Het kasteel van Chambord *****De parel van de Loire vallei
Het kasteel van Chambord ligt in een enorm park in de buurt van de de stad Blois in de Loire vallei. In deze omgeving zijn enorm veel kastelen te vinden maar Chambord is veruit de grootste, de indrukwekkendste, de duurste en misschien ook wel de mooiste van de streek. Het is zo groot dat in Frankrijk alleen de kastelen van Versailles en Fontainebleau groter zijn. En het is nog niet eens af.
De vraag is waarom het eigenlijk zo groot is. Dat heeft een aantal redenen maar de belangrijkste is dat de Franse koning zich het kon veroorloven, hij een groot ego had en dat ook graag wilde laten zien aan de wereld. Om te begrijpen waarom hij dat wilde moeten we terug naar Frankrijk aan het begin van de vijftiende eeuw.
- Bezoek het dak
- Wandeling rond om het kasteel
Geschiedenis van Chambord
Frankrijk was toen veel minder een eenheid dan wij nu zijn gewend en de Franse koning was slechts één van de vele edelen die Frankrijk probeerde te besturen. Zo was de Hertog van Bourgondië in die tijd druk een eigen rijk te bouwen waar bijvoorbeeld het rijke Vlaanderen en de Nederlanden deel van was.
In 1515 kwam er echter een nieuwe koning op de troon met een groot ego die de macht langzaam naar zich toe trok. Dat deed hij door gebieden te onderwerpen, zo kwam de Auvergne voorgoed bij Frankrijk, en door een beter overheidsapparaat te ontwikkelen. Hierdoor werd Frans I voor het besturen van het land minder afhankelijk van de adel en kon hij bovendien efficiënter belastingen innen.
De edelen waren natuurlijk ook niet gek en om die onder de duim te houden reisde de koning bijna voortdurend rond in zijn land. In die zin was zijn macht heel persoonlijk, zoals die van de middeleeuwse vorsten. Maar hij deed meer. Zo organiseerde hij vaak een feestje, netwerkborrels zouden we nu zeggen. Was niet je op deze feestjes, dan hoorde je er niet bij. De allerleukste feestjes waren de jachtpartijen die soms dagen duurden.
Feestjes van de koning
En hier komt Chambord om de hoek kijken want dit enorme kasteel is helemaal niet bedoeld om te wonen of te regeren, het is ontworpen en gebouwd om leuk feestjes te geven. De omvang van het kasteel geeft je dan ook direct een gevoel hoe groot die feestjes van de koning waren. Keizer Karel V, de man met het rijk waar de zon nooit onder ging, was getuigen van z’n partijtje en was diep onder de indruk van Chambord.
Feestjes worden trouwens nog steeds gegeven in Chambord zoals in de onderstaande video laat zien. Ze kan lekker draaien trouwens.
De feestjes van de koning destijds waren wel wat groter dan die op deze video. Om alle gasten goed te huisvesten heeft het kasteel 440 kamers en vertrekken, 385 haarden met bijna elk hun eigen schoorsteen en meer dan duizend ramen. Voor de gasten moest wel duidelijk zijn wie er de baas was, is zo’n beetje overal het wapen van Frans I, een salamander, of de letter F aangebracht.
De ambitie achter de bouw is misschien nog wel groter dan het gebouw zelf. De kleine burcht die hier eerst stond lag in de middle of nowhere aan een zijrivier van de Loire. De burcht ging tegen de vlakte om plaats te maken voor een nieuw kasteel maar dat moest natuurlijk wel een beetje leuk in de omgeving staan. En dus werd er een kanaal gegraven en een ruim park aangelegd.
Koning Playboy
Frans I deed zijn naam eer aan want hij is de personificatie van wat wij nu als een Fransman zien; hij hield van lekker eten en drinken, jagen, kunst, muziek, feestjes en bovenal vrouwen. Hij was de Mick Jagger van de zestiende eeuw en heeft volgens schattingen met meer dan duizend vrouwen het bed gedeeld. Al die vrouwen vielen niet alleen voor zijn functie want de man zag er goed uit, was zeer hoffelijk en bijna twee meter lang. Dat laatste maakt hem weer niet typisch Frans trouwens.
Frans I was tijdens zijn leven, en zelfs nu nog, zeer populair in Frankrijk en wordt gezien als één van de grote koningen. Onder zijn leiding bloeide Frankrijk weer op en werd het de dominante macht in Europa. Met het bouwen of verbouwen van grote kastelen zoals Fontainebleau, het Louvre, Amboise en Blois werd hij een trendzetter. Na hem hebben alle koningen, maar ook veel presidenten, hun stempel op het land willen drukken met grote bouwprojecten. Chambord is in het bouwportfolio van Frans I ongetwijfeld de belangrijkste.
Ondanks alle moeite was het kasteel niet een onverdeeld succes. Frans I overnachtte slechts 72 keer in zijn jachthuis. De kamers waren zo groot dat ze niet warm te stoken waren en dus werd het kasteel alleen in de zomer gebruikt. En zelfs dan kon het hier behoorlijk onaangenaam zijn. Het complex lag midden in de moerassen en de overlast van insecten moet enorm zijn geweest.
Tot slot lag Chambord redelijk ver weg van de bewoonde wereld en was het organiseren van een feestje met honderden gasten een logistieke nachtmerrie.
Aanrijden
Wij bezochten het kasteel een paar keer en steeds was ik onder de indruk. De route naar het kasteel is al geweldig. Bij ons eerste bezoek waren met de fiets en dat gaf nog net iets extra omdat je dan het gebouw veel langzamer ziet opdoemen. Het hele domein is omringt door een 32 kilometer lange muur waardoor je het kasteel al kilometers van te voren wordt aangekondigd.
De weg is kaarsrecht en loopt door een uitgestrekt bos met hier en daar een observatiepunt waar je wild kan spotten. Kennelijk is het de koning niet gelukt om al de herten en zwijnen hier te bejagen. Vooral de weg vanaf Blois is prachtig omdat de bomen een soort groene tunnel vormen waar je aan het einde de torens van het kasteel ziet.
Eenmaal bij het kasteel aangekomen ontvouwt zich een landschappelijk en architectonisch schouwspel. Op een enorme open plek met grote grasvelden en kanalen staat het pronkstuk van Frans I te schitteren. Van alle kastelen die ik heb gezien is de ligging van Chambord de meest indrukwekkende.
Het gebouw zelf is breder dan hoog en voelt daardoor nog groter. Daarbij geeft de specifieke vorm het kasteel een uniek karakter. De verdiepingen hebben weliswaar ronde vormen maar zijn verder somber en streng uitgevoerd en vormen zo een rustige basis. Precies zoals de Renaissance bouwkunst dat voorschrijft.
Deze regelmaat wordt compleet losgelaten op het dak. De vormen van het dak zelf zijn nog wel rustig maar de hoeveelheid versieringen zijn dat absoluut niet en de nog de geest van de gotiek. Dakkapellen, schoorstenen en andere bouwsels vormen een kakofonie van vormen en lijken compleet te breken met het strenge ritme de verdiepingen.
Je zou denken dat deze twee stijlen met elkaar zouden vloeken maar vreemd genoeg is dat niet zo. Sterker nog het versterkt elkaar en vormt een mooi geheel. Het is een beetje het effect van een strakke taart die rijkelijk is versiert aan de bovenkant. Dat ziet er ook aantrekkelijk uit.
Het contrast tussen Renaissance en gotiek komt ook terug in de vorm van het gebouw. Als je er voor staat besef je eigenlijk niet hoe klassiek de plattegrond eigenlijk is. Het hoofdgebouw is gemaakt als een klassiek donjon van een kasteel zoals het al eeuwen in Frankrijk werd gebouwd. Daarom heen strekken zich vleugels uit zoals de verdedigingsmuren van een burcht.
Symmetrie
Het ontwerp van het donjon zelf doet helemaal eer aan het Renaissance ideaal. De plattegrond is voor een groot deel symmetrisch met in het midden de beroemde dubbele spiraaltrap waarvan het bijna zeker is dat Leonardo da Vinci bij het ontwerp een rol heeft gespeeld. Het gebouw is heel logisch ingedeeld met op elke verdieping op elke hoek een appartement.
Het vreemde is echter dat als je binnen bent het in het begin allemaal heel overzichtelijk en logisch is. Maar op een één of andere manier verlies na een tijdje je dit overzicht. Het kasteel heeft zo veel kamers, zalen en gangetjes dat je onherroepelijk je oriëntatievermogen verliest en niet meer weet hoe het in elkaar zit. Een ervaring die je ook hebt in een gotisch middeleeuws kasteel.
