Paleis van Versailles ****Het Franse wereldwonder
Zoals je uit de bovenstaande tekst wel kan opmerken dat ik het paleis van Versailles een zeer geslaagd gebouw vind. Vooral de buitenkant is van een buitengewone schoonheid in verhoudingen, materialen en detail. De binnenkant is dat tot zeker hoogte ook. De hoge kwaliteit, de kunst en de historie zijn erg interessant maar het is mij over het algemeen toch even te druk. Ik zie de kwaliteit wel maar het is gewoon niet helemaal mijn stijl. Mooi is het volgens mij dus niet, wel zeer indrukwekkend.
Kasteel van Versailles
Verloren in de ruimte
Het gebouw is bijzonder groot maar je hebt nooit het gevoel dat je als mens volledig verdwijnt in de ruimte dat ik bijvoorbeeld wel heb op het plein tussen de wolkenkrabbers van La Défense.
Hoe kan dit? Er spelen hier een aantal factoren een rol. Het begint al als je het gebouw nadert vanaf het voorplein. Het kasteel ligt iets hoger en neemt je gehele gezichtsveld in beslag. Echt heel erg groot dus maar door het hoogteverschil ‘zakt’ het paleis iets in de grond en dankzij de opbouw van het gebouw krijgt je blik direct grip op het bouwwerk waardoor je je niet verloren voelt.
Het centrale deel van de voorgevel ligt wat dieper met daarvoor een plein dat aan drie kanten bebouwd is. Dit plein is niet zo heel erg groot en voelt zelfs als je er staat een beetje intiem aan.
Vanaf veraf kijk je als bijna vanzelf naar dit centrale gedeelte dat verder naar achter ligt ten opzichte van de rest van de gevel. Dit gedeelte heeft iets van een natuurlijke voordeur van het immense paleis en vormt ook de kern van het gebouw. Hier stond het oorspronkelijke jachtslot en hier bevinden zich de slaapkamers van het koninklijk paar. De gevel hiervan is zelfs best bescheiden.
Natuurlijk heeft het de nodige versiering en zijn er prachtige materialen gebruikt maar het is niet heel groot. Ik zou ook iedereen bij een bezoek aan raden om op het pleintje vlak voor deze gevel te gaan staan. Het is aan drie kanten bebouwd en heeft zwart witte tegels waardoor het een intieme karakter van een patio heeft.
Om hier te komen met je eerst door de ijzeren poort waar een veiligheidscontrole is ingericht. Die duurt niet lang maar het geeft je de kans om even de ijzeren hek te bewonderen. Daarna wordt je geleidt naar de linkervleugel waar de ingang is. Deze is makkelijk te herkennen aan de rij met toeristen want binnen is er nog een uitgebreidere controle waar je je tas moet achterlaten.
Maar voordat dat je daar bent ga je eerst nog over het plein voor de as van het gebouw. Je hebt de neiging om automatisch in de rij aan te sluiten maar doe dat niet. Ga even op de zwart en witte tegels staan en laat het gebouw op je inwerken om de sfeer te voelen.
Eenmaal binnen loop je over de begane grond door het gedeelte van het oude jachtslot dat verrassend klein en sober is uitgevoerd. Hier bevinden zich wat kleinere kamers waaronder de appartementen van de dochter van Lodewijk XV.
De Koninklijke kapel
Het echte spektakel begint op de eerste verdieping die je via de trap bereikt. Als eerste wordt je langs de kapel geleidt die bewonderd kan worden vanaf de vestibule. Het woord kapel is hier niet echt van toepassing, het is gewoon een kerk en een mooie ook. De kerk is gebouwd in het laatste deel van het leven van Lodewijk XIV en is geïnspireerd op de Sainte Chapelle in Parijs. De kerk heeft net als die in Parijs dan ook twee verdiepingen.
Geheel in koninklijke stijl is hij gewijd aan de naamgenoot en voorganger van de Zonnekoning; Lodewijk IX de heilige. Ook hier zijn de verhouding perfect en is het versierde plafond dat de aandacht trekt. De schilderingen hebben de heilige drie-eenheid als thema. Als goed katholiek woonde Lodewijk XIV hier elke dag ’s ochtend de mis bij.
Kamer van Hercules
Het volgende vertrek draagt de naam van de klassieke held Hercules waar vreemd genoeg een groot schilderij hangt genaamd ‘De maaltijd van Simon’, een scene uit het nieuwe testament. Het schilderij is een cadeau van Venetië aan de Franse koning. Aan de andere kant hangt een schilderij van Hercules wat de naam van de kamer verklaard.
In deze grote kamer sta je voor het eerst tussen de rijkdom van materialen waarmee het paleis is gebouwd en het hoge niveau van de decoraties. Het is hier druk met toeristen en ik moest even wennen aan de overdaad aan versieringen. Ik wist echt niet waar ik moest kijken want de vertrekken van het paleis hebben ongelofelijk veel details.
Het is overweldigend maar vreemd genoeg wen je hier snel aan. In de eerste kamers sta je echt te duizelen maar je hersenen beginnen al snel te filteren en zijn de andere kamers, die net zo rijk versierd zijn, niet zo overweldigend meer, op één na dan want er is hier nog een overtreffende trap.
Galerij van kamers
De volgende kamers liggen naast elkaar en omdat de deuren aaneengesloten liggen vormen ze zijn soort galerij. Ze zijn allemaal prachtig maar ook stampvol en wij werden door de suppoosten gevraagd om niet stil te staan. Dat is toch wel een beetje jammer en dus ik trok mij er niet veel van aan.
Na deze kamers maak je een bocht en bevind je je in de oorlogskamer. Deze heeft als thema de oorlogsoverwinningen van Lodewijk XIV. Historisch gezien zou het dan niet eens zo grote kamer hoeven te zijn want de man heeft veel oorlogen gevoerd maar hij is niet de geschiedenis in gegaan als een groot veldheer. Hoewel de oorlogskamer interessant is wordt de aandacht echter direct getrokken naar de kamer die zich achter de deur bevind; de spiegelzaal.
De spiegelzaal: enorm smaakvol
De spiegelzaal is het juweel van het kasteel en misschien wel de meest bekende zaal ter wereld. Hij is ruim 73 meter lang en dat is genoeg om twee zaalhockeyvelden achter elkaar te leggen, al zou een potje zaalhockey hier wel een kostbare aangelegenheid worden. De kamer is adembenemend mooi.
Naast de prachtige decoratie speelt het licht in de zaal een grote rol. Overdag zorgen de grote ramen aan de tuinkant voor daglicht dat wordt gereflecteerd door de spiegels aan de andere kant van de zaal. Zo lijkt het net of er aan twee kanten ramen zijn.
Het doet mij denken aan de burgerzaal in het Paleis op de Dam die aan twee kanten daglicht heeft. Het zou mij niet verbazen als de architect hier door geïnspireerd is. Het gebouw in Amsterdam is uit dezelfde eeuw en gold toen als een meesterwerk, wat het ook is al vergeten we dat wel eens. ’s Avonds zorgden de kaarsen in de kroonluchters voor het licht dat door het geslepen glas en de spiegels maximaal werd verspreidt.
De zaal dankt zijn naam aan de spiegels die in de tijd van de bouw verschrikkelijk duur waren. Tijdens de bouw heette de zaal nog gewoon nog Grande Galerie, een naam die de lading goed dekt trouwens. Pas later werd het omgedoopt tot spiegelzaal. De zaal is gebouwd bij de laatste grote verbouwing van Versailles onder Lodewijk XIV. Daarvoor was er op deze plek een groot balkon met in het midden een fontein waar feesten werden gegeven en toneelstukken werden opgevoerd. Zoals je op de foto kan zien is het hier druk, maar de zaal is daar op gebouwd.
