meer speelde als politiek centrum bleef het een belangrijke abdij en bleven de gebouwen in gebruik.

Franse revolutie maakt einde aan het klooster

Daar kwam een einde aan na de Franse Revolutie. De revolutionairen zagen de Katholieke kerk als verlengstuk van de koning én dat was in die tijd geen pré. De eigendommen van de kerk werden genationaliseerd en zo ook het klooster van Cluny.

De monniken verdwenen en het complex werd verkocht aan een steenhandelaar uit Mâcon. Deze zag het complex als een steengroeve en dertig jaar later was er niet heel erg veel meer van over. Van de enorme kerk stonden nog twee torens maar van het klooster had kennelijk slechtere stenen want dat stond er voor een groot deel nog.

De plek waar ooit de ingang van de abdijkerk van Cluny was

De plek waar ooit de gevel van de kerk stond. De basiliek liep helemaal door tot voorbij de toren.

De kerk, waarvan er nu nog twee torens staan, was trouwens niet de eerste maar de derde die hier stond. Het succes van het klooster in de elfde en twaalfde eeuw zorgde ervoor dat er geld was voor een nieuwe kerk waarbij het oude exemplaar steeds het veld moest ruimen.

Bij het bezoek van de abdij viel het mij ook op dat er wordt gesproken over Cluny I, II en III. Ik dacht even dat we hier te maken hadden met een koning maar het slaat dus op de kerken die hier hebben gestaan waarbij de III de laatste is.

Naam architect

Deze laatste kerk moet één van de mooiste gebouwen van West-Europa zijn geweest. Hij is gebouwd onder leiding van de abt Hugo van Semur. Bijzonder is dat we de naam van de architect weten; Hézelon van Luik. Van de meeste kerken, kloosters en kathedralen uit de middeleeuwen weten we niet wie de bouwmeester is maar van Cluny dus wel.

Hézelon was geboren in Zwitserland en was een kanunnik in Luik waar hij wiskunde en architectuur doceerde. Later werd hij monnik in Cluny waar hij samen met de abt een nieuwe kerk bouwde. Denk nu niet aan een arme sloeber die dankzij de kerk de sociale ladder heeft beklommen want de man was van voorname afkomst. Hij was een neef van de graaf van Luxemburg en familie van de Paus die weer van Bourgondische afkomst was.

Van de kerk is dus niet veel meer van over maar er staat nog genoeg om Cluny te bezoeken en een indruk te krijgen van het klooster die hier ooit stond dat veel invloed heeft gehad op onze cultuur.

Lekker rondwandelen

De eerste stap bij een bezoek aan Cluny is om rustig de tijd te nemen om door het stadje zelf rond te lopen. Het klooster was zo groot dat het tot de negentiende eeuw de gehele stad omvatte. Als je door de straatjes en over de pleinen loopt dan is goed te zien dat veel van de gebouwen van het klooster er nog staan en ook gewoon worden gebruikt.

Het Office du Tourisme vind je in een voormalig kloostergebouw en verschillende andere worden gebruikt van als kunstgalerij. Tijdens ons bezoek was hier erg mooie dingen te zien. Dus als je van kunst houdt loop dan gerust eens binnen.

Museum

Op het grote plein bevindt zich de ingang van het klooster maar ga eerst even kijken naar de plek waar de enorme kerk stond. De kerk stond vlak naast het plein en deze wordt goed aangegeven door borden en zelfs een kleine maquette. Als je daar staat zie je pas hoe groot de kerk is geweest en dat deze de stad en het landschap domineerde.

De toren van de kloosterkerk van Cluny

Als je onder de toren staat is deze enorm. De halve muren geven een aparte sfeer.

De ingang van het museum bevindt zich in een gebouw met een prachtige voorgevel. Binnen bevindt zich de museumwinkel met de bekende prullaria aangevuld met boeken over de middeleeuwen en het kloosterleven. Eenmaal door de kassa wordt je trakteert op een prachtige presentatie waarin de ontwikkeling van de gebouwen visueel wordt vertelt. De presentatie is van een hoog niveau en het is zeker de moeite waard om deze te bekijken.

En daarmee is het audiovisuele geweld nog niet klaar. Even verder in een kleine bioscoop aan de rand waar ooit het kloosterhof was, is een langere presentatie waarin de geschiedenis van Cluny wordt verteld. Ook deze presentatie is bijzonder smaakvol en bovendien in 3D.

Tijdens ons bezoek was het extreem warm, de thermometer van de auto ging makkelijk over de 40 graden , en daarom was het heerlijk om in de gekoelde bioscoop te zitten. Toen de film klaar was verwachtte ik een museum met middeleeuwse kunst maar die bleek er niet te zijn.

Naar buiten dus en daar sta je plots naast de overblijfselen van de kerk. Dit omvat zuidelijke deel van het transept; het deel van de kerk dat dwars staat op het schip en waaronder het altaar zich bevindt. Van het geheel staan nog twee torens.

Doordat de kerk voor een deel geen muren meer heeft, de stenen zijn in andere gebouwen gebruikt, geeft de plek je een beetje een apocalyptisch gevoel. Bijna alsof je in een oorlogsgebied bent waar heel nare dingen zijn gebeurd. Maar dat is hier niet zo, al zou je het afbreken van een architectonisch meesterwerk uit de Middeleeuwen natuurlijk wel zo kunnen zien.

Als je zo half onder de torens staat besef je pas hoe groot de kerk moet zijn geweest.

Naast de kerk staat een vrij groot gebouw uit de achttiende eeuw waar de monniken vroeger woonden en werkten. Nu wordt het gebruikt als school maar die was bij ons bezoek niet aan.

De gangen hier zijn indrukwekkend lang met aan beide kant deuren van kamers. Als je hier loopt weet je eigenlijk niet wat je met het gebouw moet. Hier en daar zijn zalen open en er zijn indrukwekkende trappen waar je niet omhoog mag maar over het algemeen zien de gangen er niet heel verzorgd uit. Het is er een beetje vies, er hangen veel spinrag en het verf vond het voor een groot deel wel welletjes om op de kozijnen te blijven te zitten.

Het is er een beetje een zooitje waardoor wij samen met de andere toeristen een beetje verdwaald rond liepen. Tot onze verbazing bleek in het midden van één van de gangen twee deuren toegang te bieden tot redelijke moderne en nette toiletten. Dit was een vreemde ervaring.