Het interieur van het kasteel is niet meer origineel. Tijdens de revolutionaire jaren na 1789 paste een kasteel als dit net als de adel zelf niet meer in Frankrijk. De inboedel werd verkocht of gesloopt maar het kasteel zelf bleef gespaard. Het bleek te groot en daarom te duur om te slopen en dus bleef het staan.
In de negentiende stond Chambord voornamelijk leeg. Wat moet het leuk zijn geweest om in die tijd het kasteel te bezoeken en om in lange verlaten gangen en ruimtes te lopen.
Frans nationaal bezit
In de Eerste Wereldoorlog kwam Frankrijk erachter dat het kasteel in handen was van een edelman die vocht voor de vijand. Nationaliseren die handel was de gedachte. Dat bleek juridisch niet zo eenvoudig maar uiteindelijk kwam het toch in handen van Franse Staat en werd begonnen met het herstel om uiteindelijk een museum te worden.
In de Tweede Wereldoorlog was het kasteel bijna ten onder gegaan toen een aangeschoten Amerikaanse B-24 bommenwerper vlakbij neerstortte. Als het vliegtuig zich in het gebouw had geboord dan was de kunsthistorische ramp niet te overzien geweest omdat een groot deel van de collectie van het Louvre in Chambord was ondergebracht.
Het herstellen van het interieur is voor een deel gelukt. Zo zijn er twee prachtige koninklijke slaapkamers en erg mooie wandtapijten te bewonderen. Helaas geldt dat niet voor alle kamers maar daar zijn er ook heel veel van. Het viel mij op dat veel grote zalen vrij kleine deuren hebben. Bijzonder is wel de kamer van Lodewijk XIV die hier ook graag kwam jagen.
Dubbele spiraaltrap
Hoewel de kamers en zalen bijzonder mooi zijn hebben ze bij mij toch niet de meeste indruk gemaakt. Die eer ging toch naar de centrale dubbelde trap waar je heel goed moet kijken om te zien hoe het nu in elkaar zit.
Trap van Da Vinci
Het zijn twee spiralen die in elkaar zijn gedraaid. Hierdoor hoefden de gasten van de koning niet de vertrekkende gast die afdaalde niet voor te laten gaan. Omdat de hele constructie open is konden ze elkaar wel zien.
Ooit heb ik mij laten vertellen dat het idee van de trap van Leonardo da Vinci is die het had bedacht als plattegrond voor een bordeel in Florence. Maar later is het ook gebruikt bij andere gebouwen al kan ik alleen de parkeergarage van De Bijenkorf in Amsterdam opnoemen. Technisch een interessant gebouw maar toch zeker niet het hoogtepunt van de Nederlandse architectuur.
Da Vinci, die op het einde van zijn leven in Amboise woonde, vond trappen heel interessant en maakte zelfs een studio naar vier trappen die in elkaar waren gevlochten. Natuurlijk wilde Frans I die hebben maar dat bleek hier toch niet haalbaar. Het zijn er uiteindelijk dus maar twee geworden.
Het tweede wat mij is bijgebleven is het dak, daar kan je namelijk op en het is indrukkend in alle opzichten. Het is doolhof van kleine bouwsels waarvan de grootste de eerste spiraaltrap bekroond. Het is heel erg leuk om hier te lopen en je komt ogen te kort om alle details in je op te nemen en dan heb ik het nog niet eens over het uitzicht want dat is ook niet verkeerd.
Drukte: wanneer bezoeken?
Chambord is één van de grote toeristische trekpleisters in de Loire vallei en het kan hier ontzettend druk zijn. Nu kan het gebouw wel wat mensen herbergen maar als je binnenkant wilt zien moet je jezelf voorbereiden op een stevige drukte.
Wie niet per se naar binnen wilt kan prima een wandeling om het kasteel maken want uiteindelijk is de buitenkant van het gebouw indrukwekkend genoeg. Neem een een gevulde picknicktas mee en geniet tijdens een hapje en een drankje van het prachtige kasteel en zie hoe de mensenmassa zich naar binnen wurmt. Ook een bootje huren om door het kanaal te varen behoort tot de mogelijkheden maar aangezien die redelijk rechttoe rechtaan is, lijkt mij dat voor de gemiddelde Nederlander nogal saai.
Kasteel in de nacht
Helemaal mooi is om ’s avonds het kasteel te gaan bekijken. Je kan er dan helemaal niet meer in maar het gebouw wordt als het donker fraai verlicht en dat is de moeite waard.
Gedurende het jaar worden er trouwens allerlei activiteiten georganiseerd en voordat je je bezoekt plant doe je er goed aan om hun site even te bekijken of er niet toevallig iets is. Zo kwamen wij hier ooit in het voorjaar toen er de moeder der brocante markten werd georganiseerd. Leuk natuurlijk maar je komt er dan niet in. Ik zag zelfs dat je hier kan trouwen, al lijkt mij dat wel een prijzige bezigheid.
Wil je naar binnen, en daar zijn goede redenen voor, ga dan vroeg. Wij kwamen ooit uit het zuiden en hadden na veel fileleed een overnachting in Blois en stonden zodoende de volgende ochtend om 9.00 uur voor de poort hier. Dan is het nog wel te doen. Wij reden uiteindelijk om 12.30 weg en waren ’s avonds weer thuis.
Maar nog veel beter is om Chambord te bezoeken in het voor- of naseizoen. Ook dan is het druk maar veel beter te doen en je ziet veel meer als het iets rustiger is. Een midweekje in de Loire-streek in de lente of herfst is dan ook een echte aanrader. Er is hier genoeg te doen en de streek heeft een uitstekende keuken met lekkere witte wijn.
Video van Het kasteel van Chambord
Beelden van Het kasteel van Chambord
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Het kasteel van Chambord en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Het kasteel van Chambord
Kasteel van Chenonceau: Elegantie met een rijke geschiedenis *****
Geschiedenis als leidraad van bezoek
In dit artikel volg ik de geschiedenis om zo het complex te bespreken. Dit kan makkelijk want het complex ligt er chronologisch bij; je komt eerst het oudste gedeelte tegen loopt vervolgens naar het op één na oudste deel etc. Ik hoop hiermee een extra dimensie te geven aan jouw bezoek aan het kasteel.
Al in de elfde eeuw zijn er bronnen waar het kasteel wordt genoemd maar het verhaal van Chenonceau begint echt in de eerste helft van de vijftiende eeuw. Het is de plaatselijke heer Jean II Marques die het kasteel herbouwd. Herbouwd? Ja want het was een jaar of tien eerder platgebrand omdat de familie Marques zich schuldig had gemaakt aan opruiing. Hoe en wat precies ben ik niet achter gekomen maar het is duidelijk dat het ruige tijden waren.
Jean doet het echter beter dan zijn voorouders en is dikke vrienden van koning Karel VII. Deze koning wist na een moeizaam begin, Jeanne d’Arc moet hem naar Reims begeleiden voor zijn kroning, de Engelsen uit Frankrijk te jagen en zijn macht als soeverein te verstreken. Hij weet stapje voor stapje zijn vazallen te temmen waardoor hij de belastingen kan hervormen en zo de basis legt voor absolutisme van Lodewijk XIV twee eeuwen later.
Kasteel en watermolen
Maar terug naar het verhaal van Chenonceau. Onze Jean Maques speelt een bescheiden rol in deze hervormingen en wordt zo een rijk man. Hij bouwt een kasteel in laatgotische stijl waarvan de toren er nog staat. Het stond niet in de rivier maar op de oever ervan, iets voor het huidige kasteel. Vlak achter het kasteel staat dan een watermolen.
Helaas voor de familie Marques bleek de rijkdom van Jean niet voldoende en werd het kasteel een kleine eeuw later verkocht aan Thomas Bohier. Hij was het hoofd van de belastingdienst in Normandië. Dat was een rijke provincie en dus was Thomas ook vermogend waardoor hij zich wel een verbouwing kon veroorloven. In 1513 gingen het kasteel en de molen tegen de vlakte waarbij de fundering van de molen in de rivier werd gebruikt om een fraai nieuw kasteel te bouwen, helemaal volgens de laatste trends.
Eén van de torens van het gebouw werd niet gesloopt en die staat er nog steeds. Het was toen in de mode om dat te doen want zo kon je laten zien dat het nieuwe optrekje van de familie wel degelijk oude roots had. De losse toren die er nu staat markeert goed waar het oude kasteel heeft gestaan.
Renaissance paleisje
Het nieuwe kasteel bestaat uit een vierkant gebouw met op de vier hoeken een torentje. Deze symmetrie wordt verbroken door de kapel en de bibliotheek maar dat zie je niet als je ervoor staat. De strenge vormen komen ook terug in de plattegrond waar de ruimtes allemaal even breed zijn en allemaal grenzen aan de gang die precies in de midden van het gebouw ligt.