Tijdens het koninkrijk was de zaal eigenlijk een verbindingszaal naar de vertrekken van de koning maar bij speciale gelegenheden werd het gebruikt als ontvangst-, dans- en feestzaal en dat moet een prachtig geweest zijn. Voor het oog tenminste want het is bekend dat in de achttiende eeuw het niet zo goed gesteld was met de hygiëne waardoor de geur in het paleis overweldigend moet zijn geweest en dan niet in de positieve zin.
Koninklijke vertrekken
Na de spiegelzaal kom je in de privé vertrekken van de koning. Deze zijn niet zo overweldigend als de spiegelzaal maar zeker interessant. In de eerste kamer gebruikte de koning zijn maaltijden.
Nu zou je denken dat de koning met zijn edelen gezellig met elkaar gingen eten maar ook voor het eten had de Zonnekoning golden strikte regels. Van Lodewijk XIV is bovendien bekend dat hij meer dan een gezonde eetlust had; de man at verschrikkelijk veel.
Daarmee staat hij in een middeleeuwse traditie waarin machtige mannen het meest eten om zo hun mannelijkheid te onderstrepen. Zo zijn er verhalen van Karel de Grote (800) dat hij elke dag een kraanvogel, drie schouderstukken, één kapoen en drie kippen at terwijl hij op dieet was. En ook nu begrijpen wij dit onmiddellijk want volgens de reclame zijn echte mannen altijd bezig met grote hompen vlees op een grote barbecue waarbij oerbier wordt gedronken uit grote glazen. Al hebben deze tegenwoordig geen pruik op maar een grote baard die ze een uur per dag moeten verzorgen, wat niet zo mannelijk overkomt.
Na de eetkamer kom je langs de slaapkamer van de koning. Ook deze is weer rijk versierd en ook deze is helemaal ingericht volgens de tradities van het hof. Hier begon om klokslag acht uur de dag in het paleis als de koning opstond. Na het opzetten van de pruik arriveerden de eerste edelen die de ceremonie mochten meemaken en dat was een enorme gunst aan het of. Het aankleden van de koning kon wel twee uur duren waarbij de edelen hun mond moesten houden.
Galerij der veldslagen
De laatste grote zaal die je bezoekt is de Galerij der veldslagen. Dit is een lange zaal die pas in het begin van de negentiende eeuw is gemaakt, dus honderd jaar later dan de Zonnekoning. Tijdens Lodewijk XIV waren hier appartementen voor de edelen. Als je goed kijkt is dit ook duidelijk te zien want de zaal is meer een museum dan een koninklijk vertrek en dat is ook precies waarom hij is gemaakt.
Na de revolutie en het keizerrijk van Napoleon kreeg het kasteel de functie van een museum en deze zaal vertelt de Franse geschiedenis aan de hand schilderijen van de grote veldslagen. Of beter aan de hand van Franse militaire overwinningen. Verloren veldslagen zoals die bij Poitiers of Waterloo zijn hier niet te vinden. Hoe nationalistisch kan je het krijgen.
Ondanks de nationalistische inslag en dat de schilderijen niet barsten van de creativiteit en vakmanschap heb ik mij hier uitstekend vermaakt. Als je een beetje op de hoogte bent van de Franse geschiedenis is het leuk om langs de enorme schilderijen te lopen en te zien hoe het negentiende-eeuwse Frankrijk zijn eigen geschiedenis zag.
Video van Paleis van Versailles
Beelden van Paleis van Versailles
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Paleis van Versailles en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Paleis van Versailles
Mont Aigoual: het indrukwekkende panorama van de Cevennen ****
Het water valt trouwens niet altijd in vorm van regen maar ook als sneeuw. In de winter kan hier een behoorlijk pak vallen en dat is genoeg om te skiën. Er is dan ook een klein skigebied net onder de top. Langlaufen behoort ook tot de mogelijkheden. Op nog geen honderd kilometer van Montpellier kan je in de winter gewoon lekker skiën. Het is allemaal niet groot, maar het kan toch maar.
Wandelen
Al het water moet natuurlijk weer naar beneden en de hellingen zijn dan ook bezaaid met allerlei stroompjes, beekjes en watervallen. Tel daarbij het dichte woud bij en je hebt een prima wandelgebied. De paden die worden gebruikt door de schapen, de zogenaamde ‘drailles’, zijn hier bijzonder geschikt voor. Er zijn dan ook meerdere routes waarvan ‘Sentier des 4000 Marches‘ de bekendste is. De bergen van De Cevennen zijn misschien de hoogste van Frankrijk, ze zijn wel redelijk steil en dat maken de wandelparcoursen nog redelijk intensief.
Naast wandelen en de auto is de fiets een populaire manier om de berg te beklimmen. Er zijn vier verschillende routes om de top te bereiken waarvan de westelijke de meest uitdagende is; 28,5 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,3 procent. In de Tour de France is dat goed voor een col van de tweede categorie maar echt vaak komt de wielerronde hier niet. De laatste keer dat de Mont Aigoual was opgenomen in de Tour was in 1987.
Toen wij de top bezochten deden we dat met de auto en wel vanuit het zuiden vanaf Le Vigan. Dit is een indrukwekkende klim die je leidt langs tal van afgronden, bossen en bergweides. Het is een prachtige rit die je lekker langzaam moet rijden zodat je er maximaal kan genieten. Hoewel hard rijdend ook leuk zou kunnen zijn, met een schikte auto ten minste.
Weerstation
De top van Mont Aigoual wordt gedomineerd door een groot weerstation dat in de negentiende eeuw is gebouwd. De extreme weersomstandigheden, in de zomer is het hier heet en in de winter koud, was de reden om hier het weer te observeren.
De Renner
Mont Aigoual kennen we in Nederland uit het boek ‘De Renner‘ van Tim Krabbé. Een redelijk dun boekje dat op de middelbare school enorm populair was. Je las hem in een middag uit en hij mocht op je literatuurlijst voor Nederlands. Ik vond het een geestig verhaal waarin de geschiedenis van het wielrennen wordt beschreven aan de hand van de gedachte die de auteur heeft tijdens een wedstrijd.
Vlak voor de klim van de Mont Aigoual krijgt hij in kansrijke positie een lekke band. In de klim zet hij de achtervolging in maar krijgt dan een inzinking. Krabbé acht zichzelf kansloos voor de overwinning maar toch weet hij samen met een andere renner als eerste de top te behalen. In de afdaling naar finish in Meyrueis wordt het duidelijk dat het op een sprint tussen de twee koplopers zal komen. Hierop is Krabbé de hele wedstrijd al mentaal op voorbereid…
Leuk is ook de tentoonstelling die zich in het gebouw bevind. Hier leer je van alles over het klimaat maar het leukst zijn wel de tentoonstelling van honderden foto’s van het weerstation zelf en het leven van de klimatologen die hier werken. Als je op je slippers in de augustuszon staat kan je je niet voorstellen welke Siberische toestanden zich hier in de winter afspelen. Naast de tentoonstellingsruimte is er ook nog een restaurantje waar je iets kan drinken en eten.