Interessant is de kloostergang met een aardige zonnewijzer. Dit is de plek waar de tweede kerk stond maar die is afgebroken toen de grote kerk van Cluny III werd gebouwd.

Graanschuur

Interessanter is wat er aan het einde van de deze gangen is; de tuin en de buitenkant van het gebouw. De tuin is groot en wordt gedomineerd door een lange laan die het klooster verbind met de openbare weg. De grote bomen geven een fijne schaduw als je naar de graanschuur wandelt.

De graanopslag van de abdij van Cluny

De tuin met het gebouw voor de graanopslag uit de dertiende eeuw.

Misschien is ‘graanschuur’ niet helemaal het juiste woord maar het gebouw uit de dertiende eeuw is daar in eerste instantie wel voor neergezet en heeft deze functie ook lang uitgevoerd. Duidelijk is dat in twaalfde eeuw aan de bouw en de versiering van een gebouw waar je je graan bewaard veel meer aandacht werd besteed dan we nu doen.

Zuil met een romaans kapiteel in het klooster van Cluny

In de graanschuur staan een aantal zuiltjes met kapitelen. Dit zijn waarschijnlijk de oudste Romaanse kapitelen die er zijn.

Het is namelijk een fraai gebouw met twee verdiepingen. De trap naar de eerste verdieping beheerst de voorgevel en dus loop je die als eerste op. Binnen tref je een grote ruimte dat duidelijk wordt gebruikt als presentatieruimte gezien de stoelen en het podium. De houten dakconstructie is bijzonder fraai net als de zuilen die als decor op het toneel staan.

Zuilen met kapitelen

De zuilen zijn prachtig versiert met Romaanse kapitelen zoals we die ook vinden in Vézelay, Autun en vele andere kerken in Frankrijk. Bij het schrijven van dit artikel kwam ik er achter dat dit de oudste voorbeelden zijn van deze zuilen en dat alle andere zo beroemde kapitelen op deze zijn geïnspireerd. Hier is het dus begonnen met de Romaanse kapitelen.

De benedenverdieping werd gebruikt voor het opslaan van het graan en dat is eigenlijk nog steeds duidelijk. Hoewel de sfeer eigenlijk best goed is, is het ook een beetje saai. Al zijn de kruisgewelven wel erg mooi. Het hart van menig bouwkundige zal er harder van gaan kloppen.

Terwijl we terug liepen naar de uitgang vroegen we ons af waar de grote kerk zou zijn gebleven, in de letterlijke zin van het woord. Als de kerk is gebruikt als steengroeve, dan moeten er nu bouwwerken staan van dat materiaal wat ooit een kerk was.

Terwijl we naar de parkeerplaats liepen besloten we even te gaan kijken naar de paardenwedstrijd die op dat moment werd verreden. Het betrof een Concours Hippique en dat ik wel eens gezien met commentaar van Hans Eijsvogel maar nooit in het echt. De wedstrijd werd gehouden op een veld vlak voor het dorp. De springende paarden met op de achtergrond het middeleeuwse stadje vormde een prachtig plaatje en bovendien was de entree gratis.

Dat in Cluny paardenwedstrijden worden gehouden is geen toeval want hier bevindt zich de Franse nationale stoeterij. Deze is door Napoleon I opgericht aan het begin van de negentiende eeuw. Hoeveel hij oorspronkelijk een artillerie officier was had hij natuurlijk ook soldaten ter paard nodig en Cluny was een perfecte plek om deze te fokken.

Paardenwedstrijd in Cluny

In Cluny vestigde Napoleon de nationale stoeterij en die is er nog steeds. Er worden daar veel wedstrijden georganiseerd en iedereen kan komen kijken.

 

Abdij van Jumièges: de mooiste ruïne van Normandië ***

Het Normandische klooster werd in 1795 verkocht waarbij de eigenaar direct begon met de sloop van complex. In 1802 werd het opnieuw verkocht aan een particulier die de kerk te lijf ging met explosieven om vervolgens het puin te verkopen als steen. Dit was echter niet de eerste keer maar al de derde keer dat dit klooster werd verwoest maar daarover later meer.

Romantiek

Pas rond 1830 drong het besef door dat de abdij historische waarde had. De sloop werd gestopt en er werden plannen gemaakt voor herstel. Hiervan kwam echter weinig van terecht en toen het in 1852 wederom verkocht werd zitten we midden in de hoog romantiek en dus kregen de gebouwen een hele andere rol.

De toren van de abdijkerk van Jumieges in Frankrijk

De torens van de abdijkerk zijn nog redelijk in tact.

De ruïne paste namelijk perfect in de leefwereld van de romantici waarin gevoel, geloof, middeleeuwen en natuur belangrijk zijn. Al deze zaken kwamen samen in de ruïne en er zal hier menig dichter bij het licht van de volle maan een traantje hebben weggepinkt terwijl hij zijn fijn besnaarde gevoel op papier zette.

Bijna al de gedichten uit deze periode zijn verdwenen en dat is misschien maar goed ook. Maar het gevoel van drama en sentiment dat in het midden van de negentiende eeuw zo belangrijk was is nooit verdwenen en zijn ook ons in de eenentwintigste eeuw niet vreemd. Het is precies dit gevoel dat ook voor ons de ruïne nog zo aantrekkelijk maakt.

Gevoel voor drama

Natuurlijk is het razend interessant om te zien hoe in de middeleeuwen zo’n groot gebouw werd gemaakt en met een beetje kennis en fantasie kan je je voorstellen hoe de monniken hier eeuwen hebben geleefd en gewerkt. Maar als je dat echt wilt weten dan zijn er in Frankrijk wel betere plekken te vinden. Er zijn genoeg kloosters die bijna helemaal in tact zijn en er zijn ook nog genoeg abdijen te vinden die nog bewoond worden en waar je zelfs voor een tijdje in retraite kan.

De sint Petruskerk van de abdij van Jumieges in Normandië, Frankrijk

De abdij omvat twee kerken waarvan deze, de Sint Petrus kerk, de oudste is. Deze kerk was alleen voor monniken toegankelijk en voor het grootste deel gebouwd in de veertiende eeuw. Er zijn echter nog muren en details die stammen uit de Karolingische tijd en dat is de zevende en achtste eeuw.