De Italiaanse Renaissance laat zich hier duidelijk gelden waar architecten als Palladio meesters waren van de symmetrie. Toch zie ook nog duidelijk de invloed van de gotiek hier. Deze ‘middeleeuwse’ bouwstijl is vooral nog te zien in de decoraties.
Prachtige voorgevel
De voorgevel is gemaakt om de bezoekers te imponeren en slaagt daar vijf eeuwen na de bouw nog steeds goed in. Het heeft twee verdiepingen met daarboven typische Renaissance dakkapellen zoals je die ook tegenkomt in Amboise en Azay-le-Rideau. Hoewel het kasteel een soort van ophaalbrug heeft is het duidelijk dat je hier niet te maken hebt met een militair gebouw maar meer met een paleis.
Het ziet er allemaal erg indrukwekkend uit als je er voor staat. Neem even de tijd om je ogen de kost te geven want het kan hier zo druk zijn dat je automatisch meeloopt met de meute die naar binnen wil. De voorgevel is daar te mooi voor en niet alleen omdat die best groot is maar vooral omdat het de juiste verhoudingen heeft.
Bescheiden interieur
Ga je door de deur dan besef je dat het helemaal niet zo’n groot kasteel is. De gang is wel redelijk breed maar het is een beetje villa in het Gooi heeft een grotere entree. Toch is formaat niet alles want deze gang heeft een prachtige plafond met kruisgewelven en wederom de juiste verhoudingen.
Links en rechts van de gang bevinden zich de andere ruimtes. De kapel en de bibliotheek grenzen niet aan aan de gang maar zijn bereikbaar via de kamers aan de linkerkant. Deze zijn niet zo heel groot maar zeker wel interessant en zijn er mooie wandtapijten en een aantal bijzondere fraaie schilderijen te bewonderen.
Aan het einde van de gang is nu een deur naar de grote galerij maar die heeft er niet altijd gezeten en was hier oorspronkelijk een raam waar je over de rivier keek. De beroemde galerij is niet dan ook niet gebouwd door Thomas Bohier maar door Diana van Poitiers.
Diana van Poitiers
Zij kreeg in het kasteel in handen namelijk in handen nadat Bohier werd meegesleept in een corruptieschandaal en het moest verkopen aan koning Frans I. Zijn opvolger, Hendrik II, schonk het vervolgens aan één van zijn favoriete maîtresses; Diana van Poitiers. En nu wordt het verhaal van Chenonceau pas echt leuk.
Deze Diana had in de opvoeding van de koning een grote rol gespeeld. Ze werden later later ook geliefden en kregen zelfs een kind. Nu had de koning wel meer maîtresses maar Diana was meer dan dat want ze had zeker ook politieke invloed. Dit in tegenstelling tot de koningin en haar nicht Caterina dei Medici. Je hoeft maar weinig inbeeldingsvermogen te hebben dat Caterina hier niet blij mee was en dat zou later ook blijken.
Verbouwing
Ondertussen was Diana blij met haar nieuwe kasteel had grote bouwplannen. Ze liet daar geen gras over groeien en in 1556 was het ontwerp van een brug over de Cher met een dubbele galerij klaar en begon de bouw. Daarnaast liet zij aan de voorkant van het kasteel een prachtige tuin bouwen en die is er nog steeds aan de rechterkant (als je er voor staat).
Helaas voor Diana heeft ze niet lang kunnen genieten van haar kasteel. In 1559 raakte Hendrik II ernstig gewond bij een steekspel ter ere van de net getekende vrede met het Spanje van Philips II, die wij natuurlijk kennen in Nederland. Een smeuïg detail is dat hij tijdens dit toernooi de kleuren van Diana droeg. De schrijver van Games of Thrones zou het niet beter verzonnen hebben.
Zoals een Medici betaamt zag Caterina hier haar kans om de macht naar zich toe te trekken. Zij zorgde ervoor dat Diana de koning niet meer kon bezoeken en zette zo haar rivaal buitenspel. Het drama was compleet toen de vorst na een week of twee bezweek aan zijn verwondingen. De oudste zoon van Caterina en Hendrik II was slechts vijftien jaar en besteeg de troon als Frans II.
De nieuwe koning was net oud genoeg om zonder regent te regeren. Dat ging echter niet van een leien dakje. Er waren grote spanningen tussen Hugenoten en katholieken en de koning wist ter nauwe nood te ontsnappen van aan ontvoering. Frans II had echter een zwakke gezondheid en stierf aan de complicaties van een oorontsteking anderhalf jaar later. De jongere broer volgde hem op op een leeftijd van tien jaar. En zo werd zijn moeder Caterina toch de machtigste vrouw van Frankrijk.
Kasteel afpakken
Dat laatste heeft niet zo veel te doen met het kasteel van Chenonceau maar ik vond het toch wel aardig om te vertellen hoe Caterina de macht greep. Vlak na de dood van haar man Hendrik pakte ze het kasteel af van Diana van Poitiers.
Die moest maar gaan wonen naar het nabij geleden kasteel van Chaumont maar Diana vertrok al snel naar een kasteel in Anet waar ze tot haar dood woonde. Om het verhaal helemaal af te maken heeft recent onderzoek aangetoond dat ze mogelijk is overleden aan het goud dat ze innam om jonger te blijven. Het verhaal van dit kasteel zit vol met bizarre details.
Galerijbrug
Maar terug naar het kasteel. Nadat de bouw tien jaar had stil gestaan werd in opdracht van Caterina de werkzaamheden hervat aan de brug en ontstond de prachtige galerij over de rivier. Natuurlijk werden de oorspronkelijke plannen een beetje aangepast, maar over het algemeen is het idee toch hetzelfde gebleven. Als je deze aanbouw binnenkomt is het je onmiddellijk duidelijk dat dit is een andere stijl is.
De galerij is lang en het eerste wat mij opviel waren de zwart en witte tegels op de vloer die een beetje een psychedelisch effect hebben. Als je daarmee aan gewend bent dan valt het op dat dit gedeelte veel minder rijk versierd is, het doet zelfs een beetje somber aan. Hier ligt de nadruk nog meer op vormen en verhoudingen en dat is bijzonder goed gelukt. Daarbij heeft de zaal, net zoals de burgerzaal in het Paleis op de Dam, aan twee kanten licht en dat is bijzonder fraai.
Prima feestzaal
Je kan je goed voorstellen hoe het hier geweest moet zijn bij een flink feest. Dames en heren in hun zondagse kleding, er klinkt muziek, er wordt gedanst, er wordt gedronken en in de nissen gebeuren al helemaal dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Kortom gewoon een goede feestje.
In de twintigste eeuw heeft deze lange zaal nog een bescheiden rol in de geschiedenis gespeeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende het als militair ziekenhuis. Tijdens in de Tweede Wereldoorlog vormde de brug de grens tussen het bezette gebied en Vichy Frankrijk, het deel dat werd geregeerd door een Duitsland gezinde Franse regering. De overdekte brug leende zich uitstekend voor het smokkelen van vluchtelingen en dat is ook veel gebeurd.
Na Caterina houdt het grote verhaal van Chenonceau op is het gebouw niet heel veel meer veranderd. Dat was eigenlijk helemaal niet de bedoeling want er lagen plannen om het veel groter en dramatischer maken. Het zou tien keer zo groot worden met een flinke uitbreiding aan de andere kant van de oever.
Dat het kasteel niet af is, is goed te zien aan de andere kant van de rivier. Daar kom je door de lange zaal helemaal door te lopen waarna je redelijk plots buiten staat op een wat verlaten plek. Het kasteel wordt afgesloten door een bijna blinde muur en de laatste peiler ziet eruit alsof de bouwvakkers aan het lunchen zijn en zo weer verder gaan werken. De oever is te bereiken via een kleine ophaalbrug. Ik kreeg op deze plek het gevoel dat ik achter de coulisse van een theater keek.
Het is de moeite waard om naar de andere kant te gaan en even stroomopwaarts te lopen want hier heb je een prachtig uitzicht op het kasteel.
Keuken
Eenmaal terug maak je de oversteek een niveau lager. Op deze verdieping bevinden zich allerlei kamers waar de keuken het meeste indruk op mij heeft gemaakt. Hier staan nog veel apparatuur en je krijgt de indruk dat het zo weer in gebruik genomen kan worden.
Bijzonder is het systeem waar kippen en ander gevogelte worden gegaard. Voor de haard staat drie lange spiesen opgesteld die langzaam kunnen draaien dankzij een briljant mechanisme dat wordt aangedreven door een gewicht dat buiten boven de rivier hangt. Het doet een denken aan de manier hoe een Friese staartklok werkt.