Tot slot is er het uitzicht en die is het mooist vanaf de hoogste toren van het weerkasteel. Daar mag je gewoon op, het is zelfs gratis. Wij waren er in de middag van een augustusdag en het uitzicht was echt adembenemend mooi. Hoewel het door de hitte het uitzicht niet helemaal optimaal was hebben we er zeker twintig minuten van het panorama genoten.
Wie optimaal wil genieten moet kan het best in januari of september de top beklimmen. Een andere mogelijkheid in de zomer is om bij zonsopgang bovenop de berg te zijn. Dat is het meest heldere moment van de dag. Al met al is het uitzicht sowieso de tocht naar de top van de Mont Aigoual waard.
Het station is nog altijd in gebruik en dat is te zien aan allerlei meetapparatuur in vorm van ingewikkelde sprieten en kastjes. Nu is het reuze lollig om dingen te bekijken waarvan je geen idee hebt wat het precies doet maar echt leuk zijn de gebouwen. Het is namelijk een soort kasteel met torentjes en kantelen. Hoe ze er opgekomen zijn is een raadsel maar eerlijk gezegd ziet het er wel leuk uit.
Montmajour: inspirerende ruïne van een abdij ****
Moerasgebied
Wie ooit in deze streek is geweest weet dat het landschap tussen Baux en Arles niet heel spectaculair is. Het bestaat hoofdzakelijk uit drooggemalen moerassen met landbouw met hier en daar een boerderij. Het ligt tegen de Camargue aan dat mij ook beetje deed denken het platte Hollandse landschap zoals thuis. En op vakantie wil je toch wat anders zien.
Midden in deze voormalige moerassen toornt een grote rots met daarop de voormalige abdij. De D17 loopt letterlijk naast de indrukwekkende ruïne en we konden het dan ook niet laten om het beter te bekijken; uit de auto dus.
Het kloosterhof is vrij klein en heeft een indrukwekkend put. Toch wordt je oog direct getrokken naar de grote toren.Op de parkeerplaats aan de andere kant van de weg stonden twee andere auto’s. Niet heel vreemd want zoals vaak arriveerden wij tijdens de lunch en die is redelijk heilig in Frankrijk, zeker in dit gedeelte van het land. Gelukkig was het wel open en konden we dus naar binnen.
Een kaartje koop je in de kelder en daar is het heerlijk koel. Je hebt het gevoel dat je in de buik van het complex terecht bent gekomen en dat is ook zo. Via een paar nauwe gangetjes loopt zo de crypte van de kerk van het klooster in. Dat is een indrukwekkende en interessante ruimte. Het is prachtig aangelicht en zo kan je de gewelven en de mooie verhoudingen bekijken. Hier is ook goed te zien dat de kerk is gebouwd op een rots en dat de crypte voor een groot deel is uitgehakt.
De kerk zelf heeft maar kleine ramen en dat maakt het allemaal een beetje donker. De kerk is kloek en stoer gebouwd maar het koor heeft dankzij de mooie verhouding toch elegantie.
Kloosterhof
Naast de kerk bevindt zich een prachtig kloostergang die iets later is gebouwd aan het einde van de twaalfde eeuw, iets later dan de kerk dus. Hoewel de kloostergang helemaal compleet is alleen de oostelijk gedeelte nog oorspronkelijk. De kapitelen zijn erg mooi en zijn versierd met historische taferelen.
De kleine binnentuin heeft een eigen sfeer en het is heerlijk om hier even te blijven staan en je in te beelden hoe de monniken hier hebben geleefd. Al hebben de geestelijken hier niet altijd een even christelijk leven gehad. In de lange geschiedenis zorgden succes en rijkdom er voor dat het vrome leven wel eens werd vergeten.
Hoe zit dat precies? Het klooster staat hier niet toevallig. De rots was ooit een eiland in een landschap van moerassen. De bewoners van de streek gebruikten het eiland onder andere als begraafplaats omdat het niet kon overstromen. Daarnaast mediteerden kluizenaars in de aanwezige grotten en die hielden ook een oogje in het zeil bij de begraafplaats.
In de tiende eeuw kwam het eiland in handen van een vrome edelvrouw die besloot dat er een klooster moest komen. Het klooster volgde de regels van Benedictus maar viel wel in tegenstelling tot de meeste benedictijnse abdijen, direct onder het gezag van de Paus.
Het klooster speelde al snel een regionaal een grote rol. Vanuit Montmajour werden ook andere kloosters gesticht zoals Saint-Antoine-l’Abbaye tussen Valance en Grenoble.
Misschien wel iets te groot. Het klooster kreeg veel giften en werd rijker en rijker. Vroeg of laat stijgt deze weelde naar je hoofd en dat gebeurde dan ook. Hierdoor veranderde de abdij langzaam maar zeker veranderen in een lusthof.
Het ging in de zeventiende eeuw goed mis waarna de Franse koning nieuwe geestelijken aanstelde om de bestaande monniken de les te lezen. Een reorganisatie zouden we vandaag de dag zeggen al trad het management toentertijd doortastender op als tegenwoordig. Geweld werd niet geschuwd en de gemoederen liepen zo hoog op dat een groot deel van het gebouw werd verwoest.
Vincent van Gogh
De ruïne van Montmajour was voor Vincent van Gogh tijdens zijn tijd in Arles één van zijn favoriete plaatsen. Hij ontdekte deze plek al in de eerste weken na zijn aankomst in het zuiden tijdens één van zijn wandeltochten op het platteland. Hij genoot van de kleuren en het uitzicht op het landschap, Arles en de Montmajour. Het inspireerde hem tot het maken van een flink aantal tekeningen en het meesterwerk ‘Zonsondergang bij Montmajour‘.
Hoewel Van Gogh zelf niet tevreden was over dit schilderij zien kenners het nu als één van zijn meest interessante werken omdat je hier goed kan zien dat hij experimenteert met nieuwe ideeën. Ook zijn tekeningen van Montmajour gelden als één van zijn beste in zijn oeuvre. Alleen al omdat Van Gogh hier deze wonderbaarlijk mooie dingen heeft gemaakt is een bezoek aan deze plek waard.
Steengrove
Een eeuw later werd het klooster nog een keer het slachtoffer van vandalisme en deze keer ging het er nog heftiger aan toe. De Franse Revolutie was losgebarsten en de nieuwe machthebbers moesten niets hebben van kerken en kloosters. Montmajour werd verbeurd verklaard en de hele inboedel werd te koop gezet. Daarna werd het gebruikt als steengroeve om de gebouwen in Arles te restaureren en je kan je voorstellen dat deze activiteiten niet bevorderlijk zijn voor het behoud van de gebouwen.
Je zou zeggen dat het een behoorlijk zooitje moet zijn. Natuurlijk is het jammer dat het allemaal gesloopt is en wat zou het prachtig zijn als het klooster helemaal nog in tact zou zijn. Maar dat is niet zo en het volmaakte heeft plaats gemaakt voor het beschadigde. En hoe je het ook wendt of keert; het heeft ook schoonheid.
Donjon
Buiten het kloostergebouw staat het stoere donjon. De kloeke toren verraadt de gewelddadige geschiedenis maar is nu een prachtige uitkijktoren die alleen dient om te genieten van het panorama. Het uitzicht is meer dan de moeite van de klim waard.
Onderaan de toren zijn nog de uitgehakte graven te zien uit de middeleeuwen. En even verder staat de kleine kapel die is gewijd aan Sint Pieter. Het kleine gebouw hoort bij de begraafplaats en is even oud als het klooster zelf.