Het klooster van Jumièges roept een gevoel op dat dieper in ons ligt en dat meer met ons dan met het verleden te maken heeft. Aan de ene kant is de schoonheid van de oorspronkelijke gebouwen nog goed te zien maar juist omdat het voor een groot deel in puin ligt confronteert het ons met de vergankelijkheid.

Als je daar rond loopt heb je het gevoel dat je in het decor van een videoclip uit de jaren tachtig terecht bent gekomen of die van de slotscène van Game of Thrones of een Marvelfilm. Het is allemaal invulling en projectie van wat we kennen uit onze eigen cultuur. En dat is eigenlijk wel heel erg lekker om zo in je eigen fantasie op te gaan.

Als mens begrijp ik dat heel goed maar als historicus ben ik hier natuurlijk niet per se een voorstander van en daarom volgt nu het beknopte historische verhaal van Jumièges voordat het verwoest werd in door de revolutionairen.

Vikingen

Het klooster werd in de zevende eeuw gesticht en dat was de tijd van Karel de Grote die na eeuwen van chaos voor een zekere eenheid in West-Europa zorgde. Het klooster vormde samen met andere kloosters in Normandië een netwerk dat naast religieuze zaken ook economische taken zoals landbouw ontwikkelde.

Bogen van het schip van de abdijkerk van Jumièges in Normandië

Romaanse bogen van het schip van de grote kerk.

De rijkdom van de kloosters trok echter de aandacht van allerlei tuig en daar had je nogal wat van in die tijd. Vooral het zeevarende volkje uit Scandinavië wisten de rijke kloosters zonder serieuze vorm van verdediging wel te waarderen. In de achtste eeuw werd het klooster meerdere keren geplunderd en werd het voor de eerste keer verwoest.

Herstel

Nadat Normandië was vergeven aan de Noormannen waren het opvallend genoeg de nazaten van deze eerste plunderaars die boel vanaf ongeveer 950 herbouwde en het klooster verder uitbreidde. Dit was het begin van een ongekende bloeiperiode. Tijdens de middeleeuwen ontwikkelde Jumièges zich vooral als een kenniscentrum met een zeer goede en uitgebreide bibliotheek. Hier werden vele boeken overgeschreven en natuurlijk ook gelezen. Veel professoren van de universiteit van Parijs kwamen hier vandaan en dat zegt iets over de grote invloed van de abdij.

In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde de abdij zich naast een cultureel centrum ook als economische macht.  Al zullen we zien dat het één het ander ook versterkte. Het begon met het verbouwen van de vruchtbare riviergrond in de onmiddellijke omgeving van het klooster. Hieruit ontstond een organisatie met onder andere een vissersvloot en een uitgebreid handelsnetwerk dat producten als wijn, kaas en zout naar bijvoorbeeld Engeland exporteerde.

Bedevaartsoort

Maar ook aan de religieuze kant werd goed verdient. In de veertiende eeuw kwam het in bezit van een rib van de Saint Philibert, de stichter van de abdij. Dit trok flink wat pelgrims en dat bekende een dat de kassa flink bleef rinkelen. We weten zelfs precies hoeveel de kassa bleef rinkelen omdat de administratie uit 1338 bewaard is gebleven. Hier staat dat meer dan de helft van de inkomsten kwam uit het gastenverblijf van het klooster.

De abdij van Jumières gezien vanaf de tuin.

Het kloostercomplex gezien vanaf de tuin. De tuin bestaat uit twee grote velden met daarom heen een muur.

In dat jaar boekte het klooster een omzet van 7672 pond terwijl er 7044 pond werd uitgegeven. Dat is een winst van 628 pond of wel een dikke acht procent. Niet slecht voor een religieuze instelling.

Hugenoten plunderen de boel

In de zestiende eeuw ging het echter weer fout en werd de abdij voor een tweede keer verwoest. Dit keer waren het de Hugenoten die tijdens de godsdienstoorlogen van zestiende eeuw het op het klooster hadden voorzien. De monniken zagen de bui al hangen en verlieten de gebouwen voordat de plundering begon. De Hugenoten gingen flink te keer en vernietigde alle beelden, relieken en alle boeken en daarmee zo’n beetje alles wat er kapot kon gaan.

Slechts een handjevol monniken keerde een jaar later terug en begonnen met het herstel. Hoewel er hard werd gewerkt en er steun van de koning kwam zou het complex nooit meer de grandeur hebben als het in de late middeleeuwen had.

Aan het einde van de achttiende eeuw barstte de Revolutie in Frankrijk los en werd het klooster voor de derde en voorlopig laatste keer verwoest.

Bezoek

Als je in de buurt van Rouen bent en dan een bezoek aan de Abdij van Jumièges een heel leuk uitje. Je hoeft niet zo veel van geschiedenis te weten om je hier een tijdje te vermaken. Je moet wel een heel ongevoelig persoon zijn om de dramatiek van deze plek niet op te merken.

Naast de abdij en de kerk omvat het complex nog een ambtswoning van de abt en een tuin. Helaas was er de woning niet open tijdens ons bezoek. De tuin was aardig maar was niet echt heel erg onderhouden. Dat hoeft natuurlijk ook niet maar ik vond hem niet bijzonder.

App

Tot slot is er nog een app die je kan downloaden die het melden van de moeite waard is. Het betreft een argued reality applicatie en dat wil zeggen dat je camera van je mobiel, of tablet, een kijkje kan nemen in hoe het er allemaal in het verleden uit zag. Daarnaast omvat het natuurlijk meer informatie over de geschiedenis van de plek. Ik heb er even mee gespeeld maar al snel besloten dat ik het leuker vond om niet door een schermpje te kijken. Daarbij wilde mijn mobiel niet echt meewerken.

Toch kan ik de app aanraden want het geeft een hoop informatie en is best leuk. Bij voorkeur even thuis over de WiFi downloaden want hij is redelijk groot.

Je kan hier de app downloaden voor Android of voor iOS.

Peyrusse-le-Roc: prachtig spookstadje vol ruïnes in de Aveyron ****

Aveyron; schatkamer van dorpen

Ondanks dat we op minder dan twee kilometer van Peyrusse-le-Roc een gite hadden, best een leuke overigens, bezochten wij Peyrusse-le-Roc pas op de laatste dag. Zo gaat het vaak als je ergens vlakbij woont; je ontdekt pas laat hoe leuk het is. Nu waren we bij aankomst al door het dorpje gereden en we hadden al een paar keer het afval weggebracht maar van een echt bezoek was het nog niet gekomen.