Gorges du Verdon: Grand Canyon in Frankrijk *****
Ik wilde graag een keer terug naar deze fenomenale plek en dat hebben we als gezin ook gedaan. Eerst een dagje vanaf de kust, daarna een week in een gîte in de buurt van Castelane. Ik was een beetje bang dat het zou tegen vallen zoals ik bepaalde films die ik verschrikkelijk goed vond niet nog een keer wil bekijken, The Usual Suspects is er zo één, omdat je bang bent dat het tegenvalt. Of een boek dat indruk maakte niet nog een keer durf te lezen.
Maar het viel helemaal niet tegen. Ondanks dat ik meer dan twintig jaar ouder was, was de Gorges du Verdon zeer indrukwekkend, ik had mij dus niet vergist. De hoge rotsen, de enorme diepte en de wilde natuur maakt deze kloof een buitengewoon spectaculair geologische schouwspel.
De kloof is op veel verschillende manieren te bewonderen en te beleven. Vanaf het water is de gorges prachtig en al naar gelang de mate van sportiviteit kan je kiezen tussen raften, kanoën, waterfietsen of gewoon een bootje.
Wandelend is ongetwijfeld de mooiste manier om de kloof van de Verdon te verkennen. Je hebt verschillende tochten waarvan het Sentier de l’Imbut de bekendste is. Helaas was tijdens ons bezoek net een verschrikkelijke warme week met temperaturen van boven de 35 graden en dat leek ons een beetje te warm voor een intensieve wandeltocht.
Wij hebben dus maar de auto gepakt en dat was in de hitte goed te doen. Met de fiets kan ook prima maar het is best een zware rit waar je af en toe stevig moet klimmen. Nu fiets ik graag in Nederland maar deze route zou voor mij te zwaar zijn om nog een beetje van de om het landschap te kunnen genieten. In het hoogseizoen moet je daarbij ook nog eens goed uitkijken want de smalle wegen zijn dan redelijk druk met toeristen en die zijn niet allemaal gewend aan fietsers in het verkeer.
Wij hebben de kloof een aantal keren gereden en wij vonden de zuidelijke route vanaf Castellane naar het Lac de Sainte-Croix het mooist. De opbouw van deze route is fantastisch en je hebt het voordeel dat je aan de kant van het dal rijdt waardoor de passagiers perfect uitzicht hebben. Rij je liever langs de bergkant dan kan je beter vanaf Castellane de noordkant nemen en terug via de zuidelijke route. Start je van het Lac de Sainte-Croix of Moustiers-Sainte-Marie dan begin je met de zuidkant.
Start: Castellane
Het eerste stuk van Castellane over de D952 (volg bord ‘Gorge du Verdon’) is mooi en voert je langs de rivier. In het begin zijn er nog wel bomen maar het landschap wordt steeds ruiger en de kaler; een voorproefje van wat er gaan komen.
Wandelen
De beste manier om de Gorges du Verdon te verkennen is ongetwijfeld te voet. Er zijn verschillende routes waarover je uitgebreide informatie kan krijgen in de Office du Toerisme of de informatiepunten in het park. De meest bekende zijn de Sentier de l’Imbut die je leidt naar de stroomversnellingen in de Verdon en de Sentier Blanc Martel. Die laatste is veertien kilometer lang en laat je de mooiste plekken langs de rivier zien. Daarnaast zijn er nog tal van andere tochten waaronder ook een aantal voor onervaren wandelaars. Zorg voor goede schoenen, spullen, eten, drinken en check altijd het weerbericht voor je vertrekt. Wandelen in de bergen is iets anders dan in een polder.
Na twaalf kilometer sla je linksaf richting Comps, steek je de rivier over en volg je de D955. De weg begint nu te stijgen en na een kilometer of zes sta je voor de keuze om af te slaan richting Trigance of door te rijden naar Comps-sur-Artuby.
Voor allebei de routes is wat te zeggen. Trigance is een prachtig dorp met een kasteel dat tegen een rots is gebouwd en dat nu een hotel-restaurant is. Je kan daar dus een hapje eten maar dat hebben wij niet gedaan. Het dorp is tevens een startpunt van wandelpaden waaronder een bijzonder botanische route. Wil je picknicken en heb je nog geen brood dan kan je dit in dit dorp inslaan want er is boulangerie en een kleine kruidernier voor de kaas.
Kapel van Tempeliers
Een bakker vind je ook op de andere route in Comps-sur-Artuby. Dit plaatsje is iets minder schilderachtig dan Comps maar dat wordt goedgemaakt door een gotische kapel die bovenop een rots is gebouwd door Tempeliers. Sinds Dan Brown is dat lekker spannend.
Hiervoor zet je de auto bij de kerk waarna je een klein stukje te voet moet klimmen. Als het niet te warm is dit een perfecte plek om te picknicken waarbij je gelijk kan genieten van een fraai uitzicht. Ik spreek uit ervaring!
Vanaf Comps-sut-Artuby namen wij de weg D70 maar niet nadat we gebruik hadden gemaakt van het openbaar toilet bij de splitsing want dit is zo’n beetje de laatste plek waar je de druk op de blaas kan verminderen.
Balcons de la Mescla
De eerst volgende stop is het Balcons de la Mescla. Hier heb je een prachtig uitzicht op de Verdon en daarvoor moet je de auto uit. De eerste parkeerplaats komt redelijk onverwacht en als je die mist hoef je niet hard op je rem te gaan staan want honderd meter verder is er nog één bij het restaurant.
Dit is direct één van de mooiste uitkijkpunten van de zuidelijke route. Zoals de naam doet vermoeden zijn hier een aantal kleine natuurlijke plateaus waarvan je recht de kloof in kijkt. Ik ben hier vaker geweest en iedere keer was ik overdonderd van het uitzicht. De Verdon stroomt vier- a vijfhonderd meter onder je door en komt samen met Artuby. Het mooiste uitzicht heb je op het bovenste balkon en dat is even klimmen.
Je kan vanaf dit punt lopen naar de brug over de Artuby, het is een paar honderd meter maar je kan ook de auto nemen en bij de brug parkeren. Je moet toch die kant op en dat is zeker in het vakantieseizoen een goed idee want er kan best wat verkeer zijn en dan is lopen langs de weg misschien niet verstandig.
De weg vervolgt zich en het uitzicht wordt alleen maar beter. Hoewel de wegen lekker slingeren en uitnodigen om de rechtervoet in te drukken is dat hier niet de bedoeling. Hier moet je lekker genieten en snelheid is daarbij een zonde. Om goed van het landschap te kunnen zien hebben de tunnels hier gewoon grote gaten aan de zijkant en dat is zeker voor de passagiers zeer aangenaam. Net na de tweede tunnel is het uitzicht fantastisch. Daar is een smalle strook om te parkeren en als je geluk hebt kan je daar even stil staan. Wij hadden dat helaas niet.
Falaise des Cavaliers
De eerst volgende punt waar je goed kunt stoppen is een kilometer of twee verder nadat de weg je eerst van de kloof weg leidt. Na een forse slinger rij je vervolgens drie kilometer op de rand van de afgrond. In het begin, nog voor het restaurant, is er een goede plek om even te stoppen om recht de kloof in te kijken.
Vanaf deze plek, Falaise des Cavaliers genaamd, kijk je op een aantal stroomversnellingen die met de kano als de van de moeilijkste van de Verdon gelden. Met een beetje geluk zie je hier sportievelingen de kracht van de rivier bedwingen. Het restaurant even verderop heeft een terras met misschien wel één van de mooiste uitzichten van Frankrijk.
Vanaf dit punt is het drie kilometer genieten geblazen over één van de mooiste en spectaculairste wegen van Frankrijk. Er zijn hier tal van stopplekken met bijna allemaal prachtig uitzicht op de kloof en de rivier. Eén daarvan is de Pas de l’Imbut waar je 400 meter boven de rivier staat.
Col d’Illoire
Daarna begint de weg te stijgen en verlaat je de kloof. Dat doet even pijn maar er komt nog wel iets moois. Allereerst bereikt de weg de hoogste punt van de route op bij het Cirque de Vaumale. Met 1.202 meter zie je rivier achthonderd meter onder je slingeren om uit te komen in het Lac de Sainte-Croix dat in de verte zichtbaar is. Vooral aan het einde van de middag is er hier prachtig licht.
Een stukje verder is er bij de Col d’Illoire nog een laatste blik op de rivier. Het meer is nu dichtbij en als het druk is zie je hier de kano’s en bootjes als puntjes op het groene water bewegen. Hierna verlaten we de kloof maar er zijn nog twee mooie toetjes.
Lac de Sainte-Croix
De eerste is het grote stuwmeer van Sainte-Croix. Het blauw van het water valt direct op en vormt met de ruige omgeving een prachtig landschap. Bij Aiguines staat een orientatietafel en heb je mooi uitzicht op de blauwe golven met daarachter het plateau van Valensole. Het meer ligt er vanaf 1975 en het is natuurlijk leuk om te weten dat er een dorpje onder water ligt.