Aven d’Orgnac: grot bij de Ardeche ****
Rondleiding
In de grot mag je niet ‘los’ rondlopen maar je wordt rondgeleid door een gids. Dat is niet zo gek natuurlijk. Voor wie taal een drempel is; hier hebben ze gidsen die je in het Nederlands kunnen uitleggen wat er allemaal te zien is. Dat mag geen drempel zijn.
Het aangename van een grot is dat het de temperatuur altijd constant is en dat is op een hete zomerdag heerlijk. Al hebben we het omgekeerde ook wel eens meegemaakt; in een meivakantie in de Dordogne was het zo koud dat het heerlijk warm was in een grot.
De grot is in 1935 ontdekt door Robert de Joly. Dat is weer eens iemand anders dan Martel die veel grotten in Frankrijk heeft ontdekt. Misschien een beetje sneu voor Robert maar hij heeft de grot eigenlijk niet ontdekt omdat de plaatselijke bevolking al wist dat de grot bestond, maar er niet in durfde te gaan. De eerste zaal is desondanks naar hem genoemd.
Robert de Joly durfde dat dus wel en hij liet zich zakken in een enorm gat in de grond waar hij eerst landde op een berg puin. Gedurende eeuwen waren door het gat puin gevallen. Dit gat zit er nog steeds en je er wordt uitgebreid stil gestaan in de eerste zaal.
De berg puin is interessant want er zijn gedurende lange tijd nogal wat dieren naar beneden gevallen. Daarnaast gebruikte de plaatselijke bevolking het gat als afvalput zodat we nu perfect kunnen zien wat voor soort dieren er woonden in deze omgeving en wat er door de eeuwen werd weggegooid. Afvalputten zijn de schatkamers van de archeologie want zo kom je er achter wat er gegeten werd, wat voor handel er werd gedreven en welke gebruiksvoorwerpen er werden gebruikt. Bijkomend voordeel; alles ligt in chronologische volgorde.
De eerste zaal ligt op vijftig meter diepte en is indrukwekkend groot en was voor mij best een verrassing om onder de grond in zo’n grote natuurlijke ruimte te lopen. Op sommige plekken is hij meer dan dertig meter hoog en dat is toch de hoogte van een flink flatgebouw. Bovendien bevinden zich in hier de meest waanzinnige bouwsels in vorm van stalagmieten, stalactieten en kolommen. Je kijkt je ogen uit.
Na het verlaten van de eerste zaal daal je nog eens vijftig meter naar nog zo’n zaal waar het een enorme rommel is van enorme keien, stelen en ander materiaal. De Fransen hebben deze ruimte dan ook toepasselijk ‘La salle du Chaos’ genoemd.
De laatste zaal heet de rode zaal en ligt meer dan 120 meter onder de grond. Deze zaal is ontstaan door een rivier hier tot ruim zes miljoen jaar geleden stroomde en zo langzaam maar zeker het steen weg heeft gespoeld. Daarna viel de rivier droog en begon de opbouw van de zuilen door het water dat vanaf de oppervlakte is binnen komen druppelen. Een langzame klus maar er was genoeg tijd en dus staan er nu enorme zuilen. Om de boel nog wat op te leuken is hier een licht en geluidspel gemaakt. Ik ben altijd een beetje huiverig voor dit soort initiatieven maar dit was best leuk.
Vieze groene aanslag
Minder leuk was de vieze groene uitslag op de stenen. Dit was er vroeger niet en stak een tiental jaren geleden de kop op. De mensen van de grot stonden eerst voor een raadsel maar de oorzaak bleek zoals vaak de mens. De grot begon steeds meer mensen te trekken en dat gaf de nodige verkeersproblemen.
De problemen werden groots aangepakt; er kwam een nieuwe toegangsweg en een mooie grote geasfalteerde parkeerplaats. De stroomden meer mensen naar de grot en iedereen was blij totdat in de zalen de groene aanslag langzaam maar zeker oprukte. Daarnaast was ook het water dat miljoenen jaren in de zalen had gedruppeld verdwenen waardoor de aanslag niet werd weggespoeld.
Oorzaak van deze droogte bleek de plak asfalt van de parkeerplaats waardoor het water hierdoor de zalen niet meer kon bereiken. Maar ook de grote hoeveelheden mensen die de grot bezochten bleken een onderdeel van het probleem. De adem en zweet zorgden ervoor dat de schimmel die de groene aanslag veroorzaakt in het microklimaat kon gedijen.
Met pijn in het hart werd er besloten tot het slopen van de pas gebouwde parkeerplaats. En met resultaat want na een paar maanden melden de eerste waterdruppels zich weer in de bovenste zaal. Daarnaast werd er een lift aangelegd. Het idee hierachter is dat bezoekers met name zweten en hijgen als ze omhoog klimmen en door een lift aan te leggen vermijdt je dus veel zweet en adem.
En het werkt want de groene aanslag verliest snel terrein en er wordt verwacht dat het binnen een paar jaar helemaal verdwenen is. En eerlijk is eerlijk, een lift naar boven is eigenlijk een heerlijke luxe.
Museum
Eenmaal boven kan je terug naar de camping of gîte of je kan nog even in het museum kijken. Hoewel ik eigenlijk voor de grot kwam ben ik toch even naar binnen gewandeld en het viel niet tegen.
In het moderne gebouw, met prima toiletten trouwens, bevindt zich een interessante collectie archeologische vondsten uit de omgeving. De Ardèche was in de prehistorie ook een populaire plek om te verblijven. Er wordt in de omgeving dan ook veel opgegraven en een deel daarvan wordt tentoongesteld in dit museum.
Naast deze collecte van allerlei oude spullen zijn de mensen van het museum druk om te laten zien hoe onze voorouders leefden. Letterlijk, want er worden voortdurend allerlei workshops gegeven hoe je vuur moet maken, maak van een berenvacht een elegant jurkje en smakelijk koken boven een vuurtje. En dan alles in het Frans.
Het deed mij een beetje aan de familie uit het steentijdperk van het Kolkhuis denken maar mijn kinderen vonden het enig en hebben zich uitstekend vermaakt. Ook veel andere mensen hadden er schik in en deden mee met de workshops. Ik kan het dan allemaal wel een beetje kinderachtig vinden maar als er zoveel mensen er pret van hebben en zo kennis maken met het verleden, wie ben ik dan om daar over te oordelen? Lekker doen zou ik zeggen!
Tot slot zijn er in de directe omgeving een routes uitgezet waarbij wordt uitgelegd welke planten en dieren in deze omgeving leven.
Auvers-sur-Oise: de laatste maanden van Vincent van Gogh
Er zijn mensen die denken dat Rembrandt, Vermeer, Mondriaan of wellicht De Kooning de beste Nederlandse schilder ooit is. Dat is natuurlijk een vergissing. Het is namelijk Van Gogh en als je er beetje over nadenkt dan kan je geen andere conclusie. Werkelijk overal ter wereld kent men Vincent en nergens anders staan er zo lange rijen voor een museum dan voor het Van Gogh museum in Amsterdam. Elk museum in Japan, Egypte, Amerika, Iran, Australië of waar dan ook dat werk van hem heeft presenteert het als een pronkstuk. Dat is natuurlijk geen bewijs voor maar het gevolg van de kwaliteit van het werk van Van Gogh.
De echte reden is dat zijn werk je raakt en dat hij van een unieke generatie is die kunst opnieuw definieerde, een eigen weg in sloeg die net even verder ging waardoor het je ziel harder raakt. Mocht je twijfelen ga maar kijken in Amsterdam of in het Kröller-Müller. Voor Mozart geldt trouwens het zelfde, ook zijn werk raakt je onmiddellijk hard in je ziel.