Zonsondergang in Peyrusse le Roc

Het dorp ligt op een bergkam en heeft aan twee kanten een prachtige uitzicht op het landschap.

Niet zo gek want de Aveyron is een streek waar ze de mooie dorpen zo’n beetje hebben uitgevonden waardoor we het maar druk hadden met het bezoeken van andere dorpen zoals Belcastel, Najac en Conques. Met al dat moois om je heen vergeet je al snel dat er om de hoek een geweldig dorp ligt.

Na een extreme warme week besloten we het de laatste vrijdag wat rustiger aan te doen. De warmste dagen waren voorbij en aan alles voelde je dat er een storm op komst was. Na een uurtje in de tuin van onze gite vroegen we ons toch af of we toch niet iets moesten gaan doen nu het nog droog was. En dus gingen we toch maar even een kijkje nemen in het dorp waar we officieel een week te gast waren en dat viel helemaal niet tegen.

Op een bergkam tussen groene valleien

Wegwijzer naar de middeleeuwse stad

De Office du Tourisme was dicht maar er staan voldoende wegwijzers om niet de weg kwijt te raken.

Het huidige Peyrosse-le-Roc ligt op een pas tussen twee prachtige groene valleien. De huizen zijn bijna allemaal gebouwd in de achttiende eeuw en het geheel ademt een gemoedelijke zuidelijk sfeer.

Zoals vaak parkeerden wij de auto rond lunchtijd. En ondanks dat we in onze gite nog een gebakken ei hadden genuttigd, kregen we het moeilijk bij het passeren van het plaatselijke café. De geluiden, de geur en de gezelligheid van het terras wezen erop dat de lunch aanstaande was en dat was aanlokkelijk.

Opvallend detail daarbij is dat een groot deel van het terras zich bevindt in de tuin van de burgemeester, die, volgens het bord op het hek, tevens de historicus van het dorp is. Een prachtige titel natuurlijk die je in Nederland dat niet zo snel op een bordje zal zien.

Pleintje bij de kerk

De charmante straatjes leidden ons gelukkig van de aanstaande lunch af waar we terechtkwamen op een vriendelijk pleintje naast de kerk. Een kerk nodigt altijd uit om even te bestuderen. Het betreft hier een vrij sobere versie met boven de entree een interessant beeldje van Maria met kind. Ook binnen is de kerk niet erg uitbundig maar het loont toch de moeite om even naar binnen te lopen.

Dit gedeelte van het dorp was niet helemaal nieuw voor ons want bij het wegbrengen van het afval konden wij de nieuwsgierigheid niet konden bedwingen en waren we even kort door het dorp gelopen. Een groot bord bij de eerder genoemde poort had ons toen al duidelijk gemaakt dat er hier meer was te beleven.

Op het pleintje was die avond één jongetje aan het voetballen. Een beetje jammer en ik stelde mij voor dat er verder geen leeftijdgenootjes in het dorp waren die met hem een balletje konden trappen. Deze gedachte werd nog eens onderstreept omdat hij zo nu en dan de bal met enige frustratie de bal hard en hoog tegen de kerk aantrapte. Nu ben ik geen gelovig man en ik vind dat de jeugd de ruimte nodig heeft om hun sportieve ambities te kunnen ontwikkelen, maar om daarvoor een eeuwenoude kerk daarvoor op te offeren gaat mij toch aan het hart. De kerk kon het wel hebben, bleek.

Vakwerkhuizen met daarnaast de poort in het dorp Peyrusse le Roc

De poort in het dorp markeert de plaats waar in de middeleeuwen een burcht stond waar de stad en omgeving vanuit werd geregeerd.

Toen ik twee dagen later ik de kerk nog eens goed van buiten bekeek zag ik ineens dat de toekomst van het jongetje niet in de Europese stadions lag. Zijn voetbal lag namelijk op een vensterbank van een hoog venster in de klokkentoren gespietst op de stekels die duiven moet beletten te landen op het monument. Terwijl ik mij afvroeg of dit nu terecht was of niet werd ik afgeleid door een schilder die op de eerste etage van het huis tegenover de kerk een schilderij aan het maken was. Kerk, kasteel, pleintje en een kunstenaar; dit is een Frans dorp éénentwintigste eeuw!

Even verder op het plein is de Office du Tourisme te vinden waar je voor een klein bedrag een audiotoer met kaart van het dorp kan kopen. Natuurlijk was hij gesloten want het was lunchtijd. Veel maakt het niet uit want de route naar het middeleeuwse stadje, of wat er van over is, staat goed aangegeven.

Zilvermijnen

Peyrusse-le-Roc was namelijk aan het einde van de middeleeuwen een redelijke stad met meer dan 3500 inwoners. In deze streek is dat nu al een flink dorp maar zeker in de dertiende eeuw was dat groot. Naast de strategische ligging was de aanwezigheid van een zilvermijn de reden waarom het hier een bedrijvige boel moet zijn geweest.

Deze mijnen werden al in de oudheid geëxploiteerd maar pas in de achtste eeuw voor het eerst genoemd toen Pepijn de Korte, gezien zijn bijnaam vreemd genoeg de vader van Karel de Grote, Peyrusse probeerde te veroveren.

Verlaten stad

De kerktoren van Peyrusse le Roc

De kerktoren van de kerk is oorspronkelijk gebouwd als een toren van het kasteel. Het is één van de weinige overbleven onderdelen van het verdedigingswerk. Als je goed kijkt ligt er een voetbal op de vensterbank voor de zuil tussen de twee onderste ramen.

De stad was in de zeventiende eeuw over zijn hoogtepunt heen toen langzaam maar zeker het zilver uit Amerika werd geïmporteerd. Rond 1700 was het klaar en kort daarna wisselden de laatste bewoners de benedenstad in voor het huidige dorp op de heuvel. De stad verloor haar bestuurlijke functie, de plaatselijke baljuw zetelde hier, en werd in bezit genomen door de natuur tot dat een aantal jaar geleden werd besloten om de ruïnes toegankelijk te maken voor het publiek.