Vanaf het Aiguines daalt de weg snel en als je rechtsaf slaat rij je over de hoge brug vlak voor de indrukwekkende ingang van de kloof. Het water is aanlokkelijk en je kan hier prima een kano of een bootje uren maar gewoon zwemmen is ook heerlijk.
Tot slot mag een bezoek aan Moustiers-Sainte-Marie niet ontbreken. Als kind heb ik met mijn ouders een aantal keren gestaan met de tent en het was dan ook even schrikken hoe populair dit dorp is geworden bij toeristen. Desalniettemin is het een bezoek waard en je kan er bovendien prima eten.
Naast deze route is er natuurlijk ook de noordelijke route langs de Gorges du Verdon. Die is ook prachtig, misschien nog wel mooier en die hebben we ook gereden maar daar ga ik later een ander artikel aan wijden.
Het kasteel van Versailles: de tuin van de koning *****
Misschien niet de makkelijkste opdrachtgever maar aan de andere kant was wel veel mogelijk. Zo zouden er tijdens de bouw van het kasteel en de tuin dagelijks 35.000 mensen aan het werk zijn. Bijna onenige mogelijkheden dus, en dat is ook nu nog te zien.
Fonteinen
De tuin is bekend om zijn fonteinen. Lodewijk was dol op water en in de tuin zijn dan ook een veel fonteinen te bewonderen en allemaal van zeer goede kwaliteit.
Om deze allemaal van water te voorzien werden aquaducten en kanalen aangelegd vanaf de Seine. Een vernuftig stelsel van buizen en pompen zorgt ervoor dat de fonteinen werkt. Wonderlijk genoeg is het hele systeem uit de tijd van Lodewijk XIV voor het grootste deel in tact en voorziet het de fonteinen nog altijd van water.
Het resultaat van de strakke regie van de koning mag er wezen en waar we nog altijd van kunnen genieten. De tuin is formidabel groot, heeft geweldige fonteinen, prachtige beeldhouwwerken, een kanaal, verborgen grotten, waterpartijen, theaters, talloze lusthoven en nog veel meer. Dit maakt het park achter Versailles een perfecte plek om een wandeling te maken.
De tuin bevindt zich vanzelfsprekend achter het paleis en om daar te komen moet je bij het hek door de veiligheidscontrole, daarna hou je links aan om bij de tuin te komen. Deze is zo ingericht dat je automatisch naar het terras achter de achtergevel loopt. Je kan ook direct linksaf naar de Franse tuin en de Orangerie. Dit is een prachtige strenge Franse tuin én overdekte gangen waar ’s winters de kwetsbare planten uit de tuin worden bewaard. Achter de provincieweg ligt één van de grote waterbassins met daarnaast de moestuin van de koning. Deze laatste is nog altijd in gebruik.
De grootste tuin
Met zijn honderd hectare is de tuin van Versailles de grootste paleistuin van Europa. Het park werd in de zeventiende eeuw gebouwd en is ontworpen door André le Nôtre die hiermee een standaard zette. In bijna alle Europese hoofdsteden is wel een tuin te vinden uit de achttiende eeuw die is geïnspireerd op deze tuin. Bij ons niet in Amsterdam maar in Apeldoorn bij Het Loo.
Laat je dit alles links liggen en loop je vanaf de ingang rechtdoor dan kom op het centrale terras achter het paleis en daar heb je het mooiste uitzicht op de tuin. Draai je je om dat zie één van de mooiste gevels van Frankrijk. Vooral het centrale deel waar de spiegelzaal zich achter bevindt, is wonderlijk mooi. De verhoudingen van de barokgevel zijn zeer geslaagd en het beeldhouwwerk is subliem. De meute loopt hier door maar ik zou hier even de tijd nemen want dit is één van de plekken die Versailles zo ontzettend goed maken.
Het terras omvat twee grote vijvers natuurlijk opgefleurd door beelden die de grote rivieren van Frankrijk voorstellen. Leuk spelletje is om te raden welk beeld welke rivier voorstelt. Ik had er twee goed. Bij ons laatste bezoek was het erg koud en lag er een dun laagje ijs op de vijvers. helaas niet genoeg om op te schaatsen maar het was zeker een bijzonder gezicht. Loop je het terras af dan ontvouwd de tuin zich in volle glorie voor je voeten.
De tuin in volle glorie
Je aandacht wordt als eerste getrokken door de grote centrale laan die zich voor je voeten uitstrekt met in het midden het Grand Canal. De as van bijna drieënhalve kilometer wordt omgeven door bos. Vanaf deze plek kijk je naar het westen wat betekent dat de zon onder gaat in het verlengde van de lijnen van de tuin waarbij hij reflecteert in het water van het kanaal.
Het Grand Canal begint op ongeveer 750 meter en ligt lager dan het kasteel. Om daar te komen loop je een brede trap af waarna je in de tuin van Latone (Leto in het Grieks) komt. Latone was een godin die in een boze bui een aantal boeren veranderde in kikkers. Dit verhaal vormt het thema van de prachtige fontein die het midden van dit gedeelte van de tuin staat.
Fontein van Apollo
Latone was de moeder van de Apollo en dat was de favoriete Griekse god van Lodewijk XIV. Natuurlijk heeft deze god zijn een eigen fontein en die ligt tweehonderd meter verder aan het begin van het Grand Canal.
Persoonlijk vind ik dit één van de mooiste fonteinen in het park. Als je hem nadert lijkt het even dat het water te hoog staat. Maar dat is juist de bedoeling want hier komt Apollo om de nieuwe dag aan te kondigen en dat doet hij altijd terwijl hij uit de zee opstijgt.
Loop dus niet zomaar voorbij aan deze beelden maar bekijk ze goed want het is prachtig om te ontdekken hoeveel dynamiek deze beelden hebben. Je hoort bijna de trompetten schellen.
Achter Apollo begint het Grand Canal waar in de tijd van Lodewijk XIV zeeslagen werden nagespeeld. Nu kan je er een roeibootje huren. Wij hebben dat niet gedaan maar het lijkt mij wel leuk om een beetje te dobberen in de grootste vijver van de Franse koning.
Naast roeibootjes is het ook mogelijk om met een ’treintje’ te nemen, zijn er golfkarretjes en kan je er fietsen huren. Dat laatste is misschien wel de beste manier om het park te ontdekken.
Unieke stopplek
Wij zijn een aantal keren in de tuin van Versailles geweest en het was iedere keer fantastisch. In mijn jeugd was ik hier al met mijn ouders maar de eerste keer ‘op eigen kracht’ was als tussenstop op weg naar een gîte bij Blois. Het kasteel ligt namelijk niet erg ver van de snelweg en als je een stop van anderhalf uur of langer plant is het een unieke rustplek en rij je weer fris verder.
Anderhalf uur is veel te kort om de tuin helemaal te bekijken maar dat is helemaal niet erg. Dan blijft er wat over voor de volgende keer. De meest voor de hand liggende plek om je auto te parkeren is voor de deur van het kasteel. Dit kost je wel parkeergeld maar je bent gelijk waar je wilt zijn en dat is wel zo handig.
Lusthoven
Eén van de meest bijzondere zaken van de tuin van Versailles zijn de lusthoven, bosquets in het Frans, die verstopt liggen tussen de hoge heggen. Lodewijk XIV was er dol op en gebruikte deze open plekken voor allerlei activiteiten zoals staatsbanketten, concerten, dansfeesten en theatervoorstellingen. Voor de hovelingen in die tijd was dit verplichte kost en zo liet de koning zijn macht zien.
De meest bekende is misschien wel de balzaal. Dit is een danszaal in de open lucht die is gebouwd als een klein amfitheater waar een derde van de tribunes zijn vervangen voor watervallen. Oorspronkelijk was werd er gedanst op een eilandje maar dat is in de achttiende eeuw verdwenen.
Spectaculair is het watertheater dat aan de andere kant van de centrale laan ligt. Hier vormen een aantal vijvers
Vlakbij dit theater bevindt zich de ‘Grot van Apollo’ die zich qua stijl afwijkt. Zoals de naam al doet vermoeden staat hier een grot in een landschapstuin. Dit lusthof is dan ook later gebouwd toen de Engelse landschapstuin in de mode waren.
Er zijn nog veel meer van dit soort ‘kamers’ in de tuin te vinden. De eerste keer dat we een wandeling maakten door de tuin hadden dit pas door toen we terug liepen vanaf het Grand Canal. Hoewel een mooie verrassing hadden geen tijd meer om ze allemaal te zien.
Naast de lusthoven bevinden zich nog drie zeer bijzondere bouwsels in het park; twee grote paviljoens en een dorpje gebouwd waar de koningin in zich kon terugtrekken van het hofleven.