De Nederlandse zeventiende-eeuwse meesters vallen echt in een andere categorie. Ik werd daar nog eens fijntjes op gewezen toen ik het Louvre bezocht. Dit enorme museum heeft een ongelofelijke collectie schilderijen waaronder ook werk van Vermeer en Rembrandt. Ze hangen prachtig maar wel op de derde verdieping van de minst belangrijke vleugel op meer dan een kwartier lopen van de ingang. Tijdens mijn bezoek was de afdeling Nederlandse schilderkunst bovendien gesloten. Niemand maakte zich druk hierover en negentig procent van de bezoeker is het waarschijnlijk niet eens opgevallen. De Nederlandse schilders uit de zeventiende eeuw hebben indrukwekkend werk gemaakt maar het valt in het niet met wat Van Gogh de wereld heeft laten zien.
Enfin je snapt wat ik wil zeggen; ik vind Van Gogh een hele grote en ik ben niet alleen. Al behoort hij eigenlijk niet tot mijn favoriete schilders en weet ik ook niet zoveel van hem. Een goede vriend van mij, die ook een artikel over Vincent op Dorpen in Frankrijk heeft geschreven, heeft wel een grote interesse in Van Gogh en hij wees mij er dan ook op dat de schilder aan het einde van zijn leven vlakbij Parijs woonde. Dat wist ik eigenlijk niet en toen wij in de buurt een gîte huurden ga je natuurlijk even kijken.
Pronkstuk
Over pronkstukken gesproken; In 2018 werd in een televisieprogramma het Plakkaat van Verlatinghe door de Nederlandse bevolking is gekozen tot het ‘Pronkstuk van Nederland‘. Dat is natuurlijk een vergissing. Wellicht heel belangrijk, maar echt geen bal om naar te kijken natuurlijk. Deze vergissing is niet erg en het kwam door een mengeling van nationale gevoelens en een aantrekkelijk pleidooi van Pleij, laat dat maar aan hem over. Het echte pronkstuk van Nederland kan natuurlijk alleen maar door Vincent Van Gogh zijn gemaakt. Zijn werk is het allermooiste en beste dat ooit door een Nederlander is gemaakt. Okay Rembrandt komt lichtelijk in de buurt maar je hebt het toch over het verschil tussen Beckenbauer en Cruijff.
De enige die daarbij in de buurt komt is Anne Frank. Maar een Duits geboren meisje en een Nederlander die zijn heil zocht in Frankrijk kan natuurlijk geen titel als het ‘Pronkstuk van Nederland’ worden gegeven. Daarbij past het niet in de Nederlandse cultuur om één iemand op het schild te hijsen en het is dan ook veilig om iets te kiezen wat door een collectief en in onze ogen redelijk anoniem is gemaakt. Dat snapt iedereen en daarom werd het iets waar niemand ooit van gehoord had, al is dat laatste moeilijk toegeven. Heb ik gelijk? Natuurlijk! Na het lezen van dit stukje weet je weer wat het Plakaat van Verlatinghe is terwijl je Van Gogh niet was vergeten.
Gewoon rondwandelen
Ik had eigenlijk geen idee wat ik mij moest voorstellen van het dorp. Ik kende alleen het schilderij met de kerk van het dorp maar verder wist ik niets. Bij aankomst viel het in eerste instantie niet mee. Het is eigenlijk een gewoon Frans dorp. Mijn goede vriend Jeroen had mij de tip gegeven dat ik gewoon maar een beetje moest rondwandelen én dat een bezoek aan zijn kamer wel interessant is. Hij had helemaal gelijk.
Omdat onze gîte in het volgende dorp stond hebben we Auvers in twee dagen gedaan, of eigenlijk twee dagdelen. Bij ons eerste bezoek liepen we vanaf het Hotel de Ville naar de begraafplaats. Deze aangename wandeling leidt je langs een mooi deel van het dorp en bovendien langs de kerk die Van Gogh heeft vereeuwigd. De begraafplaats ligt iets buiten het dorp boven op een heuvel en als je slecht ter been bent kan je hiervoor beter de auto nemen, ben je dat niet dan is een wandeling verplicht.
Dit is de dezelfde wandeling die zijn vrienden en zijn broer maakten bij de begrafenis van Vincent. Niet vanuit de kerk zoals je zou verwachten, maar vanuit kroeg waarboven hij een kamer had gehuurd.
Omdat hij zichzelf met een vuurwapen dodelijk had verwond werd het gezien als zelfmoord en dat maakte een dienst in de kerk lastig. Als alternatief hebben zijn broer en zijn vrienden hem herdacht in de eetzaal van Auberge Ravoux waar ze zijn kist hebben omgeven met zijn schilderijen waarna ze hem naar de graf hebben gebracht. Een karige dienst voor een man die dingen heeft gemaakt die zoveel mensen hebben kunnen genieten. Om het platter zeggen; de schilderijen die het lichaam van Van Gogh omringden hebben nu zoveel waarde je achteraf kunt zeggen dat het de duurste begrafenis in de Franse geschiedenis was.
Begraafplaats
Op het bordje bij ingang van de begraafplaats staat keurig aangegeven waar de grote schilderheld ligt begraven. Ik had dat bord wel gezien maar mijn aandacht direct werd getrokken door de tekst dat er ook Engelse oorlogsgraven aanwezig waren waarop ik mij afvroeg van welke oorlog deze waren. Hierdoor miste ik de aanwijzing waar Van Gogh lag en liep dus maar gewoon de begraafplaats op met het idee dat dit toch wel zou staan aangegeven. Niet dus.
Nu is de begraafplaats van Auvers sur Oise niet heel erg groot maar het duurde toch even voordat ik het gevonden had. Sterker nog, ik wandelde er gewoon voorbij en vond eerst het graf van Corneille. Dat is eigenlijk niet zo heel gek want deze schilder van de Cobra heeft en prachtig graf met een grote afbeelding van zijn werk terwijl Van Gogh een zeer bescheiden steen heeft. Gelukkig liggen ze binnen vijf meter van elkaar en dat is eigenlijk best bijzonder.
Deze twee Nederlanders zijn trouwens niet de enige kunstenaars die hier rustten. Schrijvers, beeldhouders, dichters en schilders; er liggen een heel stel. Het geeft maar aan de het geen toeval is dat Vincent van Gogh hier heeft gewoond en gewerkt; dit is een dorp dat veel kunstenaars aantrok en dat nog altijd doet.
Voor Van Gogh was de keuze voor Auvers sur Oise een logische omdat het relatief dicht bij zijn broer Theo was, er een goede dokter woonde die hem een beetje in de gaten kon houden en dat hij in de natuur en het boerenland rondom het dorp genoeg inspiratie was om te schilderen.
Topwerk
De verhuizing pakte dan ook goed uit voor de schilder. Hij huurde een kleine kamer, sloot vriendschap met de dokter en vond het dorp en omgeving prachtig. Dagelijks trok hij met zijn schildersezel het landschap in en schilderde in korte tijd ongeveer tachtig schilderijen waaronder een flink aantal meesterwerken. Niet alleen landschappen maar ook de portretten die hij hier maakte zijn van een ongekende schoonheid. Vooral de kleuren zijn echt adembenemend.