Het plein naast de kerk was ooit onderdeel van het kasteel dat hier stond. Alleen de eerder genoemde poort en de toren van de kerk zijn nog overblijfsel van de burcht. De stad zelf had zijn eigen verdedigingswerken en dat is ook het eerste wat je ziet als je afdaalt.

De twee torens van Roc de Thaluc

Vlak na het verlaten van het dorp sta je op een terras met een prachtig uitzicht op een twee torens op een enorme rots. Het geheel heet Roc de Thaluc en doet denken aan het aan Lord of the Rings film. Wie wil kan via drie steile trappen, ladders bijna, de torens nader bekijken. Dat is minder eng dan het lijkt maar voor mensen die minder goed ter been zijn zou ik het niet aanraden.

De twee torens van Roc-de-Thaluc verdedigde ooit de stad Peyrusse le Roc

De twee torens van Roc-de-Thaluc staan op een 150 meter hoge rots en domineren de omgeving. Je kan er met een steil trap komen.

De torens geven een beetje een beeld dat hier een belangrijk stadje was dat verdedigd moest worden. Het schijnt dat de hele stadje ommuurd is geweest en dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk aangezien Frankrijk in de late middeleeuwen werd geteisterd door gewapende conflicten zoals de Honderdjarige Oorlog.

Als je verder afdaalt duik je als snel een bos in waar een aantal zaken met betrekking tot de mijn zijn te bewonderen. Daarna kom je bij een splitsing met een oude donjon dat ook deel uit maakte van de verdedigingswerken van de stad. Ook kom je langs een praalgraf uit de veertiende eeuw dat nu goed is beschermd tegen de elementen en toeristen. Het staat bekend als het graf van de koning maar het was mij niet duidelijk wie er in heeft gelegen.

Ruïne van kerk

Indrukwekkend wordt het als je de overblijfselen van de kerk ziet. De ruïne is duidelijk te herkennen als kerk met zijkapellen en bogen maar het overgrote deel van dit religieuze bouwwerk is verdwenen en overgenomen door de natuur. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat het in de achttiende eeuw is gebruikt als steengroeve bij de bouw van het huidige dorp.

Toch is dit bijna een magische plek omdat het wel duidelijk wordt onderhouden maar toch ook helemaal verwilderd. Ik ben in Engeland ooit in Fountains Abbey geweest, een verwoest klooster, en daar hing een beetje dezelfde sfeer.

De ruïne van de oude kerk in Peyrusse le Roc

De ruïne van de oude kerk is een bijzondere plek waar de natuur bezit heeft genomen van het gebouw.

Bijzonder is ook de synagoge die tegen de kerk is aangebouwd. Nu is het niet veel meer dan vier muren maar de kennis dat in dit kleine gebouw ooit Joodse eredienst is gehouden is wel bijzonder. Zeker omdat je in Frankrijk sowieso weinig Joodse gebouwen ziet.

De laatste grote ruïne is een oud ziekenhuis genaamd Hôpital des Anglais. Waarom het zo heet ben ik niet achter gekomen maar het is een enorm gebouw dat dienst deed als ziekenhuis. Dat zie je wel meer bij mijnsteden want ook in Elzas bezochten we een oude mijn waar en ook daar was een ziekenhuis. Daar werd verteld, en ik ga er vanuit dat ze hier goede bronnen voor hebben en dus waar is, dat elke mijnwerker in de zestiende eeuw een deel van zijn opbrengst afstond aan het ziekenhuis. Een voorloper van een ziektekostenverzekering waar ze in Amerika nog steeds mee worstelen.

Helemaal beneden sta je vrij plots bij een bergbeek waar een nog een brug en een kapel in opvallende goede staat. Deze heet de Notre-Dame-de-Pitié en is in de negentiende eeuw helemaal herbouwd. Helaas is hij niet open. Bij plek bij de beek is samen met het begin van de wandeling bij de torens een perfecte plaats voor een picknick.

Zeker op warme dagen biedt het stomende water ook nog eens verkoeling. Wees wel een beetje zuinig met de wijn want om terug te komen naar het dorp moet je nog flink klimmen. Je kan deze wandeling doen op slippers, maar je doet er goed aan om je schoenen aan te doen.

Voor de wandeling naar boven volg je het zelfde pad omhoog maar sla je bij de donjon af. Dit pad leidt je langs nog een oude poort waar tegenwoordig weer gewoon mensen wonen. Daarna is het even zoeken en volg een pad links terug naar het dorp. Dit is best steil en je hebt het idee dat je door iemands tuin loopt maar uiteindelijk sta je aan het begin van de straat. Nog even klimmen en dat dat je weer bij de uitnodigende dorpskroeg. Na een stevige klim is een koel drankje wel een verdiende beloning.

Château de Gavaudun: kasteel tussen Dordogne en Lot **

Kasteel bouwen

In de elfde eeuw werd er op het kalkplateau dat boven het smalle gedeelte van de vallei ligt, voor het eerst een kasteel gebouwd. Van dit originele gebouw is slechts de kerker over maar met de bouw begint een roerige tijd voor de streek. Het kasteel is dus net op tijd gebouwd of misschien was het wel zo dat de burcht juist de ellende veroorzaakt.

In de twaalfde eeuw vestigen zich een bende roofridders in het kasteel die zich later transformeerde naar een heuse religieuze sekte. Zo ging dat in die tijd. Twee eeuwen later lag het kasteel in het midden van de strijdtoneel tijdens de Honderdjarige oorlog. Veel van de heren kozen de kant van Koning van Engeland maar de heer van Gavaudun bleef Frankrijk trouw. Met succes want vanaf dit kasteel werd het nabij gelegen Monflanquin op de Engelsen veroverd.

Godsdienstoorlogen

Weer twee eeuwen later woedde er een burgeroorlog in Frankrijk. Deze strijd staat bekend om als de godsdienstoorlogen en wederom werd deze uitgevochten in de buurt van Gavaudun. Daarna werd het rustig en kon het kasteel zo prachtig vervallen zoals dat alleen in Frankrijk kan met de huidige ruïne als resultaat.

Rustig

De ingang van het Chateau de Gavaudun

De ingang van het Chateau de Gavaudun rechts de steile rotsen waarop het kasteel is gebouwd.

Bij ons bezoek in het augustus, hoogseizoen dus, was het opmerkelijk rustig in het kasteel. De dag daarvoor hadden we nog de Dordogne bezocht en daar was het een drukte van belang. Hier stonden drie andere auto’s waardoor we even dachten dat het kasteel was gesloten maar het was gewoon open.