Deze staan verder in het park en daar is het karakter van de tuin ook anders. Direct achter het grote paleis is alles strak en streng, terwijl achterin er meer een landschap is met weides en stukken bos.
Abbaye de Sénanque: het mooiste klooster van Frankrijk *****
Maar goed dat geldt niet voor dit klooster. Wij zijn er vaak geweest en elke keer keer word ik weer heel blij. De combinatie van het ruige landschap, de droge natuur, de lavendeltuinen en de Romaanse architectuur maakt mij iedere keer weer vrolijk en gelukkig.
Alleen de weg naar het klooster is al een feestje. Vanaf Gordes heb je het mooiste uitzicht op de abdij maar ik vind de weg (D4 en dan D177) vanuit Venasque eigenlijk mooier. Hier rij je door een mooie nauwe kloof en zo krijg je een beetje het gevoel dat je naar een verborgen plek gaat en dat maakt het extra speciaal.
Cisterciënzer klooster
Sénanque is een cisterciënzer klooster en die liggen altijd afgelegen. Dat is geen toeval en het ligt zelfs aan de basis van orde die in elfde eeuw is opgericht. De orde was een reactie op de Benedictijnse kloosters die door succes zich steeds minder richtte op hun geestelijke taken. De cisterciënzers wijzen alle luxe en welvaart af en leven zoveel mogelijk in eenzaamheid. Zo, is het idee, leef je een leven dat het meest lijkt op die van Jezus.
De cisterciënzers kloosters die in de loop van de twaalfde eeuw werden gesticht zijn dus allemaal gebouwd op zogenaamde ‘woeste gronden’; een afgelegen plek en het liefst op grond waar landbouw niet makkelijk is. Deze eenvoudige en harde manier van leven is ook terug te vinden in de architectuur van de kloosters. De kerken en gebouwen van de cisterciënzers hebben bijna geen versieringen maar slechts duidelijke en eenvoudige vormen die samen met de natuurlijke omgeving bijna altijd voor een unieke sfeer zorgt. Het zijn daarom altijd fascinerende plekken. In Bourgondië is ligt bijvoorbeeld Fontenay, dat ook mooi in de natuur ligt.
Voor de sfeer zit je wel goed bij de abdij van Sénanque. Het klooster ligt in een vallei waar ook de parkeerplaats is. Vanaf de parkeerplaats loop je vervolgens tussen de lavendelvelden. Nu ben ik er alleen in de zomer geweest maar met de kleuren en de geur van de bloemen, het silhouet van de bergen met op de achtergrond het klooster lijkt het alsof je in een ansichtkaart loopt. Zeker als het niet heel erg druk is, ’s morgens vroeg bijvoorbeeld, is het een heerlijke ervaring naar het klooster te lopen.
Er wonen nog altijd, of eigenlijk weer, monniken in het complex. Het zijn er niet heel veel maar het is toch mooi dat dit oude gebouw zijn oorspronkelijke functie terug heeft. Al moet ik er persoonlijk zelf niet aan denken om een monnik te zijn.
Bewogen verleden
De geschiedenis van het klooster is behoorlijk roerig met succes, tegenslag, hebzucht, verraad en moord en brand. Tegenwoordig zouden we er een reality soap van maken. Aan het begin van de twaalfde eeuw vestigden zich hier cisterciënzer monniken uit Mazan, leuk stadje trouwens, en dat blijkt een groot succes. De strenge leefregels inspireert veel gelovigen die zich aansluiten of doen een gift. Het klooster groeit snel en herbergt naast monniken ook lekenbroeders die voor de landbouw zorgen. Zo rond 1250 is Sénanque groot genoeg om een tweede klooster te stichten de Vivarais.
Probleem met succes
De rijkdom dat door het succes wordt vergaard is echter een probleem voor een cisterciënzers. Luxe is in strijd van met de strenge leefregels van de orde en dat was juist de reden om de orde op te richten. Het bloed kruipt echter toch waar het niet gaan kan en de bewoners van het klooster vervallen zo nu en dan in een decadent leventje.
Verwoesting
In de zestiende eeuw gaat het goed mis. In heel West-Europa was de religieuze spanning te snijden en ook in Frankrijk staat de boel op scherp. Katholieken en protestanten sloegen elkaar geregeld de hersenen in en ook Sénanque is niet aan dit geweld ontkomen. In 1554 plunderden de Waldenzen het klooster waarbij de boel grondig werd verwoest waarbij de geestelijken werden opgehangen. Zo ging dat toen.
Van dit bloedbad is het klooster eigenlijk nooit meer hersteld. Er gaan wel weer monniken wonen in de abdij maar het wordt er nooit meer zo druk. Aan het einde van de achttiende eeuw wonen er nog slechts twee broeders wanneer de Franse Revolutie uitbreekt. De revolutioneren nationaliseren al het kerkelijk eigendom en Sénanque wordt verkocht aan de hoogste beider. Gelukkig komt het complex in handen van iemand die de boel wil behouden en conserveren.
Halverwege de tweede helft van de negentiende eeuw komen de monniken weer terug en er wordt zelfs een nieuwe vleugel gebouwd. Maar de toekomst van het gebouw ligt niet in het religieuze en dat wordt pijnlijk duidelijk als in 1969 de vijf overgebleven monniken vertrekken. Ze kunnen het complex niet meer onderhouden. Er wordt een huurder gevonden die er een cultureel centrum van maakt. Het gebouw wordt opgeknapt, de tuin aangepakt en er worden concerten gegeven. Het wordt een succes en in 1988 komen zelfs weer de monniken wonen.
De mooiste
Ik vind het klooster van Sénanque één van de mooiste Romaanse bouwwerken en eigenlijk één van de mooiste gebouwen van Frankrijk. Het gebouw zelf, en dan met name het kerkje, is niet zo groot maar heeft perfecte verhoudingen. Daarbij hebben de bouwers gebruik gemaakt van eenvoudige vormen die we nog allemaal kennen uit ons wiskundeboek van de middelbare school. Deze hebben precies de goede grote en zijn vervolgens perfect op elkaar gestapeld. En dat is precies zoals de Romaanse bouwkunst bedoeld is.
Opvallend is dat versieringen niet te vinden zijn. Deze soberheid past heel goed bij de cisterciënzers want die orde schrijft een leven zonder luxe en genot voor. Uitzondering hierop is het kloosterhof waarvan de kapitelen zijn versierd. Voor de monniken moet dit zo’n beetje de enige vorm van entertainment zijn geweest, verder was het vroeg opstaan, hard werken, studeren en vooral veel bidden. Zelf het eten mocht niet te veel vreugde opleveren. Iets wat je je bijna niet kan voorstellen in de huidige Franse cultuur.
Ik weet dat de titel van dit artikel een pretentieus is maar ik wat ik heb gezien van Frankrijk is Sénanque een magische plek waar de eerlijkheid van de Romaanse bouwkunst perfect past in de prachtige omgeving. Als je in de buurt bent moet je jezelf niet te kort doen en deze bijzondere plek bezoeken.
Sainte-Agnès: dorp met uitzicht op de Middellandse Zee *****
Vanuit het dorp heb je dan ook een uitzonderlijk mooi panorama over Menton en de Cap Martin. Het mooie uitzicht en de grens met Italië wijzen op een strategische ligging en dat is militairen niet ontgaan. Vanzelfsprekend heeft Sainte-Agnès een oud kasteel, je bent in een Frans dorp of niet. Deze is alleen te voet te bereiken via een half verharde weg die bij het kerkhof begint. Het is niet echt een lange tocht door de stijging en de staat van het pad is het niet aan te raden voor mensen die slecht ter been zijn.
De tocht is de moeite waard want naast een prachtig uitzicht met oriëntatietafel voert dit pad ook langs een mooie middeleeuwse tuin. Vlak voor het kasteel zit iemand in een klein hokje maar we hoefde niets te betalen om naar binnen te mogen. Voor toeristen was het gratis werd ons gezegd waarna ik vroeg wie ze hier nog meer verwachtte. Daar moest ze hartelijk om lachen.
Het kasteel bleek een veel groter complex dan ik had gedacht. Het strekt zich uit over de gehele top van de berg met op het bovenste punt een dikke donjon. Naast de tuin is het kasteel een slechte staat, het is feitelijk een ruïne waar je half klauterend je weg naar het donjon vindt.
Het dorpje zelf heeft heerlijke steegjes en kleine straatjes waar je lekker kan verdwalen óf zoals in ons geval, genieten van de koele schaduw. Bezoek ook even de plaatselijke Office du Tourisme ze een klein museum hebben ingericht over de streek. Wij werden daar ontvangen door een Vlaamse mevrouw die zowaar deze site kende. Dat voelde als een hele eer waarna ik natuurlijk een praatje maakte die uiteindelijk werd onderbroken door mijn familieleden die buiten langer een half uur stonden te wachten. “Zo is wel genoeg pap!” en daar hadden ze ook wel een beetje gelijk in.