Van Gogh leek zijn draai gevonden maar toch ging het goed mis. We weten eigenlijk niet wat er gebeurd is maar de officiële versie is dat Van Gogh het veld is ingelopen en zichzelf in zijn buik heeft geschoten. Ernstig gewond strompelt hij terug naar zijn kamer in Auberge Ravoux waar alarm wordt geslagen. Zijn broer komt de volgende dag vanuit Parijs en vindt hem betrekkelijk vrolijk in zijn bed. Bovendien rookt hij rustig zijn pijp. Dat geeft hem moed maar de verwondingen zijn toch te ernstig. Vincent van Gogh sterft de volgende nacht in het bijzijn van zijn broer en de dokter waarmee hij ook een sterke band mee heeft.
Kamer in de herberg
Zijn kamer waar hij is gestorven kan je bezoek in de herberg en is zoveel mogelijk in oude staat hersteld en kan je bezoeken. De herberg staat tegenover het gemeentehuis en is nog steeds een restaurant. Als je eerst iets wilt eten dan moet je de voordeur in en als je de kamer van Van Gogh wilt zien dan moet je linksom naar de achteringang. In een klein hokje zit een mevrouw en koop je een kaartje waarna je naar de eerst verdieping mag. Daar is een kleine boutique met veel boeken en allerlei Van Gogh souvenirs en daar moet je even wachten omdat de kamer alleen met een rondleiding kan worden bezocht. Je kan kiezen tussen Frans en Engels.
Wij kozen voor het laatste en werden in het bekende Frans Engels door een charmante dame naar boven geleidt. Ons groepje bestond naast ons uit twee Aziatische vrouwen en een meisje uit Amerika. Ze kwam uit Portland en was helemaal alleen uit Parijs gekomen om het dorp van Van Gogh te bekijken. Ze was jarig en is een groot fan van de schilder zo verzekerde ze mij.
Kamertje van Vincent van Gogh
Na het bestijgen van de trap stonden we plots in een heel klein kamertje met een inbouwkast en een stoel, de muren zijn kaal met hier en daar een scheur. De langste wand, die de kamer scheidt van een ander kamertje, is helemaal ‘ingepakt’ met doorzichtig perspex. De bedoeling was mij niet duidelijk en de gids kon er ook geen duidelijk antwoord opgeven.
De plek gaf mij een bijzonder gevoel, ik noem het maar historische sensatie en dat is een vreemd ding wat ik niet helemaal kan verklaren. Ik geloof niet zo in krachten die ik niet kan waarnemen maar in dit kamertje werd ik toch een beetje emotioneel. Ik heb dat gevoel eerder gehad zoals in Oradour, de kerk in Carcassonne, de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog en in Sachsenhausen. Nu ik dit zo opschrijf besef ik mij dat het allemaal plekken zijn waar mensen zijn gestorven. Het gevoel zal ongetwijfeld te maken hebben dat je weet dat er op die plek in het verleden iets is gebeurd maar ik sta er altijd een beetje verbaasd over dat ik het voel.
De gids vertelde dat Vincent van Gogh hier had gewoond en redelijk gelukkig was geweest. Het kamertje is veel te klein om tachtig schilderijen te herbergen en omdat er meer schilders in de herberg woonden had de eigenaar beneden een opslag waar het werk kon worden opgeslagen.
Eten deed Van Gogh in de eetzaal die er ook, zo verzekerde de gids mij, weer helemaal uit ziet als in de tijd van Van Gogh hier leefde. Inmiddels was het duidelijk dat de Aziatische dames zich aan het verveelden en begonnen het andere kamertje te bekijken. Dat was niet helemaal de bedoeling en de gids opent een deurtje waarin de dames in nog een derde ruimte verdwijnen. Even later is ze terug terwijl er muziek begint te spelen. Ze wil duidelijk nog even doorpraten en dat doen we dan ook.
Vraagtekens bij zelfmoord
Het onderwerp is de dood van Vincent van Gogh. Hier zijn volgens de gids nog veel vragen en het is eigenlijk onduidelijk of het wel zelfmoord is geweest. Volgens haar is het heel moeilijk om je in de zijkant in je buik te schieten met een pistool. Daarbij is jezelf in je buik schieten niet de meest handige manier om er een einde van te maken.
In het politierapport staat dat Van Gogh op de laatste dag heeft verklaard dat hij zichzelf heeft neerschoten maar er staat tevens dat vlak na zijn verklaring de beide broers in bij zijn van de agent en de dokter lang in het Nederlands hebben gesproken. Dit is vreemd want ze spraken normaal gesproken Frans met elkaar. Het is dan ook niet in het rapport terug te vinden wat er toen besproken is. We zullen het waarschijnlijk nooit helemaal weten.
Limeuil: dorp langs twee rivieren ****
In de achttiende- en de negentiende eeuw ging het erg goed met Limeuil. De haven zorgde voor handel en in het dorp waren tientallen ambachtslieden actief die op hun beurt zorgden voor handelswaar. Nu herinneren het oude havenkantoor en een pakhuis nog aan deze tijd. Opvallend is dat beide panden nu een restaurant herbergen.
Het kerkje stamt uit de dertiende eeuw en is gewijd aan Sint Maarten. Dat is niet zo gek want hij was de bisschop van Tours en dat is niet heel ver weg. Er stond toen al een kerk en tot het einde van de achttiende eeuw had Limeuil twee kerken. Daar maakte de Franse Revolutie een einde aan want toen mocht het dorp nog maar één kerk hebben anders zou het alleen maar verwarring brengen.
Interessant is dat in 1960 achter het stucwerk in de kerk fresco’s werden gevonden waarvan een deel nu weer te zien is. Ook de gebrandschilderde ramen die in 2000 zijn gemaakt, zijn de moeite van het bekijken waard.
Naast de kerk en natuurlijk het dorp zelf is het park met panoramisch uitzicht de moeite waard om te bezoeken. Het ligt boven het dorp op de plek waar een kasteel heeft gestaan waar nu nog weinig van over is. Het park is ontworpen als Engelse tuin aan het begin van de twintigste eeuw rondom de ruïnes van het kasteel. Het park is in 2007 helemaal gerestaureerd.
Vanaf het park heb je een prachtig uitzicht over het dorp en de beide rivieren en dat maakt het een prima plek voor een picknick. Daarvoor met je wel vooraf de etenswaren kopen want het dorp heeft geen boulangerie. Bij warm weer geeft het strandje aan de overkant van de rivier verkoeling.
Monflanquin: bastide dorp op de grens van de Périgord ****
De geschiedenis van Monflanquin gaat terug naar de dertiende eeuw toen het werd gesticht door broer van de Lodewijk de Heilige. Het dorp kende al snel een bloeiperiode die echter werd verstoord door het conflict tussen de Franse en Engelse koning in de veertiende eeuw.
Frankrijk was verdeeld tussen de twee vorsten waarbij het dorp precies op de grens lag. Het dorp wisselde nogal eens van ‘eigenaar’ maar behoorde voor de langste tijd van deze Honderdjarige Oorlog bij de Engelsen. De Engelse kroonprins, de Zwarte Prins, woonde hier zelfs een tijdje en zijn huis is er nog.
Bastide museum
Het zuidwesten van Frankrijk is het land van de Bastide dorpen en ze zijn er daar trots op. En dat is ook wel terecht want het zijn stuk voor stuk gezellige en unieke dorpen. Midden in het Monflaquin staat een regionaal museum over dit type dorp. Maar wat zijn het eigenlijk?
Ze zijn ontstaan in de late middeleeuwen en allemaal gesticht door een heer. Hiermee wilden de heren hun macht uitbreiden op zowel militair als economisch gebied. Een bastide dorp ligt dan ook op een strategisch plek maar was tevens een centrum van ambachten en handel.