Naast het kasteel zijn er nog een aantal gebouwen waarvan het gemeentehuis best groot is voor de paar huizen die er staan. Het kasteel is trouwens niet de enige attractie hier, er zijn hier een paar fraaie wandelroutes uitgezet en je kan hier klimmen op een steile wand aan de andere kant van het riviertje.

Wij besloten om eerst maar het kasteel te bezoeken. Nadat ik mijn hoofd had gestoten omdat de ingang van het gebouw van de kassa toch net iets lager was dan ik had ingeschat stond ik tollend vier kaartjes te bestellen. Mijn Frans moet daarbij een Duits accent hebben gehad want ik kreeg de Duitse variant van de speurtocht mee. Die hadden we niet nodig maar het is leuk voor jonge kinderen als er een speurtocht is.

Steile entree

De entree van van het kasteel is uniek. Geen klassieke slotgracht met een ophaalbrug maar een zeer steile trap. Die laatste stond er vroeger niet dus de ridders moesten met gevolg via een (touw) ladder naar boven. Bij gevaar werd de ladder opgetrokken waardoor je een goed verdedigbare ingang overhoudt. Ik heb zoiets nooit zoiets gezien en vraag mij af wat de ridders met hun paarden deden in die tijd.

Ondanks dat het een kleine klim is zou ik mensen die minder ter goed ter voet zijn een bezoek aan dit kasteel niet aanbevelen.

Eenmaal boven zei je pas hoe smal het hele kasteel is; op sommige punten was er slechts een meter of zes tussen de muren. Op de toren in het oostelijke deel en een paar kleine gebouwen na staat er niets meer met een dak erop. De buitenmuren staan er nog wel allemaal. Niet op de originele hoogte maar ze zijn gelukkig hoog genoeg om niet naar beneden te vallen en gelijk je toch een idee te geven hoe het kasteel eruit gezien moet hebben in zijn glorie dagen.

Uitzicht

Omdat je vrij hoog staat is het uitzicht over de kleine vallei erg mooi. Hoewel ik niet zo heel erg van hoogtes hou moet ik altijd even recht naar beneden kijken. Dat viel niet tegen en je kan je voorstellen hoe de kasteelbewoners zich vrij veilig voelden bij een belegering.

Uitzicht vanaf het kasteel De ingang van het Chateau de Gavaudun

Je kan niet zo heel erg ver zien maar toch is het uitzicht vanuit het kasteel op het dorpje het de vallei erg mooi.

Het enige huisje dat nog in tact is heeft helaas geen vloer meer. Als je je hoofd door de deur steekt kijk je in een diepte die ooit diende als wateropslagplaats. Nu heeft het een mooie echo en aangezien de enige andere bezoekers, een Belgische gezin, aan de andere kant van het kasteel waren, hebben we ongegeneerd flink hard gezongen. Het was een mooie echo.

Naast de echo, het uitzicht zijn er op verschillende plekken opdrachten te vinden van de eerder genoemde speurtocht. Maar de grootste attractie is de donjon die helemaal aan de oostelijke kant ligt.

De toren

De toren is flink en in allerlei opzichten best interessant. Het bouwwerk heeft vijf etages, steekt 25 meter boven de rest van het kasteel uit en heeft op sommige plekken erg dikke muren. Ook de vorm is opvallend; aan de kant van het kasteel twee hoeken terwijl de buitenkant rond is.

De toren schreeuwt om beklommen te worden dat hebben we dan ook gedaan. Dat is goed te doen. De eerste verdieping bereik je door een buitentrap en omvat een aantal kamers. Dan begint de pret want voor de tweede verdieping moet je vrij nauwe trap op gevolgd door een krappe wenteltrap. Voor mensen met claustrofobie niet echt een aanrader.

Tot slot is er nog een kleine ijzeren wenteltrap die je helemaal bovenop de toren brengt. Op de top is alles netjes afgezet zodat jij, of het nageslacht, niet per ongeluk naar beneden kan vallen. De weg naar beneden is misschien nog net iets lastiger dan omhoog, al wordt het nooit echt eng.

Wandelroutes

Chateau de Gavaudun is ook een uitstekend startpunt voor een fijne wandeltocht. Er zijn verschillende routes uitgezet die, zoals overal in Frankrijk, uitstekend zijn aangegeven. Fiche-GavaudunStAvit-2014 kan je de wandeling downloaden. Ben je bekend met een GPX file; download hier de rondwandeling naar Saint-Avit.

Belcastel: dorp met kasteel aan de Aveyron ****

Een man rust uit in de schaduw tijdens een warme dag in Belcastel in Franrkijk

Belcastel is (nog) niet helemaal overspoeld door toeristen. Hier zit een oude inwoner in de schaduw uit te rusten vlakbij de oude brug.

Gevolg was dat wij als echte Nederlanders rond de lunch de parkeerplaats van Belcastel opdraaiden. Er zijn daar twee grote parkeerplaatsen. Of beter gezegd; er is één in het dorp en één een kilometertje stroomafwaarts langs de rivier. Wij kwamen de laatste als eerste tegen en besloten hier te parkeren en een stukje te lopen.

De dag ervoor waren we uit Bretagne gereden en zo voldoende gezeten en een stukje lopen was daarom wel een aangenaam vooruitzicht. Ondanks de warmte, het liep tegen de veertig graden, was het een fijne wandeling. Nadat we een hoge brug over hadden gestoken volgden we een schaduwrijk pad naar het dorp.

Belcastel ligt op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela en die was in de middeleeuwen ongekend populair. Jaarlijks gingen duizenden gelovigen te voet of te paard dwars door Frankrijk naar Noord-Spanje om het graf van Jacobus te bezoeken. Het was een drukke boel langs de wegen en de steden en dorpen op de route vaarden daar wel bij. Zo ook Belcastel dat één van de pleisterplaatsen was.

Het dorp Belcastel in het zuiden van Frankrijk

Uitzicht op Belcastel vanaf de andere oever van de rivier

De laatste jaren wordt de pelgrimsroute weer populairder en we stonden dan ook niet raar te kijken dat we al op het pad naar het dorp de eerste pelgrim tegenkwamen. Het bracht ons direct een beetje middeleeuwse sfeer. Helaas werd die vrijwel direct teniet gedaan door het felle lawaai van crossmotoren en geluid van een speaker van het type die ook bij de finish van de Tour de France hoort. Het bleek één van de activiteiten van het lokale dorpsfeest dat net was opgestart.