Fort Maginot de Sainte-Agnès
In de meeste dorpen in Frankrijk stopt de militaire geschiedenis in de middeleeuwen maar in Sainte Agnès is dat niet het geval. Het schilderachtige dorp kreeg namelijk tussen de twee wereldoorlogen in nog een belangrijke rol bij de Franse plannen voor het verdedigen van het land.
Wat was het geval? De Eerste Wereldoorlog was wel verloren door Duitsland maar het had zijn kracht niet verloren en dat was Frankrijk niet ontgaan. De vrede die werd opgelegd voelden voor de Duitsers hard en oneerlijk maar eigenlijk viel dat mee. Duitsland had nog steeds een snel groeiende bevolking en de Duitse industrie was na Amerika de sterkste van de wereld. Frankrijk zag dit met lede ogen aan en besefte zich heel goed dat het buurland een grote bedreiging vormde zeker op het moment dat de VS en Engeland zich terugtrokken van het Europese vaste land. Frankrijk werd aan alle kanten voorbij gelopen door Duitsland en daar moest een antwoord komen.
Om Duitsland het hoofd te kunnen bieden bouwde Frankrijk in de jaren dertig van de twintigste eeuw de grootste en duurste verdedigingslinie ooit. Net als een middeleeuwse stad zou Frankrijk door een muur moeten worden beschermd. Dit project staat bekend als de Maginotlinie waar de enorme bunkers in de Elzas en in Lotharingen beroemd om zijn. Fort Hackenberg nabij Luxemburg is het grootste en bekendste voorbeeld van de enorme forten die Frankrijk in die tijd bouwde.
Nooit gebruikt
Minder bekend is dat de Fransen ook hun zuidoost grens wilden beschermen. Italië was in de Eerste Wereldoorlog wel een bondgenoot maar Frankrijk was er niet zeker van of dit bij een nieuw conflict weer het geval zou zijn. Een juiste inschatting bleek later. Om de grens te beschermen werden er op tal van plaatsen in de Alpen grote bunkers gebouwd. Niet zo groot als in het noorden, maar even goed nog van een redelijk formaat.
Om de kustlijn en de grens bij Menton te verdedigen werd er in Sainte-Agnès een bunker gebouwd met groot geschut. En dit bouwsel staat er nog steeds want het is net als zowat de hele Maginotlinie nooit gebruikt. De Duitsers trokken namelijk met tanks in het noorden om de hele verdediging heen en de Italianen verklaarden Frankrijk pas de oorlog toen Duitsland de klus al bijna had geklaard. De bunker is te bezoeken en voor iedereen met interesse voor de geschiedenis van de twintigste eeuw is dat een must.
Yvoire: dorp met uitzicht over het meer van Genève *****
Vanaf de Mont Blanc strekt zich een soort hoogvlakte uit dat zich tot aan het Meer van Genève. Best een aardige omgeving maar het is even schrikken als je gewend bent om de hele dag naar de hoogste alpentoppen te kijken. Halverwege bekroop mij het gevoel van spijt van deze rit. Waarom laat ik het meest spectaculaire landschap van Frankrijk, en misschien wel van Europa, achter mij om een dorp te bezoeken?
Eenmaal aangekomen troffen wij enorme parkeerterreinen waar we wonder boven wonder onze auto achterlieten op een schaduwrijk plekje. De schaduw en het grote parkeerterrein gaf ons een beetje hoop want daar was nog niets van de schoonheid van het dorp te zien. Yvoire is zoals het mooiste meisje van de klas waarvan bescheidenheid niet alleen de schoonheid camoufleert maar ook daar een onderdeel daarvan is.
De pracht van het dorp laat zich pas zien als je de poort door bent. Hier staat je direct in een prachtig straatje vol met middeleeuwse huisjes. De één nog mooier dan de ander. En ja het is er ook heel druk maar dat boeide mij helemaal niet want ik wist dat de autorit niet voor niets was geweest; dit is een mooi dorp!
En het werd alleen nog maar mooier. Yvoire heeft niet alleen prachtige straatjes, het heeft een prachtig kasteel dat met zijn fundering in het meer van Genève staat. Het verdedigingswerk beschikt over een eigen haventje en dat maakt het een perfect decors voor de verfilming van de graaf van Monte-Cristo of zoals mijn dochter opmerkte; “Als ik een locatie voor ‘Wie is de Mol?’ zou mogen uitzoeken zou ik het hier doen.”
Veerboot
Aan de westelijke zijde van het kasteel bevindt zich de grote jachthaven. Hier kan je lekker zitten, een ijsje eten of iets drinken en gewoon heerlijk kijken want er is genoeg te zien. Zeker op de pier heb je prachtig uitzicht op het meer waarop zeilboten het water snijden. Hier kan je ook de veerboot naar Zwitserland nemen die je in 30 minuten naar de Nyon brengt. Wij hebben het niet gedaan.
Aan de andere kant van het kasteel ligt een oudere haven en dat is ook weer zo’n mooie plek waar je uren kan zitten. Vroeger was dit een vissershaven maar tegenwoordig liggen hier voornamelijk plezierboten. De pier ligt als een halve maan om de haven heen en verraadt hoe het kan spoken op het meer. Tijdens ons bezoek was het erg warm. hield het meer zich rustig en werd de pier gebruikt om een frisse duik te nemen in het diepe water.
Parkje
Naast het haventje ligt een park met een groot grasveld met schaduwrijke bomen en zelfs een strandje waar kinderen heerlijk in het water kunnen spelen. Dit alles met een fantastisch uitzicht op het meer en het dorp. Wat een feest.
Vanaf de oude haven loopt een straat een beetje steil omhoog waar het dorp mij overtuigde om hem vijf sterren te geven. Want naast mooie straatjes, een kasteel, twee prachtige haventjes en een mooi park met strandje mistte ik nog een mooi plein. En die is er ook gewoon, inclusief een oude boom, fontein en leuk terras. Voor ons was het tijd voor een lekker ijsje en dat hebben we dan ook maar besteld.
Yvoire is een heel erg mooi dorp en ja het is er inderdaad druk, maar omdat het vrij groot is en voldoende voorzieningen zijn valt het niet zo erg op.
Mont Ventoux: de indrukwekkendste berg van Frankrijk *****
De Mont Ventoux is ouder dan de Alpen. Zo’n 250 miljoen jaar geleden lag het zuiden van Frankrijk onder een zee. Omdat het Italische schiereiland nog niet tegen Europa was gebotst waren de Alpen nog plat. De bodem van deze zee had enkele ruggen en de Mont Ventoux was er één van. Tweehonderd miljoen jaar later viel de zee voor een gedeelte droog en zorgde de vorming van de Alpen ervoor dat het plateau van de Vaucluse, en dus ook de Mont Ventoux, omhoog werd gedrukt. Na een tijdje een eiland geweest te zijn trok de zee zich verder terug en het resultaat was een kale berg in een aantrekkelijk landschap.
Tour de France
De berg is vooral bekend van het fietsen, en met name de Tour de France. In tegenstelling tot de Alp D’Heuz wordt de Mont Ventoux niet zo heel vaak meegenomen in het parcours. Zo eens in de vier a vijf jaar beklimmen de renners deze berg en elke keer staat dat gerand voor spektakel. Elke bocht en elk steil stuk is wel het toneel geweest van een wielerverhaal waar ook waar Mart Smeets nog zijn hele leven lang boeken over kan schrijven.
Het bekendste verhaal is die van Simpson, die het leven liet tijdens de beklimming. Ikzelf was toen nog niet geboren maar ik kan mij de etappe uit de Tour van 1987 nog goed herinneren. Op een snikhete dag beklommen de renners één voor één de Mont Ventoux en ik bekeek deze op de kleine televisie van de bar op een camping bij Fréjus. Jean-Francois Bernard won voor Roche en Hererra en dat vonden de aanwezig Fransen in de bar prachtig. Ik sloot mij daarbij aan want de man reed zich helemaal kapot en je kon heel goed aan hem zien hoe zwaar de beklimming is. Wat een held!
Ik heb de berg nooit beklommen want wij hebben nooit fietsen mee en een geschikte fiets huren in Frankrijk als je ruim twee meter bent is niet echt makkelijk. Daarbij heb ik de conditie er niet voor en ben ik een slechte klimmer. Ik ken wel een aantal mensen die hem hebben bedwongen en daarvoor heb ik groot respect.