Een dorp zonder mensen is natuurlijk helemaal niets. Om de mensen te bewegen om in zo’n dorp te wonen kregen de inwoners gedurende een periode privileges zoals vrijstelling van dienstplicht en belastingen. Dit was mede mogelijk omdat vanaf de twaalfde eeuw de bevolking van het westen van Europa ,en Frankrijk in het bijzonder, langzaam weer groeide.
Een bastide dorp kenmerkt zich door een strak stratenpatroon met een plein als centrum. Het doet meer denken aan een Romeinse legerplaats dan aan een chaotisch middeleeuws dorp. Maar dat heeft misschien meer te maken met ons idee van de middeleeuwen.
Middeleeuwse dagen
Het idee wat wij hebben over de middeleeuwen hebben zijn ook goed te zien aan de middeleeuwse feesten die overal in Frankrijk worden gehouden. Zo ook in Monflanquin en wij hadden het geluk dat dit feest precies werd gehouden in de week dat we hier waren.
En dat was eigenlijk heel erg leuk. Ik ben als historicus nog sceptisch over dit soort evenementen. Ik zie van alles dat niet klopt zoals kleding, kleuren, wapenrustingen en activiteiten en meldt dit ook voortdurend. Dit tot ergernis van mijn reisgenoten.
Maar het is natuurlijk helemaal niet de bedoeling om vanaf dit gezichtspunt middeleeuwse dagen te bekijken. Het is veel leuker om een beetje, niet te veel, mee te doen en te genieten hoe er wordt omgegaan met de geschiedenis. En dat heb ik dus in dit geval ook maar gedaan en dat beviel uitstekend.
In Monflanquin is het een meerdaags event waar duizenden mensen op af komen. De dagen voor de start vult het dorp zich langzaam met amateurs en semi-professionals die hun kunsten gaan tonen.
Op de dagen zelf staat er van alles op het programma; ridders met grote paarden die gaan ringsteken, grote groepen die in kleurrijke kleding met vlaggen zwaaien, dans, muziek, oude ambachten en heel veel eten.
Het eten is niet echt een aanrader van voor vegetariërs want er wordt vooral veel vlees geconsumeerd. Al vroeg in de ochtend worden op verschillende plekken in het dorp enorme barbecues opgestookt waarom complete zwijnen worden geroosterd. Obelix zou zich er thuis voelen.
De aanrader is de laatste avond waarbij de alle deelnemers een parade houden rond het centrale plein. Tijdens deze avond zijn er veel mensen op het plein, kan je er heerlijk eten en het nodige drinken. Helemaal leuk!
Kaysersberg: het ultieme dorp in de Elzas ****
Eigen landje
Waarom niet meer dorpjes in de Elzas het label ‘Plus Beaux Village de France’ hebben weet ik niet precies maar Kayersberg zou eigenlijk hier niet mogen ontbreken. Al is het misschien een beetje groot voor een dorp, het was ooit zelfs de hoofdstad van een onafhankelijke republiek, het is wel bijzonder fraai.
De plek is bijzonder fraai uitgezocht aan het einde van een vallei van de Vogezen die eindigt in het dal van de Rijn. Volgens de geschiedenisboeken was Keizer Frederik II die het dorp heeft gesticht en dat zou ook direct de naam verklaren. Of hij er zich persoonlijk met de stichting van Kaysersberg heeft bemoeid is nog maar de vraag maar je hoeft geen militair genie te zijn om te zien dat de plek strategisch is gekozen. Dat goed te zien vanaf de ruïne van het kasteel waar je een perfect uitzicht hebt op het Rijndal en een beetje goede schutter met pijl en boog iedereen kan raken die via de vallei de Vogezen wil bereiken.
Uitzicht vanaf het kasteel
De klim naar de ruïne is trouwens een aanrader omdat hier niet alleen de mooi uitzicht hebt over het dal en de vallei maar ook op het oude dorp zelf. Wie wil kan ook de toren beklimmen waarop je een nog beter uitzicht hebt. De top is onlangs vernieuwd en lang niet zo eng meer als een aantal jaren geleden. De klim is wel erg donker maar als je ogen eenmaal gewend zijn is het goed te doen.
Om naar het dorp af te dalen heb je drie mogelijkheden, je kan onderaan direct rechtsaf, je kan omlopen via de wijngaarden of je kan linksaf, Deze weg loopt je via een trap naar de westelijke poort van het dorp en hoewel langer is het er rustiger. Eenmaal door de poort loop je door een straatje waar nog echte Kaysersbergers wonen in kleurrijke vakwerkhuizen. Al zou het mij het niet verbazen als Air BnB ook hier de boel aan het verpesten is en de oorspronkelijke bewoners uit hun huizen weet te lokken.
Versterkte brug
Het straatje eindigt vlakbij de volgende trekpleisters van het dorp de versterkte burg. Het is ook echt een prachtige plek waar het helaas bijna altijd druk is, met toeristen vooral. Wij zijn nooit in de zomer hier geweest maar hier loop je in augustus waarschijnlijk in een soort file. In de herfst valt het mee. De Elzas is eigenlijk op zijn mooist in de herfst, wij zijn er twee keer geweest en de diepe herfstkleuren passen de streek uitstekend.
De versterkte brug ligt prachtig en vormt een soort pleintje. De constructie heeft zelfs een soort van kapel waar een maria kan worden aanbeden, heel romantisch allemaal. Aan de andere kant van de brug staan een paar fraaie huizen die zeker even de aandacht waard zijn maar na een paar blokken houdt het wel op met de historisch pret. Rechtsomkeer dus de brug weer over en dan linksaf de Rue Charles de Gaulle in. Een prachtige naam natuurlijk maar het doet toch vermoeden dat de straat in het verleden anders was, Grand rue zou het wel eens geweest kunnen zijn.
Hoe de naam ook mogen zijn, de straat is prachtig met kleurrijke huizen met heel veel details. Elzassers zijn dol op het versieren op hun huis en doen dat dan ook uitbundig. Of ze denken dat toeristen dat leuk vinden en ondersteunen zo de lokale economie. Dat Kaysersberg een bloeiende toeristenindustrie heeft is wel duidelijk maar het is nog niet op het niveau als Volendam bij ons en dat maakt het net te behappen. Er zijn wel flink wat souvenirwinkeltjes waar ze de bekende meuk verkopen maar er zijn ook bakkertjes en, nog beter, restaurants waar je heerlijk kan eten. Van goedkoop tot duur hier is voor elk wat wils te krijgen.
Een bezoek aan de kerk mag natuurlijk niet ontbreken en wie het geloofshuis bezoekt wordt verwend met een fraai altaarstuk uit de zestiende eeuw. Het betreft een drieluik aan de hand van Jean Bongartz en het is prachtig. Daarmee is de koek nog niet op want de kerk heeft ook fraaie brandgeschilderde ramen en een aantal mooie kapitelen.
Albert Schweitzer
Volgens de bekende groene gids moet ook de begraafplaats een bezoek waard zijn inclusief een grafkapel uit de vijftiende eeuw. Die hebben we maar even gelaten voor wat hij was en dat hebben we ook gedaan met het museum van Albert Schweitzer. Ik kende deze naam eigenlijk alleen van een school in de buurt waar ik ben opgeroeid maar weet nu dat deze Nobelprijswinnaar van de vrede in Keysersberg is geboren.