Dorpsfeest

Natuurlijk is dat wel een beetje jammer maar het ergens ook wel gemoedelijk. Zeker toen ik tussen de bomen door aan de andere kant van de rivier de Fransen druk bezig zag met het dekken van enorme tafels terwijl een ander clubje de wijn aan het keuren waren. Het zou zeker een leuk feest worden waar het dorp het hele jaar naar had uitgekeken en dat mag ik graag zien. Wie ben ik als toerist om mij daar aan te ergeren, al hou ik echt niet van het geluid van crossmotoren.

Bovendien was het dorpsfeest niet in het oude deel van het dorp waardoor het geluid eigenlijk helemaal weg was toen we op de oude brug van Belcastel stonden. Het wandeltochtje was niet alleen fijn maar gaf ons ook één van de mooiste aankomsten op een ‘Plus Beaux Village de France’. De bomen verdwijnen vrij plots waarna het pad een draai maakt en dan heb je vrij uitzicht op het dorp en dat voelt alsof je een ansichtkaart inloopt.

Ik zal dit moois proberen te beschrijven maar ik neem aan dat je al de foto’s bij dit artikel hebt bekeken. Voor je ligt de oude brug met daarachter het dorp dat zich uitstrekt over de vrij steile helling met daarboven het kasteel. Alle huizen zijn gebouwd van hetzelfde plaatselijke natuursteen en dat geeft het complete plaatje een heerlijke rust.

De Aveyron stroomt vrolijk onder de brug door waar aan één kant een strandje bevindt en andere kant een parkeerplaats met daar achter de gemeentelijke camping. Dit is zonder twijfel de camping met één van de mooiste uitzichten in Frankrijk.

Pont ancien

De brug zelf is mooi exemplaar en bij het schrijven van dit artikel kwam ik erachter dat het net als het kasteel de status heeft van ‘Monument historique’ heeft. Het is ook een fraaie brug waar je eigenlijk alleen als voetganger of fietser overheen zou moeten gaan. Hij is best hoog en op het hoogste punt staat een groot stenen kruis. De hoogte van brug zegt iets over hoe hoog het water van de rivier kan komen.

Eenmaal over de burg willen we natuurlijk richting het kasteel en dat betekent klimmen. Deze begint bij een grappig poortje aan de boulevard langs de rivier waarna je al snel tussen de huizen terecht komt in een heerlijk straatje. De huizen staan dicht op elkaar want de ruimte op de helling is schaars, zeker horizontale grond.

Een mooie tuin in het dorp Belcastel in het zuiden van Frankrijk

Een mooie tuin met verschillende leuk sculpturen. Op de achtergrond is nog net de rivier en een klein stukje van de gemeente camping te zien.

Hierom heeft elk huis minstens één terras, zowel in de letterlijke zin van het woord met stoeltjes en een tafel maar soms ook als een tuintje. Halverwege is er zelfs een wat grotere tuin die qua indeling middeleeuws aandoet maar de ijzeren sculpturen duidelijk van onze tijd zijn. Ik vond het wel een goede combinatie.

De klim is goed te doen maar toch zo intensief dat je zo nu en dan vergeet even om te kijken om naar het panorama te genieten. Het uitzicht op de rivier en de moeite waard om zo nu en dan even stil te staan.

Kasteel Belcastel

Eenmaal boven loop je vanzelf naar het kasteel. Het oudste deel is gebouwd in de elfde eeuw en kreeg in de loop van de vijftiende eeuw zijn definitieve vorm. Het kasteel is voor een groot deel een ruïne maar dat past eigenlijk wel een mooi in het plaatje. Bijzonder is zijn de twee kapellen die boven elkaar geplaatst zijn, iets wat ik alleen ken van de Sainte Chapelle in Parijs en het kasteel van Châteaudun bij de Loire. Binnen zijn verder harnassen en ander wapentuig te bewonderen.

Helaas was de toren van het kasteel tijdens ons bezoek versierd door een kunstenaar. Nu heb ik niets tegen kunst maar dit was wel een beetje jammer. Er was een stukje kunst gemaakt tegen de toren aan wat nog het meest leek op het product van een neusbui van een enorme reus die in de kloof had gestaan. Ik vond het niet mooi en het deed mij helemaal niets.

Vanwege de warmte besloten we nadat weer waren afgedaald om een koel drankje te nemen naast de brug en dat smaakte uitstekend. Daarna hebben we nog even naar de kerk, of eigenlijk meer een kapel, dat iets hoger staat bezocht.

Om de toer helemaal compleet te maken zijn we langs een oude ruïne gelopen die een kilometer verder langs de Aveyron staat. Dit bouwval, Fort de Lourdou genaamd, staat boven een grot en schijnt uit de vijfde eeuw te stammen. Dat is flink ouder dan het kasteel in het dorp en dat is ook te zien. De toestand van het geheel is zorgwekkend en ik ben echt bang dat het binnenkort helemaal uit elkaar valt. Het is gewoon openbaar gebied en je loopt er zo in maar het is goed uitkijken waar je gaat staan. Ik zou hier geen kleine kinderen loslaten.

Dat wil nog niet zeggen dat het mooi is, in tegendeel. Je hebt een mooi uitzicht over de rivier en de wandeling naar de ruïne is ook heel aangenaam.

Yèvre-le-Châtel: heerlijk slaperig dorp onder de rook van Parijs ***

Y-C3-A8vre-le-Ch-C3-A2tel-loiret-centre-graan

Yèvre-le-Châtel ligt tussen een gele zee van graanvelden.

Hoewel de gele zee van graan overweldigend is als je erdoorheen rijdt, is het ook zeker saai. Voordat je Yèvre-le-Châtel bereikt, rij je kilometers door de glooiende graanvelden en vraag je je toch af hoe het mogelijk is dat er hier ergens een mooi en interessant dorp is. En dan blijkt het toch zo te zijn.