Wielertoerisme
In de zomer is de omgeving van de Mont Ventoux helemaal ingericht voor het wielertoerisme. Vooral het dorp Bédoin waar de bekendste route naar de top begint staat in de zomer helemaal in het teken van de beklimming en dat is leuk om te zien. Niet alleen is het dorp bijzonder aardig en heerst er een gezellige drukte maar het is ook leuk om te zien wie er zoal een poging wagen de Mont Ventoux te beklimmen. Tot begin jaren zeventig van de vorige eeuw was de berg ook het decor van een autorally, maar dat bleek te gevaarlijk en de race naar de top werd geschrapt.
De route naar boven via Bédoin is prachtig en het was ook de route van de klimtijdrit in 1987 en de meest gebruikte in de Tour. Deze voert door het bekende bos waar je nog niet het gevoel hebt dat het heel erg steil is. In de auto tenminste want de fietsers die je passeert hebben het zwaar. Het bos is prachtig en het duurt lang voordat je de boomgrens bereikt. Wanneer je die passeert op zo’n 1.600 meter hoogte beland je in een andere wereld. Binnen een paar bochten verandert het landschap dramatisch en bevind je je in het maanlandschap waar de Mont Ventoux zo bekend om is. De weg is hier steil, de afgrond nog steiler en het is nog een pittig stuk naar de top.
Voordat je die bereikt kom je langs het monument van Simpson waar veel wielrenners hun bidon achterlaten. Het is aan te raden om hier even te stoppen en eenmaal buiten de auto maak je kennis met het andere fenomeen waarom de berg zo beroemd is: wind. Het waait hier namelijk bijna altijd. De plek bij het monument is niet alleen bijzonder omdat hier de bekendste wielerdode is gevallen, maar hier heb je ook een uitzonderlijk uitzicht op zowel de top als de Vaucluse. Anderhalf kilometer onder je ligt Carpentras en Avignon, de beroemde wijnranken van Chateaneuf du Pape en bij helder weer kan je de blauwe water van de Middellandse Zee zien schitteren.
Op de top hebben de Fransen een rare toren gebouwd die doet denken aan een raket. Met de auto is het hier krap en je moet goed uitkijken voor vermoeide wielrenners. Voordat je het weet heb je er één op de motorkap. Uitstappen is een must en als het weer het toelaat is het aan te raden om hier een wandeling te maken. Dat is even klimmen maar als je een paar honderd meter loopt is er bijna niemand meer. Eenmaal weg van de drukte en het verkeer word je bewuster van de omgeving en kan je beter van het indrukwekkende landschap ervaren.
Overbodig om te zeggen dat dit ook een uitstekende plek is voor een kleine picknick. Maar reken er niet te veel op want het weer kan hier roet in het eten gooien. Niet alleen de wind kan een picknick bederven, het kan hier ook koud zijn. Wij hebben een keer meegemaakt dat het boven 8 graden was terwijl het beneden rond de 30 was. Sta je daar in je t-shirt en je korte broek. Gemiddeld is het verschil zo’n 11 graden met beneden maar het kan dus meer zijn. Neem dus altijd een trui mee hoe mooi het ook weer is. Het panorama moet nog mooier zijn bij zonsopgang maar dat hebben wij niet meegemaakt.
Microklimaat van de Mont Ventoux
Ik ben alleen in de zomer op de top geweest maar het moet er ook heel mooi zijn in de lente en de herfst. In de winter is de top gesloten omdat er dan sneeuw ligt en is het alleen te bereiken op ski’s. In elke seizoen is de natuur anders maar de kleuren zijn altijd intens. De natuur op de berg is sowieso bijzonder. Dit komt omdat er verschillende klimaten zijn op de Mont Ventoux. Aan de voet groeien de gewone Provençaalse planten en bomen maar op de top heerst een klimaat die vergelijkbaar is met die van de Alpen. Hier groeien planten die je in de hoogste toppen van Europa en in Groenland vindt.
De bossen op de hellingen van de Mont Ventoux zijn minder oud dan je zou verwachten. Tot de zeventiende eeuw werden de helling beheerst door bossen zoals ze dat nu ook doen. Maar in de eeuwen daarna werden de bomen steeds sneller gekapt om de honger naar hout van de scheepsindustrie in Toulon te stillen. Rond 1840 waren de bomen op en was de hele berg en de rest van de omgeving kaal. Dat beviel kennelijk niet want ruim twintig jaar later begon een uitgebreid herbebossing programma met het resultaat zoals we dat nu kennen. Gelukkig maar, al is het jammer dat er geen foto’s zijn een compleet kale Mont Ventoux, het lijkt mij een indrukkend gezicht.
Chamonix: Aiguille du Midi en de Mer du Glace *****
Chamonix wordt de hoofdstad van de bergsport genoemd. Aangezien wij geen klimmers zijn, drie van de vier gezinsleden hebben hoogtevrees, dachten wij niet zo veel te zoeken te hebben in dit stadje aan de voet van de Mont Blanc. Maar dat bleek helemaal verkeerd gedacht want Chamonix is helemaal leuk en wij hebben er ons […]
Cap de La Hague: de opmerkelijk mooie kust van Cotentin *****
Er waren verschillende wandelaars op het pad en volgens één van hen was het voor een ongeoefende wandelaar met een beetje conditie goed te doen. Het weggetje loopt langs de zee en zag er buitengewoon aantrekkelijk uit maar helaas was niet iedereen van ons goed ter been en moesten we hier vanaf zien.
Na genoten te hebben van het uitzicht vervolgde wij onze weg over de D45 richting Omonville-la-Rogue. Omdat we de smaak te pakken hadden en de zee al een tijdje niet hadden gezien besloten we daar een weggetje in te duiken. Ik ben dol op onbekende weggetjes, het liefst onverhard, navigatie uit en gaan! We zijn zo eens in de Elzas op een tien kilometer lang bospad beland waar je in de eerste versnelling naar boven moet terwijl je stukken steen moet ontwijken.
Dat was achteraf een iets minder avontuur maar nu hadden we geluk. Het ‘brokkelpad’ voerde ons langs weides waar grote koeien ons verbaasd aankeken. De natuur vierde feest en het landschap stond vol met grote struiken met gele bloesem. Toen we met de auto niet verder meer konden zagen we verderop de zee waar we naar toe zijn gelopen. De combinatie van het landschap en de prachtige blauwe zee geeft je het gevoel aan het einde van het continent te zijn, en dat is eigenlijk ook zo.
Terug in de auto vervolgden we onze weg over de D 45. Deze weg loopt door een redelijk ruig landschap met prachtige kleine gehuchten met huizen gemaakt van graniet, vakwerkhuizen kom je hier niet tegen, of kleine haventjes zoals Port Racine.
Het haventje en vuurtoren van Goury
In Goury, het gehucht op Cap de la Hague, besloten we een langere stop te maken. Niet omdat we dat van plan waren maar omdat dit een bijzondere plek is. Het gehucht is gebouwd op een schiereiland en heeft een kleine haven. Hoewel heel klein heeft het toch een regionale functie want hier staat een belangrijk reddingstation. Dat heeft te maken met het grote verschil tussen eb en vloed langs deze kust die te vergelijken is met onze Waddenzee. Het verschil in tij zorgt voor sterke stromingen die kunnen oplopen tot 12 knopen waardoor schepen zo nu en dan tegen de verraderlijke rotsen worden geslagen.
Bij ons bezoek was het duidelijk eb want in het haventje was drooggevallen waarbij de kleine boten op de bodem lagen te wachten op het water. Het station heeft daarom twee mogelijkheden om de reddingsboten te lanceren; één voor bij hoog
water en één voor bij laag water. Naast het haventje is de vuurtoren die op een eilandje staat de Eye-catcher van Goury. Deze is goed te zien als je het gehucht uitloopt. De rotsen bij de zee zijn leuk om te klimmen en we kregen onze kinderen maar nauwelijks weer in de auto.
Nez de Jobourg
Na Goury reden we via de D401 naar Nez de Jobourg. Deze route is aan te bevelen want dan kom je langs de Baie d’Écalgrain. De natuur en geologie is hier ruig en samen met het verlaten strand zorgt dit voor een prachtig panorama. Bij helder weer kan je hier de kanaaleilanden aan de horizon liggen en met heel veel geluk zijn er zeehonden en zelfs kleine walvissen in het water te ontdekken. Voor ons was dit allemaal niet het geval, ik kreeg alleen een SMSje die mij verwelkomde in Guersney.
De laatste stop van die dag was Nez de Jobourg. Bij het aanrijden zie je ook direct één van de grote nadelen van het hele gebied; de Fransen hebben hier een enorme grote nuclaire installatie gebouwd en dat is toch wel het laatste waar je hier op zit te wachten. We besluiten dit gedrocht te negeren en het onze pret niet te laten beïnvloeden.