Wij kozen ervoor om een wandeling te maken door de wijngaarden en door de bossen naar het volgende dorp waar onze gîte zich bevond. Zo’n wandeling is een echte aanrader en goed voor de eetlust. Dat laatste heb je wel nodig in deze streek.
Route des Crêtes: langs de hoogste bergen van de Vogezen ****
Deze Route des Crêtes, crête betekent rug van bergrug en er zijn er meer in Frankrijk, loopt vanaf Saint Marie de Mines naar het zuiden helemaal door tot Mulhouse. Er zijn trouwens meer wegen die deze naam dragen waarvan sommige misschien nog wel mooier zijn maar geen enkele heeft zoveel geschiedenis.
Volgens mij geliefde groene gids is het één van de vier bezienswaardigheden van de Elzas dat drie sterren waard is en dat is het hoogste wat je kan krijgen. Voor ons was het lang een groot raadsel waarom dit zo was. Ondanks dat we de weg, of een groot gedeelte daarvan al drie of vier keer hadden gereden was het ons niet helemaal duidelijk waarom het allemaal zo bijzonder was. Tot we de weg bij helder weer reden.
Hoe loopt de route
Allereerst hoe kom je er? Je kan gewoon vanaf Colmar of Mulhouse de bergen op rijden en dan kom je er ook wel, maar de mooiste route loopt lang de zogenaamde Route des Crêtes. Dit is een weg die is aangelegd door het Franse leger tijden de Eerste Wereldoorlog om het zuidelijke front in de Elzas met het noordelijke te verbinden. Dat was makkelijk voor de voorraden aan te vullen en soldaten af te lossen.
Deze weg liep vlak achter het front dat zich in de zone vlak voor het Rijndal lag. Het is daarbij goed om te beseffen dat Duitsland voor de Eerste Wereldoorlog iets groter was dan het nu is en Frankrijk een stukje kleiner. Duitsland had namelijk in de oorlog van 1870 een groot deel van Elzas en Lotharingen van Frankrijk afgepakt. De grens lag aan het begin van de Eerste Wereldoorlog dus westelijker over de bergrug waar de Hohneck op ligt. Het front lag iets oostelijker omdat de Fransen in tegenstelling tot het noordelijke front hier bij het begin van de oorlog de aanval hadden gekozen. Zoals veel aanvallen in dit bizarre conflict was ook deze doodgelopen en hadden beide legers zich ingegraven op de steile hellingen die het Rijndal markeren.
Het weer
Het weer speelt een belangrijke rol in de bergen en dat is niet anders in de Vogezen. De eerste keer dat wij de de Elzas bezochten was het begin mei en heeft het een week geregend. Dat is an sich niet erg in deze streek want er is genoeg te doen waar je geen goed weer voor nodig hebt. Maar op de Route des Crêtes was het zicht toen minder dan vijftig meter en dan is er niet veel meer te zien dan asfalt met een rij bomen ernaast.
Omdat we ons niet lieten kisten door het slechte weer hebben we nog wel een poging gewaagd en zijn we naar het Lac Vert gereden. Dit kleine meer is te zien vanaf een uitkijkpunt op een paar honderd meter vanaf de weg. Je komt er na een kleine leuke wandeltocht door een vreemd landschap dat een beetje op onze heide lijkt. Eenmaal op het uitzichtpunt zagen we helemaal niets, of eigenlijk niets anders dan een grijze wolk.
Vijf jaar later was het zicht veel beter en lachte het Lac ons toe. Niet alleen het Lac maar heel de Route des Crêtes trakteerde ons op prachtige vergezichten over mooie landschappen. De weg loopt in het noorden door donkere bossen maar eenmaal hoger veranderen de bossen in een heide-achtig landschap maar dan met bergen met hier en daar een meertje. Deze meren zijn een overblijfsel van de ijstijd en dat geldt ook voor de ronde toppen van de bergen. Enorme gletsjers van kilometers dik hebben de bovenkant van dit gebergte afgeschuurd en toen het eenmaal warm werd bleven er mooie ronde toppen over. Vandaar de naam van deze bergen; ballons. In de dalen, die hier en daar heel steil zijn, vind je trouwens de oorspronkelijke punten van de bergen in vorm van grote bergen steen.
Grens met Duitsland
De Vogezen vormde in het verleden een natuurlijke barrière tussen Duitsland en Frankrijk die dankzij het strenge klimaat, in de winter kan het hier heel koud zijn, moeilijk begaanbaar was. Tegenwoordig vermaken we ons ook in de winter prima in de bergen en zijn er tal van skigebieden te vinden in de Elzas. Het stelt niet heel veel voor in vergelijking met de Alpen, maar je kan er toch leuk naar beneden glijden.
Het strenge klimaat was voor ons ook de reden om de Route des Crêtes in die vakantie in mei te laten voor wat het was want de regen begon een paar kilometer later bij de parkeerplaats bij de Hohneck te veranderen in sneeuw. In de winter is de Route des Crêtes dicht en wordt een deel een langlaufparcours terwijl over andere delen skiërs over de weg naar beneden komen.
Ook een paar jaar later tijdens een nieuw bezoek aan de Elzas was het in eerste instantie niet beter. Het was herfst en de zon lachte ons toe in het Rijndal. Opgetogen reden we naar boven waar helaas een groot deel van de Route des Crêtes in de wolken lag. Gelukkig had de zon die dag nog voldoende kracht om in de middag de bewolking weg te branden waardoor wij uiteindelijk op de Grand Ballon werden getrakteerd op een prachtig panorama. In het westen zie je de Vogezen en kijk je zo Frankrijk in, in het oosten ligt het Rijndal met daarachter het Zwarte Woud. Bij helder weer, en dat hadden wij, zie je in het zuiden de hoge alpen als een enorme vesting met de Mont Blanc als rechter wachttoren.
Monpazier: het mooiste vestingstadje van de Périgord ****
De machtsbasis bevond zich in het zuidwesten van Frankrijk met Bordeaux als belangrijkste stad. Om dit gebied te verdedigen stichtte Edward een aantal kastelen en versterkte dorpen. In Monpazier is dat volgens een strak plan uitgevoerd. Het dorp heeft een rechthoekige plattegrond van 400 bij 220 meter.
Alle huizen even groot
De straten lopen evenwijdig aan de lange zijde en worden gekruist door vier dwarsstraten. Het hele dorp bestaat uit rechthoekige blokken waar alle huizen oorspronkelijk even groot waren. Bij het wandelen door het dorp geeft deze strakke indeling toch een vreemd gevoel. Deze strengheid hoort niet bij een Franse dorpje. Ik had dat gevoel ook bij het nieuwe gedeelte van Carcassonne en Villefranche de Conflent.
Voor de veiligheid waren tussen de huizen brandgangen zodat vuur moeilijker over kan springen. Deze brandgangen zijn nog goed te zien op het centrale plein. De Place des Cornières is bijzonder aardig en wordt omringt door huizen die tussen de middeleeuwen en de zeventiende eeuw zijn gebouwd. De arcades onder de huizen zie je meer in de het zuidwesten van Frankrijk en geeft een plein een eigen charme. Midden op het plein is een houten markthal te bewonderen. Vlakbij het plein staat de kerk die in de dertiende eeuw is gebouwd en daarna nog een aantal keren is verbouwd.
Tot slot is een bezoekje aan de Office du Tourisme nog de moeite waard. Hier is een kleine tentoonstelling over de geschiedenis van de Bastides ingericht , inclusief schaalmodellen en archeologische vondsten.