Gallische weg

Het dorp is voor een groot deel gebouwd op de plek waar ooit een burcht heeft gestaan. Dit was een flinke burcht en die staan meestal op een strategische plek. Zo ook deze ten zuiden van Parijs; hij is gebouwd op de plek waar een oude Gallische weg de rivier La Rimarde kruist. Deze rivier vormde de natuurlijke grens tussen twee Keltische stammen; de Sénons en de Carnutes. De Romeinen bouwden als eerste in Yèvre-le-Châtel een versterking.

In de middeleeuwen werd rond het jaar 1000 een houten fort gebouwd. Het Romeinse exemplaar was toen blijkbaar verdwenen. In de elfde eeuw kwam het dorp in handen van de koning van Frankrijk, waarna het rond 1200 door Philippe II Augustus werd versterkt tot de huidige vorm. De burcht vormde een strategische basis voor de koning van Frankrijk die zijn handen vol had aan de adel, om deze een beetje in toom te houden. Het kasteel lag echter nooit in de vuurlinie.

Dat was wel anders twee eeuwen later tijdens de Honderdjarige Oorlog met Engeland. Yèvre-le-Châtel lag toen midden in het strijdgewoel. De Engelsen bedreigden het dorp vanuit het nabije Pithiviers, maar een klein garnizoen soldaten hield moedig stand totdat Jeanne d’Arc het kasteel ontzette tijdens haar mars naar Orléans. Zo kwam het dorp toch nog als voetnoot  in de Franse geschiedenis terecht. Pas in de zeventiende eeuw werd het garnizoen naar Pithiviers overgeplaatst, waarmee het dorp zijn militaire betekenis verloor. Yèvre-le-Châtel bleef echter wel een plaats van belang omdat er nog recht werd gesproken.

Y-C3-A8vre-le-Ch-C3-A2tel-loiret-centre-kasteel-poort

De poort gezien vanaf de donjon.

Het kasteel raakt in de negentiende eeuw in verval, totdat een groep vrijwilligers het in de jaren dertig van de twintigste eeuw opknapt en het toegankelijk maakt voor het publiek. Ondertussen hadden de bewoners bezit genomen van de gebouwen en maakten de verdedigingswerken onderdeel uit van het dorp. Eigenlijk is alleen nog de donjon, het binnenste gedeelte van het fort, niet bebouwd. Door het slechte onderhoud van de gebouwen, was het geheel wel tot een ruïne vervallen. De donjon is te bezichtigen. Het is best een klimpartij maar met kinderen is het gewoon een leuke attractie, inclusief donkere kerkers.

Ruïne kerk

Een tweede ruïne bevindt zich aan de andere kant van het dorp. Daar werd in de dertiende eeuw door de dorpelingen een eigen kerk gebouwd, de Saint Lubin. De reden hiervoor was dat de bestaande kerk onder invloed van de monniken van het klooster van Saint Benoît sur Loire stond. Kennelijk boterde het niet met de plaatselijke bevolking die besloot een eigen kerk te bouwen.

Y-C3-A8vre-le-Ch-C3-A2tel-loiret-centre-kerk-ruine

De Saint Lubin in Yèvre-le-Châtel is nooit afgebouwd maar heeft ooit een dak op het koor gehad.

Het bouwen van de Saint Lubin bleek toch lastig. Door geldgebrek werd het gotische bouwwerk nooit voltooid en kreeg uiteindelijk alleen het koor een dak. Deze bleek echter van belazerde kwaliteit, want het hele ding stortte in de veertiende eeuw tijdens de oorlog met Engeland in elkaar. In de zeventiende eeuw werd nog een poging gedaan om de kerk te voltooien, maar ook die strandde wegens geldgebrek. Je zou bijna geloven dat monniken uit St. Benoît hun invloed bij het opperwezen hebben gebruikt om te voorkomen dat de kerk ooit voltooid zou worden.

Nu staat er nog een prachtige ruïne van een kerk die het bezoeken meer dan waard is. Het deed mij een beetje denken aan de kloosterruïnes in Engeland, zoals Fountains Abbey in Yorkshire. Alleen heeft deze kerk nooit echt bestaan. Het is werkelijk bijzonder om er rond te lopen.

Het dorp

Hoewel het dorp behoort tot ‘Les Plus Beaux Villages de France’, is het niet echt een toeristische trekpleister. Het heeft rustige straatjes en je komt zo hier en daar wat plukjes dagtoeristen tegen, hoofdzakelijk Fransen. Dit geeft het dorp een heerlijke sfeer en als het weer mooi is, zijn er voldoende mooie plekjes om te picknicken. Neem dan wel zelf brood mee, want er is geen bakker in het dorp. Er is eventueel wel een restaurant en een Salon de thé waar ook kunst wordt getoond. Want zoals alle mooie dorpjes in Frankrijk heeft Yèvre-le-Châtel ook een aantal kunstenaars als inwoner.

Y-C3-A8vre-le-Ch-C3-A2tel-loiret-centre-kasteel-kerk

Het kerkje van het dorpje gezien vanaf een toren van de burcht.

Picknicken kan je ook in de prachtige vallei van het riviertje La Rimarde. Er zijn twee mooie wandelroutes. Je krijgt een beschrijving als je het kasteel bezoekt, in het Nederlands nog wel. Al is het foldertje wel met de Franse slag vertaald. Maar dat vinden wij niet erg.<

In de omgeving

In de omgeving is genoeg te doen. Je kan natuurlijk naar Parijs, het is maar een uurtje rijden met de auto en dertig kilometer ten zuiden van het mooie dorpje loopt de Loire, waar Saint Benoît sur Loire met zijn klooster echt de moeite waard is. Stop onderweg dan ook even bij Germigny-des-Prés. Daar staat een Karolingisch kerkje dat is gebouwd door de raadsheer van Karel de Grote. Karolingische kerkjes zie je niet elke dag, al is dit exemplaar wel iets té gerestaureerd. Het lijkt wel alsof hij net is opgeleverd. Toch een beetje jammer, want een oud kerkje met wat mos op het dak geeft toch een authentiek gevoel.

Een stukje stroomopwaarts vind je Briare waar in de negentiende eeuw een aquaduct over de Loire is gebouwd. Daar kan je de bootjes hoog over de Loire zien varen, erg leuk!

Ga je stroomafwaarts dan kom je Orléans tegen. Tot slot ligt er in het noordwesten Fontainebleau, het koninklijke paleis met prachtige tuinen dat zich kan meten met Versailles.